Auteur: Bertie Velthuis
Bij de steunuitkeringen aan werklozen tijdens de economische malaise aan het begin van de 30-er jaren vindt er in Borne een ernstig geval van fraude plaats. Deze fraude wordt gepleegd door de ambtenaar belast met uitkeringen. Nog voor de fraude daadwerkelijk uitkomt neemt hij, met achterlating van zijn gezin, de wijk naar Canada. Dit gebeuren doet in Borne nogal wat stof opwaaien. Bijzonder is dat niet de werklozen, diegene die steun ontvangen, maar de gemeente Borne schade lijdt. Tijdens de rechtszitting blijkt dat de controle op zijn (financiële) werkzaamheden door het gemeentebestuur nogal te wensen over laat.
De eerste vermelding van het gebeuren vind ik in de Telegraaf van 28 april 1934 onder de kop “Gemeenteambtenaar naar Canada vertrokken”. Met als vervolg: “Ongeveer een maand geleden verdween uit de gemeente plotseling een zekere J.S., ambtenaar bij de werkeloosheidsdienst en werkeloosheidsverzekering”. Deze plotselinge en spoorloze verdwijning van een bekende ingezetene wekte begrijpelijkerwijs groot opzien. Temeer daar hij gehuwd was en een groot gezin had, dat hij zonder verdere zorg achterliet. Deze zonderlinge verdwijning werd in verband gebracht met het
feit, dat de man gedegradeerd was, omdat in zijn administratie zodanige onordelijkheden aan het licht waren gekomen, dat men hem moeilijk kon handhaven. Men dacht nu, dat hij zich deze degradatie zo aangetrokken had dat hij daarom uit het dorp vertrokken was. Sindsdien waren er echter vreemde geruchten rond gegaan in verband met zijn plotselinge vertrek. Er was
sprake van het ontdekken van tekorten in de dienst, die door S. beheerd werd. De politie ging zich met de zaak bemoeien. Zij speurde naar de verblijfplaats van S. en ontdekte, dat hij naar Rotterdam gegaan was en vandaar de oceaan was overgestoken naar Canada. Daar was hij intussen aangekomen. Het bleek dat hij voor zijn vertrek uit Borne zijn maatregelen goed voorbereid had en dagen van tevoren bv. vanuit Almelo koffers met goed naar Rotterdam had laten verzenden. In Borne was men zeer zwijgzaam over het eigenaardige geval en liet men niet veel los. Er bestond echter een sterk vermoeden, dat S. in zijn functie beduidende verduisteringen, ten nadele van deze gemeente, had gepleegd. Dat het onderzoek in volle gang was, was alles wat de autoriteiten hierover op dit moment wilden loslaten.
Dezelfde Telegraaf wist op 30 april 1934 al veel meer informatie over de zaak te geven. “Vermoedelijk een ernstig geval van fraude”, zo luidde de kop van het artikel. Het vermoeden werd groter en groter dat S. in zijn functie fraude had gepleegd. De omvang was nog niet bekend, maar er zouden ettelijke duizenden guldens verduisterd zijn. Wat betreft het gezin dat hij had verlaten, dat bestond uit vrouw en vijf kinderen, terwijl een zesde kind op komst was. Het medelijden met de vrouw was algemeen.
Omtrent de dag en de wijze waarop hij vertrokken was werd het volgende verteld: het gemeentepersoneel had op de dag van de begrafenis van Koningin-Moeder Emma vrij.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-01.jpg)
Toen had S. gezegd dat hij de plechtigheid wilde bijwonen en naar Den Haag ging(1). Naar gebleken was ging hij ‘s morgens per fiets naar Almelo. Hij was daar op de trein gestapt en wel in de tweede klasse. Dit zou hij gedaan hebben om niet gezien te worden. Maar deze handelswijze was opgevallen(2). Door niet in de 3de klasse te stappen maar in de 2de klasse viel het juist op. Hij was allereerst naar Amsterdam gegaan, waar een familiezaak werd geregeld(3). Daarna ging hij naar Den Haag. In de loop van de dag telefoneerde hij naar zijn werkgever en vroeg of hij de volgende dag wat later mocht komen. Dit werd hem toegestaan.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-02-Toenmalig-station-Almelo.jpg)
Maar daarna was niets meer van hem vernomen. De politie heeft uitgezocht dat hij met een valse pas en een zakboekje, afkomstig van een kennis uit Hengelo, de wijk had genomen naar het buitenland.
Wat betreft de positie die hij in Borne op het gemeentehuis innam, vermeldde de Telegraaf: ”Hij was uitsluitend belast met de uitkeringen van gelden aan steuntrekkenden en de administratie daarvan”. Dit was in de gemeente Borne de laatste jaren geen sinecure. Het aantal werklozen was, gezien de malaise in de textielindustrie enorm toegenomen. Ook waren vele inwoners, die werkzaam waren in de textiel in de omringende plaatsen, als gevolg hiervan ontslagen(4).
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-03.jpg)
Over S. werd gezegd dat hij, na langdurig verblijf in het westen van ons land, naar Twente was teruggekeerd. Hij werkte als wever in een fabriek, maar werd ook ontslagen. Juist ten tijde dat de werkloosheid zeer steeg, was hij lid van een gemeentelijke Contactcommissie en omdat hij ook lid was van de Chr. Textielarbeidersorganisatie “Unitas”, had hij wel verstand van de administratieve zaken die bij een uitkering in acht moesten worden genomen. Hij genoot als zodanig een zekere bekendheid en daaraan is het ook toe te schrijven, dat hij eerst enige dagen per week, en later de gehele week de ambtenaar ter secretarie, belast met de uitkeringen, behulpzaam was. Tenslotte kreeg hij deze werkzaamheden geheel in handen en werd als ambtenaar benoemd. Eerst had hij nog enige hulp van volontairs, maar dit hield spoedig op en toen was hij om zo te zeggen alleenheerser. Hij genoot aanvankelijk, dat was begin 1932, het algemeen vertrouwen maar later werd dit anders. In de kringen direct of indirect betrokken bij de steunuitkeringen kwam men langzamerhand tot de overtuiging dat hij niet ten volle berekend was voor zijn taak. Hoewel men niet dadelijk aan onregelmatigheden dacht, vond men toch, dat de positie van hem wel een beetje te ongecontroleerd was en dat dit, zo vernamen wij, ook wel eens ter kennis van de autoriteiten was gebracht. Er waren dagen dat hij wel enige duizenden guldens aan steun uitkeerde. Het is naderhand gebleken, dat de administratie geheel in de knoei zat. Mede was dit een gevolg van de omstandigheid dat hij het jaar daarvoor enige maanden ziek was. Er bleek niemand te zijn die hem kon vervangen en een secretarieambtenaar heeft geruime tijd werk gehad om zich enigermate van de administratie op de hoogte te stellen. Er was toen een geduchte achterstand. Met zekerheid is, hangende het onderzoek, nog niets te zeggen, maar vermoedelijk is het verduisterde bedrag niet groter dan fl. 10.000,–. Er kon slechts over 2 jaren fraude zijn gepleegd. De steuntrekkenden waren, dit stond welhaast vast, niet benadeeld. Hij zou hij alleen vervalsingen in die zin hebben kunnen plegen, dat hij meer gelden opnam dan hij uitbetaalde, zonder daarbij de arbeiders te kort te doen. Het zou hem mogelijk zijn geweest fraude te plegen door o.a. gefingeerde namen op de lijsten te boeken en voorts door reeds geboekte bedragen te veranderen. In elk geval hadden de rijksaccountants niets bemerkt van de vervalsingen. Het was dientengevolge nog onzeker wat er in feite is gebeurd. In vele kringen, zo verzekerde men ons, heeft de overtuiging postgevat dat hij te weinig gecontroleerd was. Het was een publiek geheim dat er iets niet in orde was en reeds vorig jaar zouden er stemmen zijn opgegaan, die een waarschuwend geluid hadden laten horen. Het was bijv. ook opgevallen dat hij na zijn benoeming op grotere voet was gaan leven. Zo betrok hij een nieuw huis en schafte zich allerlei comfort aan. In een kleine plaats als Borne werd over zoiets dadelijk gesproken. We vernamen tenslotte, dat deze geruchtmakende kwestie wel spoedig in een raadszitting zou worden behandeld. Overigens weigerde de burgemeester ons nadere ons nadere mededelingen te doen(5).
De Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 1 mei 1934 schrijft onder de kop “Fraude in Borne Veel fantasie, weinig zekerheid”. Er doen in Borne de wildste geruchten de ronde over de ambtenaar van de werkloosheidsdienst J. Scholten die naar Canada was vertrokken. De bedragen die zouden zijn verduisterd, zouden in de duizenden lopen, maar niet alleen hij, maar de gehele gemeentelijke dienst zou verantwoordelijk moeten worden gesteld voor de gepleegde onregelmatigheden. Er werden verhalen opgedist van fabelachtige schulden, die zouden zijn gemaakt en van onbetaalde rekeningen, waarmee gedupeerde handelsdrijvenden zouden blijven zitten. Ook werden er vertellingen gedaan over grote smokkelaffaires, waarin S. betrokken zou zijn geweest. Deze zouden hem geweldige sommen hebben opgebracht. De krant heeft het huis van de verdwenen ambtenaar J.S. bezocht en heeft gesproken met zijn vrouw. Zijn vrouw deelde mede dat haar man inderdaad naar Canada, haar grote gezin onverzorgd achterlatende, was gegaan. Zij had taal nog teken van hem vernomen. Een dag voor zijn vertrek had hij haar nog uit Den Haag getelefoneerd dat hij de volgende dag zou thuis komen, Maar hij was nog altijd niet verschenen. Tenslotte kwam het uit dat hij naar Canada scheep was gegaan. Hoe hij aan de middelen kwam? De vrouw verklaarde met de hand op ’t hart het niet te weten. Hij bracht altijd zijn salaris normaal huis. Wat hij op het kantoor deed, daar wist ze niets van. Trouwens een politioneel onderzoek thuis heeft wel aan het licht gebracht, dat er onder haar dak niets onregelmatigs was voorgekomen. De krant heeft zich ook tot de gemeentelijke autoriteiten gewend om inlichtingen. En er op gewezen dat er allerlei praatjes worden rondgestrooid. Het staat volgens de autoriteiten wel vast dat er fraude is gepleegd en dat dit op een geraffineerde wijze is geschied. Over wat er is gebeurd wil men niets zeggen, omdat men het zelf nog niet weet. Het kan nog wel lang duren voordat het ingezette onderzoek gereed is. Op wat het publiek zegt, kan men niet ingaan. Dat het bedrag in de tienduizenden loopt is onzin. Zelfs als het om fl. 500,– zou gaan dan zou hij er vandoor zijn gegaan. Het is praktisch gezien ook niet mogelijk dat het bedrag zo hoog is, want de bedragen waarmee hij omging en de wijze waarop hij ze moest besteden waren zodanig dat het niet verantwoorde bedrag klein moet zijn.
Zaak in de gemeenteraad
Op donderdag 24 mei 1934 werd deze zaak in de gemeenteraad besproken. B. en W. stellen voor betreffende ambtenaar oneervol ontslag te geven. De burgemeester zegt dat er onregelmatigheden zijn gepleegd. Het is een politiezaak, die nog in onderzoek is. Het is zeer moeilijk na te gaan hoeveel geld er verduisterd is. Vermoedelijk is dit circa 4 á fl. 5.000,–. Er waren maatregelen getroffen om dergelijke fraude te voorkomen. De burgemeester verschafte inlichtingen hoe nu in het bureau der steunverlening wordt gewerkt. Wanneer iemand nu steun vraagt, moet hij twee aanvraagformulieren invullen, een waarop zijn inkomen staat en een kaart, waarop het steunbedrag komt te staan. Voorts zijn er stempelkaarten, gele, groene en blauwe met een boekhouding. Het spijt hem dat er onregelmatigheden zijn gebeurd en dat het vertrouwen zo is misbruikt. De heer Spanjaard zegt in dit verband een voorstel te hebben, dat hij in een geheime vergadering wil bespreken. Wanneer de vergadering weer wordt geopend, stelt hij voor dat het gemeentebestuur een deskundige benoemd om te onderzoeken of de inrichting der boeken thans goed is en dat er voldoende zekerheid is en dat er geen onregelmatigheden meer gepleegd kunnen worden. De voorzitter zegt dat er zeker een deskundige kan worden aangesteld. Het voorstel tot oneervol ontslag wordt vervolgens aangenomen. In de “vacature” wordt de heer J. Hendriks, als deskundige benoemd.
Verdere krantenberichten
Eind oktober 1934 melden een aantal kranten dat S. in Frankrijk is aangekomen. Alvorens hij op transport wordt gesteld, zal hij omdat hij via Liverpool naar Canada is gereisd, eerst in Engeland moeten verschijnen voor paspoort onderzoek. Hij zal binnenkort in Almelo terechtstaan. Enkele kranten melden dat hij, zoals bij onderzoek naar zijn verblijfplaats is gebleken, hij met een gezin uit Den Haag, naar Canada is vertrokken.
De Telegraaf bericht op 15 december 1934: Justitie had zich met de zaak bemoeid en de verblijfplaats van S. werd opgespoord. Omdat hij in het bezit van een valse pas Canada was binnengekomen wees de regering van Canada hem uit. Bij aankomst in Engeland (deze week) werd hij door de Engelse politie en op verzoek van de Nederlandse regering naar Nederland uitgewezen. Gisteren (14 december 1934) is hij in Rotterdam aangekomen en onder geleide van twee veldwachters naar Almelo getransporteerd. alwaar hij, daar aangekomen, dadelijk voor de rechter-commissaris bij de Almelose rechtbank, jhr. W. G. Mollerus werd geleid. Deze onderwierp hem aan een verhoor. Daarna werd S. in het huis van bewaring te Almelo opgesloten.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-04-East-Canning-dock.jpg)
De rechtszitting
Op dinsdag 19 maart 1935 behandelde de rechtbank te Almelo onder buitengewoon grote publieke belangstelling de zaak tegen de Bornse ambtenaar S. Hem werden drie zaken ten laste gelegd, te weten:
- Valsheid in geschrifte. In de jaren 1932-1933-1934 zou hij, opzettelijk op aan de burgemeester ter ondertekening aan te bieden Staten, het cijfer 1 voor de bedragen gezet, als waren deze bedragen uitbetaald aan de werklozen, terwijl er bedragen zonder 1 werden uitbetaald. Ook zou hij op aan de burgemeester ter ondertekening aan te bieden staten gefingeerde uit te betalen bedragen achter namen van hen die niet meer werkloos waren hebben geplaatst en zou hij valse handtekeningen hebben gezet. Deze laatste bedragen werden dus in werkelijkheid geheel niet uitbetaald. De burgemeester ondertekende deze staten. Daarna verstrekte de ontvanger van de gemeente de niet correcte bedragen, aan de verdachte, die ze vervolgens slechts gedeeltelijk (zonder de 1) of geheel (de gelden voor de niet meer werklozen) niet uitbetaalde. Door te handelen als boven omschreven, pleegde hij op meerdere manieren valsheid in geschrifte. Uit deze handelswijzen kon nadeel voor de gemeente ontstaan.
- Oplichting. Hij zou door de als hierboven omschreven vervalste Staten bij Burgemeester en Wethouders hebben ingeleverd en deze daardoor bewogen hebben tot afgifte van een aan den Ontvanger der gemeente gericht bevelschrift tot betaling aan de Commissie voor Steunverlening van een hoger bedrag dat aan de werklozen werd betaald c.q. geheel niet uit te betalen bedrag.
- Verduistering van een bedrag van ongeveer fl. 5.000,–, welk geld hij als ambtenaar onder zich had.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-05-Gerechtsgebouw-Almelo.jpg)
Verhoor verdachte
Vervolgens wordt de verdachte verhoord. Hieruit blijkt het volgende: Hij was in juni 1932 vast aangesteld als ambtenaar ter secretarie, daarvoor was hij tijdelijk aangesteld. Later werd hij benoemd tot secretaris van de commissie voor Steunverlening en besliste hij feitelijk over de uitkeringen(6).
De President van de Rechtbank mr. Leendertsz vroeg hem of hij het werk eigenlijk wel aankon. “Ging het niet boven uw krachten? Er was tussen U en de burgemeester en de secretaris een welwillende houding; als u toch gezegd had dat u het niet alleen aankon, had men u toch wel geholpen?” zo vroeg de President hem. De verdachte antwoordde: “Eerst hielpen de Secretaris en een volontair. De eerste viel af, de volontair kwam om bij een auto-ongeluk.”(7)
De President van de Rechtbank zegt: “Na vele ongelukken in uw leven en daarbij doel ik voornamelijk op de tijd dat U administrateur was van het Centraal Woningbureau in den Haag, waarbij U ook tekorten had, had u het werk niet moeten aannemen”. De verdachte zegt: “De vrees dat ik ontslagen zou worden heeft mij weerhouden te zeggen dat ik het niet aankon. Ik heb wel eens gezegd dat ik het te druk had.” Hij bekende dat hij foute uitkeringen op de Staten had ingevuld. Hij bekende ook valse handtekeningen geplaatst te hebben van mensen die uit de steun waren gevallen en de Staten te hebben laten doorlopen. In 1933 zegt hij begonnen te zijn met zichzelf gelden toe te eigenen. Omdat hij vreesde, dat de zaak uit zou komen wilde hij weg naar Duitsland. Later kreeg hij idee om naar Canada te gaan. Het bedrag dat hij verduisterde had, werd geschat op ongeveer fl. 5.000,–(8)
Zelf dacht verdachte dat het verduisterde bedrag hoger was. De overtocht naar Canada, waarvoor hij ook voor drie andere personen uit Den Haag betaald had, kostte ongeveer fl. 600,–. Hij kocht have en goed, een boerderij met veel koeien, voor bijna fl. 4.000,–. Er was nog ongeveer fl. 700,– over toen hij op 20 juni in Canada in hechtenis werd genomen. Op 7 augustus werd hij een maand in vrijheid gesteld om zijn farm te liquideren. Op 20 oktober 1934 werd hij per boot naar Engeland gebracht en op 14 december 1934 was hij naar ons land gekomen.
De andere misdrijven zoals valsheid in geschrifte bedreef hij om zijn tekorten te dekken. Wanneer de President, vraagt hoe hij, die toch gewoon typograaf en wever geweest was, in de gemeente- administratie was gekomen antwoordde hij: “Ik was werkloos. Ik was voorzitter van de textiel-arbeidersorganisatie “Unitas” geworden.”(9)
“In deze functie kwam ik in de commissie voor Steunverlening. Toen de gemeenteambtenaar het werk niet meer aankon heb ik hem geholpen, eerst tijdelijk, later vast”. Tenslotte werd hij hoofd van de afdeling, terwijl hij hiervoor de capaciteiten niet had. De President vroeg hem hoeveel zijn salaris was. Dat bleek fl. 1.500,– (jaarlijks) te zijn(10).
De President vroeg hem ook of hij geprotegeerd was. De verdachte zegt: ”voor zover ik weet niet”. “Ook niet door den Hervormde predikant Wartena?” vraagt de President. De verdachte weet hier niets van(11).
Toen de President hem vroeg of zijn gezin wat van de verduisteringen ten goede was gekomen antwoordde hij dat dit niet het geval was.
Getuigenverhoor
Er waren maar liefst 12 getuigen opgeroepen. Als eerste burgemeester P.A. Schaepman.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-06-Burgemeester-P.A.-Schaepman.jpg)
Deze verklaarde dat de voorganger van de verdachte de zaken op orde had. Dat verdachte het geld van de ontvanger kreeg nadat hij na zijn opdracht hiertoe gaf. En dat verdachte wel eens om hulp heeft gevraagd, die hij toen kreeg van een volontair. Nadat de President zegt dat de verdachte het werk niet aankon en het een janboel was, beaamde Schaepman dit en zegt geen moment getwijfeld te hebben aan verdachte, die zijn volle vertrouwen had. Achteraf was scherpere controle beter geweest. Wanneer de President hem confronteert met de vraag of hij niet wist dat, verdachte in den Haag ook een positie had, waarbij hij met financiën te doen had, en dit ook een mislukking was, antwoordt hij dat hij dat niet wist. Volgens andere verslagen van de rechtszitting zouden er in den Haag bij Centraal Woningbeheer onregelmatigheden zijn ontdekt. De president vraagt hem of hij niet gewaarschuwd is door een zekere boekdrukker genaamd Over? De getuige zegt dat hij zich dit niet kan herinneren(12).
Op een vraag van de President of er opmerkingen waren over het gedrag van de verdachte antwoordde hij ”Volgens mij niet”. De burgemeester merkte nog op dat de verdachte naar uiterlijke vormen heel hard werkte.
De gemeentesecretaris, de heer Hoppe, zei dat verdachte en de burgemeester de zaken behandelden.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-07-De-heer-Hoppe.jpg)
Hij zou controleren. Dat was in de praktijk niet gebeurd en wel buiten zijn schuld. In mei 1933 had hij nog een rapport over de verdachte uitgebracht en ook later had hij te kennen gegeven de
verantwoordelijkheid niet op zich te kunnen nemen. De gemeente leed een schade van ongeveer fl. 5.000,–, dat niet door het rijk werd vergoed.
De hoofdaccountant, de heer Hootsen, die op verzoek van de Officier van Justitie de zaak had onderzocht, constateerde verduistering en vervalsing. Het tekort lag tussen de fl. 5.000,– en fl. 6.000,–
Gemeenteambtenaar, de heer Dik, had de verdachte, gedurende zijn ziekte, vervangen.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-08-De-heer-Dik.jpg)
Alles bleek aan de administratie te ontbreken. De “grondkaarten” waren bijv. niet bijgehouden. Uit een steekproef bleek dat de Staten klopten met de Staten van de Ontvanger. Er waren wel telfouten.
Ook werden een aantal getuigen, die steunuitkeringen ontvingen, als getuigen gehoord. Dit geeft het volgende beeld:
Joh. ter Haar, houtzager te Borne, was een tijdlang werkloos geweest en kreeg per week fl. 5,47 uitgekeerd door verdachte, die daarvoor fl. 15,47 op de staat invulde en dit zolang hij werkloos was geweest.
G. Oude Munnik, metselaar te Borne, kreeg als hij werkloos was van verdachte een bedrag van nooit meer dan fl. 7,– en op de staat hogere bedragen ingevuld waren door verdachte, terwijl er ook een paar keer een valse handtekening op voorkwam.
G. J. Beune, venter te Borne, kreeg zijn steun middels zijn organisatie en wel hoogstens fl. 3,54, terwijl verdachte op zijn staat fl. 13,54 invulde.
R. J. Grob, metaalarbeider te Borne kreeg, als hij werkloos was, rond de fl. 16,– steun, terwijl verdachte een veel hoger bedrag noteerde en enkele valse handtekeningen plaatste.
Th. J. v.d. Locht, houtvormer te Borne, kreeg bij werkloosheid steun, echter niet zo veel als verdachte op zijn staat noteerde. Ook stonden op deze staat valse handtekeningen.
Door de reclassering was van de hand van de heer ter Horst, een rapport over het leven van verdachte uitgebracht. Hij was van mening dat verdachte van iemand steun moet hebben, die hem zal weerhouden hoger te grijpen dan hij kan. Verdachte moest typograaf blijven en niet met geld omgaan. In het rapport kwam hij tot de slotsom dat hier een gedeeltelijk voorwaardelijke veroordeling op zijn plaats zou zijn in ’t belang van verdachte en zijn gezin.
Als getuige á decharge werd gehoord, de heer D. van Leeuwen, landbouwer en wethouder van Borne.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-09-De-heer-D.-van-Leeuwen.jpg)
Hij verklaarde dat verdachte een ijverige werker was die zijn zaken uitstekend behartigde. Hij zei dat verdachte meermalen om hulp had gevraagd, omdat hij ’t werk niet aankon. Hij wilde hiervoor wel fl. 100,– salaris laten vallen. Wel was verdachte slordig met geld, zo stak hij bijv. eens fl. 1.000,– in zijn buitenzak. Hij had de burgemeester wel eens gezegd dat verdachte roekeloos met geld omsprong. Van “achterovertrekkerij” hadden we geen vermoeden. De officier vroeg hem of mej. van den Berg, bij de fa. Spanjaard de ambtenares van maatschappelijk werk hem niet over de verdachte had gesproken. Hij antwoordde hierop dat zij hem verhalen deed over het beheer van verdachte in Den Haag. Ze sprak over verregaande slordigheid van de zijde van verdachte. Hij had deze informatie in B. en W. besproken. Verdachte was toen overgeplaatst naar het nieuwe gemeentehuis. “Dit bracht geen betere controle mee”, zo merkte de President op(13). De Officier van Justitie, mr. Wolfson, zei dat de verdachte de eerste verduisteringen pleegde om gaten te kunnen vullen en toen ging het bergafwaarts. Hij maakte toen valse handtekeningen en valse staten. Hij achtte de drie feiten, aan de verdachte ten laste gelegd, alle bewezen. Wel is hij van mening dat van de zijde van hen die over hem het toezicht hadden uit te oefenen, kon worden gezegd dat zij geen inlichtingen over hem hadden ingewonnen en geen goede controle over hem hadden uitgeoefend. Dit viel ter ontlasting van de verdachte op te merken. Ware dit wel het geval geweest dan was het waarschijnlijk nooit zo ver met hem gekomen. Hij is het niet eens met de ambtenaar van de reclassering om een gedeeltelijke voorwaardelijke straf op te leggen, daarvoor waren de gepleegde feiten te ernstig. Hij eiste 1 jaar en 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van preventief (voorarrest)
De toegevoegde verdediger Mej. mr. H. G. Veth besprak vooral de psychologische kant van de zaak. In het reclasseringsrapport werd volgens haar vermeld dat verdachte een hang had naar het hogere. Maar hij had volgens haar alleen naar het hogere gegrepen door de dwang van de noodzakelijke omstandigheden. Hij zou enige malen naar Almelo op weg zijn geweest om zich zelf aan te geven. Hij had steeds de hoop dat het maar uitkwam. Hij stelde zich voor ogen het onrecht te herstellen. Verdachte had zich tijdens het gerechtelijk onderzoek correct gedragen en hij had niet geprobeerd de schuld gedeeltelijk op anderen te gooien. Hij had een groot schuldgevoel, hetgeen ook zou blijken uit brieven aan zijn vrouw. Hieruit citeerde mej. Veth : “Ik moet boete doen voor hetgeen ik gedaan heb”. Zij wijst er op dat alleen de gemeente Borne is benadeeld. En niet de steuntrekkers. Zij pleitte voor een gedeeltelijk voorwaardelijke straf.
Wat meldde de Bornse Courant over deze zaak?
De krant was zeer terughoudend. Ze berichtte alleen over de rechtszaak en niet wat daaraan vooraf ging. Over de zitting zelf berichtte ze dat de belangstelling zeer groot was. Ze schreef dat er een groot aantal getuigen, o.a. de burgemeester, de gemeentesecretaris, een ambtenaar van de gemeentesecretarie, een wethouder, alsmede verschillende gedupeerde werklozen, waren. Er werd een gevangenisstraf geëist van 1 jaar en 6 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis in Nederland doorgebracht vanaf 14 dec. 1934. Er werd nog opgemerkt dat de werklozen niet waren gedupeerd, zo was uit de rechtszaak gebleken.
Uitspraak
Op 1 april 1935 werd verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, waarvan 3 maand voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Mij is niet gebleken dat hij de nog resterende fl. 700,– en de opbrengsten van de verkoop van de boerderij in Canada of wat daar ten tijde van de rechtszaak nog van over was moest afstaan. En zo ja, dat dit geld aan de gemeente Borne ten goede is gekomen.
![](https://heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-01-pag-10-16-Afb.-10-De-Gouden-Standaard.jpg)
Tenslotte:
De verdachte had bij zijn veroordeling reeds 3,5 maand in voorarrest gezeten. Dit betekende dat hij na ongeveer 5,5 maand, dus half september 1935, weer op vrije voeten kwam. De verdachte heeft spoedig daarna samen met zijn gezin de gemeente Borne verlaten. Hij is met zijn gezin naar Hillegersberg(14) verhuisd. Daar werd op 8 juni 1936 nog een zoon geboren.
Het gebeuren heeft in Borne diepe indruk gemaakt. Het vertrouwen in het gemeentebestuur was ernstig geschaad. Dit blijkt uit de volgende gebeurtenis:
In het Twentsch Dagblad Tubantia en Enschedesche Courant van 20 juli 1934 staat een verslag van een andere rechtszaak over een voorval op de afdeling waar steunuitkeringen in Borne. Het betreft het volgende:
Een scheldende stempelaar. A.J.W. uit Borne veroorzaakte op 25 mei 1934 een incident op de afdeling Crisiszaken in het oude gemeentehuis aldaar. Hij kreeg met den ambtenaar Hendriks kwestie over het stempelen en het bedrag van de steun. W. verkoos nl. alleen ’s morgens te komen stempelen, waarbij hij zich beriep op een advies van den dokter, die hem rust had voorgeschreven, welk advies later uit den duim bleek te zijn gezogen. Ik kreeg toen van W. een stortvloed van scheldwoorden te horen, zegt voornoemde ambtenaar. Hij verweet me, dat ik dief was van zijn centen, ik stak zijn steun in mijn zak en kwam ook nog in Canada terecht. Herhaalde malen was toen van hem gevorderd het kantoor te verlaten, doch W. voldeed daar niet aan. Nadat hij uitgeraasd was, verliet hij tenslotte schoorvoetend het lokaal. W. praat om zo te zeggen als Brugman. Het komt, alles bij elkaar genomen hierop neer, dat hij enkele door hem ten laste gelegde woorden niet gebezigd had. Dat doet er niet zo heel veel toe zegt de politierechter. Hij wordt tot 1 week gevangenisstraf voorwaardelijk met proeftijd van 3 jaar veroordeeld. De eis was 14 dagen voorwaardelijk.
De woorden “Hij verweet mij dat ik de dief was van zijn centen, ik stak zijn steun in mijn zak en kwam ook nog in Canada terecht” spreken in dit verband boekdelen.
Naschrift
Verdachte is Jan Adrianus Scholten (letterzetter), geboren op 6 mei 1894 te Borne. Hij is een zoon van Willem Scholten (fabrieksarbeider-wever) en Gezina Catharina Ente. Hij huwt op 25 jarige leeftijd met de 23-jarige Johanna Doeschot (dienstbode) geboren op 9 september 1896 te Borne. Vader van de bruid is Antonie Doeschot (schilder), haar moeder is Hendrika Wilhelmina Hagedoorn. Uit het huwelijk worden 7 kinderen, 6 jongens en een meisje, geboren. De oudste vier te Den Haag, de twee daarop volgende kinderen te Borne en het jongste kind in Hillegersberg. Het 6-de kind is geboren op 8 mei 1934, ongeveer 6 weken nadat de vader naar Canada was vertrokken.
Noten
- Koningin-moeder Emma is op 27 maart 1934 in de Nieuwe Kerk te Delft bijgezet.
- In die tijd waren er in de treinen nog 3 klassen, te weten 1ste, 2de en 3de klasse. Gewone mensen reisden 3de klasse.
- Wat er precies is geweest heb ik niet kunnen achterhalen. Het lijkt verder ook niet van belang.
- Deze grote werkloosheid was een gevolg van de beurskrach van 1929. Op zwarte donderdag (24 oktober 1929) klapte de aandelenkoers in elkaar. De grootste depressie van de twintigste eeuw kwam op gang. De export van de Twentse textiel industrie nam sterk af. De markt in Nederlands-Indië ging grotendeels verloren. Japan verzorgde daar in 1932 voor 80% de textielimport. Japanse producten waren door het geringe arbeidsloon financieel aantrekkelijker dan Europese producten. Ook konden de Twentse textielfabrikanten hun goederen niet langer in Europese landen kwijt. Deze landen namen allerlei protectionistische maatregelen. Ook was de Nederlandse concurrentiepositie op de internationale markt slecht. Reden hiervoor was het vasthouden aan de zgn. Gouden Standaard. Dit een muntstelsel waarin de economische rekeneenheid een vast gewicht aan goud is. Toen dit stelsel eind september 1936 werd losgelaten ging de economie zich weer herstellen. De problemen ging men te lijf door productiebeperkingen en bedrijfsinkrimping met loonsverlaging, ontslag van werknemers en arbeidstijdverkorting. (Door de fa. Spanjaard werd in 1932 en de eerste helft van 1933 zelfs een deel van de machines naar Engeland overgebracht. Deze waren daar in de tweede helft van 1933 vol in productie)
- De functie die verdachte bekleedde was zeker geen gemakkelijke. Zo is hij op 14 februari 1933 door de 21-jarige grondwerker J. v. W. mishandeld. In het verslag van de rechtszitting over deze aangelegenheid valt het volgende te lezen: “J. v. W. was naar het gemeentehuis gekomen en om directe steun te vragen. Verdachte zei hem dat hij dit schriftelijk moest vragen. Omdat J. v. W. directe steun verlangde had verdachte (de heer S.) de deur geopend en J. v. W. verzocht het kantoor te verlaten.
J. v. W. heeft verdachte toen een klap tussen de ogen gegeven en toen verdachte probeerde deze af te weren is een van zijn vinger in de mond van J. v. W. gekomen. J. v. W. beet toe en hield als een fox-terrier vast. Verdachte had zijn vinger ernstig verwond en moest zich onder behandeling van een arts stellen”. Overigens: Verdachte (de heer S.) meende dat het bijten een ongelukkige samenloop van omstandigheden was te wijten. J. v. W. had nog diezelfde avond, samen met zijn vrouw, een bezoek aan verdachte gebracht om het af te maken. Op 3 mei 1933 werd de grondwerker voor het gebeuren tot 14 dagen gevangenisstraf veroordeeld. Burgemeester P.A. Schaepman drukte in de raadsvergadering van 27 februari 1933 zijn spijt uit over hetgeen met een der ambtenaren was voorgevallen. Tevens zei hij dat ook de heren van het plaatselijke crisiscomité, die zich geheel belangeloos ter beschikking stelden, telkens bedreigd werden. Hij zou hiertegen voortaan strenge maatregelen nemen.
Met het plaatselijke crisis-comité (p.c.c.) wordt bedoeld een comité dat door het gemeentebestuur was opgericht om de grote noden van de werklozen te lenigen. - Op 16 november 1932 wordt door de gemeenteraad een verordening aangenomen voor het agentschap der arbeidsbemiddeling. Verdachte wordt in dezelfde raadsvergadering aangesteld als Correspondent. Reeds bij de raadsvergadering van 22 december 1932 wordt, i.v.m. de reorganisatie Arbeidsbemiddeling aan de heer G. Dijkslag eervol ontslag verleend als Correspondent der Arbeidsbemiddeling. Tot agent der arbeidsbemiddeling wordt verdachte als ambtenaar in Algemene Dienst benoemd.
- Deze volontair was de 18-jarige G.E.E. Mensink uit Hengelo. Verschillende regionale en landelijke dagbladen schreven het volgende: Op dinsdag 23 augustus 1932 fietste hij om kwart voor een huiswaarts, in de richting van Hengelo. Even buiten Borne reed hij een langzaam rijdende auto links voorbij, juist toen een vrachtwagen van Hengelo kwam. Hij kreeg eerst een klap van de richtingwijzer en daarna van de achterkant van deze vrachtauto. Na ter plaatse voorzien te zijn van de H.H. Sacramenten der stervenden werd de ongelukkige per ziekenauto naar Hengelo vervoerd. Burgemeester Schaepman opende die dinsdag de raadsvergadering door enige woorden van rouwbeklag te spreken over het ongeluk. Hij zei dat, hoewel de overledene nog buiten het gemeenteverband stond, wij hem hebben leren waarderen als een plichtsgetrouw jongmens, die steeds iedereen ten dienste stond.
- Dit was ongeveer het salaris van een burgemeester van een gemeente met de omvang van de gemeente Borne. Wanneer we dit omrekenen naar huidige maatstaven dan betreft het verduisterde bedrag € 100.000 tot € 125.000,–
- Unitas werd in 1896 opgericht. De officiële naam is Twentsche Christelijke Katoenbewerkersbond Unitas. Ze was opgezet als een los federatief verband van plaatselijke katholieke en protestants-christelijke textielarbeidersverenigingen Van deze gezindten overschrijdende organisatiestructuur was Alfons Ariëns de grondlegger.
- Dit was een relatief laag salaris. Hij had kennelijk een van de lagere ambtelijke rangen. T.o.v. de uitkeringen die de werklozen ontvingen was het echter behoorlijk veel. Immers werklozen ontvingen namelijk een bedrag, dat mede afhankelijk was van de gezinsgrootte. Gemiddeld geschat op ongeveer fl. 10,– tot fl. 12,– per week, dus jaarlijks fl. 500,– tot fl. 600,–. Vanuit dit perspectief had hij een behoorlijk inkomen).
- Dominee A. Wartena was naast predikant ook lid van het met door 4 mensen bemande en met de uitvoering van de werkzaamheden belaste van het plaatselijke crisis comité Borne. (Zie eerder)
- De heer Over was eigenaar van de drukkerij en uitgever van de Bornsche Courant, Gezien het oorspronkelijke beroep van verdachte, typograaf, is het waarschijnlijk dat ze elkaar kenden.
- Verdachte had zijn werkplek aanvankelijk in het oude gemeentehuis gelegen aan de Markt. Met het nieuwe gemeentehuis werd bedoeld de op 5 april 1930 als gemeentehuis in gebruik genomen villa Elisabeth, thans Dorset Mansion House.
- Hillegersberg was tot 1 augustus 1941 een zelfstandige gemeente juist ten Noorden van Rotterdam. Op genoemde datum is het bij Rotterdam gevoegd.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)