Boorn & Boerschop 2021-01: Moeilijke Jaren – Een eufemisme voor een rampzalige tijd…….

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Frans Claas

Dit artikel begin ik te schrijven in de lockdown-periode vanwege het coronavirus begin 2021. Alom wordt er gesproken over een moeilijke tijd en niet ten onrechte, maar alles is betrekkelijk…..
Ik wil met u terug naar een periode in Twente, die ook te omschrijven is al een moeilijke tijd, maar waarbij deze typering ook gezien kan worden als een eufemisme. Waarom dat zo is, zal u in de loop van dit artikel hopelijk duidelijk worden. Het betreft de periode tussen grofweg 1575 en 1600, tijdens de eerste fase van de Tachtigjarige Oorlog, toen Twente het zwaar te verduren kreeg.

Wat aan de Tachtigjarige Oorlog vooraf ging

Willem van Oranje ( 1533 – 1584, ook bekend als Willem de Zwijger, omdat hij zelden het achterste van zijn tong liet zien ) begon zijn loopbaan in dienst van Keizer Karel V. Karel V was naast Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie(1) ondermeer ook Koning van Spanje en Heer der Nederlanden. De Nederlanden (of ook wel België geheten (2)) was een verzamelnaam voor alle gebieden boven de huidige Noord Franse grens. Onder Keizer Karel V omvatte de Nederlanden grofweg het gebied, dat we wel eens aanduiden met Benelux en het viel staatsrechtelijk onder de Koning van Spanje.

Afb. 01: De Nederlanden van 1543 tot 1579, Bisdom Luik is neutraal gebied.(Bron: Wikipedia)

Willem van Oranje was een vertrouweling van Karel V. Nadat Karel V in 1555 aftrad als Koning van Spanje en zijn zoon Filips II benoemde tot zijn opvolger, bleef Willem van Oranje aanvankelijk trouw aan de Koning. Zo maakte hij deel uit van de Spaanse onderhandelingsdelegatie bij de Vrede van Cateau-Cambrésis.
Na eeuwenlange twisten, bondgenootschappen en oorlogen tussen de monarchen van Duitsland, Frankrijk, Spanje en Engeland over de grenzen van hun Rijken, werd in 1559 de Vrede van Cateau-Cambrésis gesloten.(3) Naast een heleboel andere (grens-)afspraken, werd in dit vredesoverleg ook besloten tot een nieuw staatsverband middels de samenvoeging van een 17-tal gebieden, de ’17 Verenigde Nederlanden’ geheten. Dit staatsverband maakte deel uit van het Spaanse Rijk en viel dus onder Koning Filips II.
De ’17 Verenigde Nederlanden’ omvatten de volgende gebieden; Holland, Zeeland, Vlaanderen, Artesië ( = Artois ), Henegouwen, Namen, Zutphen, Brabant, Luxemburg, Limburg, Gelre, Overijssel, Groningen, Friesland, Utrecht, Mechelen en Antwerpen.

Afb. 02: Willem van Oranje, Schilder: Adriaen Thomasz Key (1579) (Bron: Wikipedia)

In 1559 wordt Willem van Oranje door Filips II benoemd tot Stadhouder ( = plaatsvervanger van de regerend Heer der Nederlanden ) van Holland, Zeeland en Utrecht.
De politiek van de streng katholieke Filips II riep allengs steeds meer protest op. Die politiek was vooral gericht op het onderdrukken van de protestantse ketters. Dit leidde uiteindelijk tot de Beeldenstorm ( 1566 ) en als reactie daarop stuurde Filips II de Hertog van Alva naar de Nederlanden.
Alva stelde, om zijn expeditie naar de Nederlanden te kunnen bekostigen, verschillende belastingen in, hetgeen bij de edelen tot groot verzet leidde. Door deze maatregelen en het nietsontziende optreden van Alva tegen de protestanten ontstond er een steeds breder verzet tegen hem en Spanje.
Dit verzet leidde tot de Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568, waar onder leiding van Lodewijk en Adolf van Nassau ( twee broers van Willem ) een deel van Groningen werd veroverd. Alva reageerde furieus en liet in Brussel 20 vooraanstaande edelen ombrengen, waaronder de Graven van Egmond en Horne.
Algemeen wordt de Slag bij Heiligerlee beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog.

De weg naar het ‘Plakkaat van Verlatinge’

De ontevredenheid over het optreden en de maatregelen van Alva namen gestaag toe. Steeds meer gebieden en steden sloten zich bij het verzet aan. Dat leidde op 19 juli 1572 tot de eerste ‘vrije’ vergadering van de gewestelijke Staten, die plaats vindt in Dordrecht. Het bijeenroepen van een dergelijke vergadering was het exclusieve recht van de landsheer en werd daarom gezien als een revolutionaire daad. Willem van Oranje werd er benoemd tot ‘hun’ stadhouder.(4) Inmiddels waren de verhoudingen binnen de ’17 Verenigde Nederlanden’ sterk gepolariseerd en was de scheiding tussen de zuidelijke – en noordelijke Nederlanden een feit.

Afb. 03: Johan van Oldenbarnevelt, Schilder: Michiel van Mierevelt ± 1616 (Bron: Wikipedia)

Op 26 juli 1581 werd het zogeheten ‘Plakkaat van Verlatinghe’ getekend door de op dat moment bij het verzet aangesloten gebieden. Het wordt ook wel de Akte van Afzwering genoemd, omdat dit document wordt gezien als de feitelijke onafhankelijkheidsverklaring van de ( noordelijke ) Nederlanden en een belangrijke voorloper is van de Grondwet. Bij de besluitvorming waren de gewesten Brabant, Gelre, Vlaanderen, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland en Overijssel ( ! ) vertegenwoordigd. Overigens heeft Overijssel het document niet ondertekend, maar vocht wel mee met de andere opstandige gewesten om de Spaanse troepen te verdrijven. Het lag wat ingewikkeld, daarom eerst meer over de Heerlijkheid Overijssel ( van 1528 – 1798 ).

Heerlijkheid Overijssel

In 1527 stond de Stichtse ( = Utrechtse ) Bisschop Hendrik van Beieren het Sticht af aan Keizer Karel V. Begin 1528 erkenden de Overijsselse steden en ridderschappen Karel als landsheer, waarmee Overijssel een Heerlijkheid werd. De Keizer liet zich vertegenwoordigen door een stadhouder, die in de jaren 1528-1584 dezelfde was als die van Friesland.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was Overijssel van 1580-1597 verdeeld in een Staats deel ( de IJsselstreek, het gebied rond Vollenhove en de hoofdsteden Kampen, Zwolle en Deventer ) en een Spaans deel, waartoe Twente behoorde. Beide delen hadden hun eigen stadhouder. Vanaf 1584 had het Staatse deel een eigen stadhouder, los van Friesland.
Van 1546 tot 1702 behoorde ook het graafschap Lingen ( thans in Duitsland gelegen ) bij de Heerlijkheid Overijssel.

Situatie na ‘Plakkaat van Verlatinghe’

Door de weigering van de Staten Generaal van Holland ( gevormd door vertegenwoordigers van de deelnemende gewesten ) om Filips II langer als hun koning te erkennen, viel de landsheer dus weg. In feite werden de aangesloten gewesten een zelfstandige republiek zonder duidelijk staatshoofd. De macht werd gevormd door de Staten Generaal. De koning van Spanje wilde zijn heerschappij niet opgeven en stuurde het Spaanse leger naar Nederland. Tevens werd Willem van Oranje vogelvrij verklaard. De Tachtigjarige Oorlog was nu een strijd tussen de koning van Spanje en de Staten Generaal en tevens een godsdienststrijd tussen katholieken en protestanten, aanhangers van zowel Luther als Calvijn.

Twente

Nu in grote lijnen het kader waarin de Tachtigjarige Oorlog plaats vond is beschreven, richten we ons op de situatie in Twente.
Zoals uit het voorgaande al duidelijk geworden zal zijn, was er in deze oorlog geen duidelijk front. Wel was er veel onrust, want groepjes losgeslagen lieden van zowel Staatse als Spaanse kant terroriseerden de bevolking op het platteland. Deze groepjes opereerden vanuit kastelen, maar ook vanuit plaatsen als Almelo, Ootmarsum en Enschede.
De eerste jaren van de oorlog waren nog vrij rustig in Twente. Dat veranderde toen in 1572 Graaf Willem van den Bergh(5) met zijn in Duitsland geronselde leger Zutphen innam ( en zich dus aan de zijde van Willem van Oranje schaarde ), hetgeen leidde tot plunderingen door zowel zijn manschappen als een deel van de burgerij van katholieke objecten en personen; kerken en kloosters werden bestormd en leeggeroofd en/of in brand gestoken, geestelijken werden mishandeld of gedood en ook deinsden men niet terug voor het verkrachten van nonnen. Vanuit Zutphen trok hij ergens halverwege juli al plunderend door Twente, waarbij o.a. Goor het moest ontgelden. In Albergen werd het rijke Sint-Anthoniusklooster aangedaan, dat zij een flinke som geld afpersten omdat zij dreigden het in brand te steken. Dit was op 14 juli en op 17 juli werd Oldenzaal ingenomen, wat ook met de nodige plunderingen gepaard ging.
Na zo’n vier maanden heroverde Hertog Erik van Brunswijk ( in Spaanse dienst ) de vesting Oldenzaal. Bovendien worden er legereenheden in Oldenzaal en omliggende plaatsen gestationeerd.
Zowel Spaanse als Staatse soldaten houden behoorlijk huis in Twente. Zo leden onder meer de boeren in Hengevelde veel schade in 1573 bij aanvallen van ruiters en knechten.
In feite ontstond er in Twente een permanente dreiging van plundering, brandschatting, armoede, ziekte en hongersnood. Vanwege de door Alva ingevoerde belastingen was er namelijk al veel armoede ontstaan in Twente.
Er waren regelmatig korte schermutselingen tussen allerlei partijen omdat er feitelijk geen duidelijk gezag was. Er was sprake van grote wanorde. Het zou er niet beter op worden …. .
Tegen 1580 was Twente weer geheel onder Spaans gezag. Dat betekende echter, dat de adel moest gaan kiezen in een soort duivels dilemma:
Kies je voor de Staatse kant, dan word je arm. Alle opbrengsten van het land, evenals de zetel in de ridderschap, het college van Overijsselse edelen, gaan aan je voorbij.
Kies je voor de Spaanse koning, dan riskeer je plunderende Staatse troepen op je gebied.
De familie Schele van het Weleveld zag de problemen al aankomen en koos ervoor om Twente tijdelijk te verlaten. Van 1580 tot 1597 woonden zij afwisselend in Rheine en de Scheelenburg bij Osnabrück.
Er volgde een bijzonder roerige en onoverzichtelijke tijd, die voor het dorp Borne zelf relatief rustig is verlopen. Wel was er, zoals overal in Twente, sprake van ( grote ) armoede.
De oorlog werd hier eigenlijk gevoerd als een vorm van guerrilla oorlog, met relatief kleine legers, die onverwacht toesloegen. Zo zijn plaatsen als Oldenzaal en Delden verschillende malen ingenomen en weer terug veroverd. Er waren veel verwoestingen ( één van de tactieken was alles plat branden, ook wel de tactiek van de verschroeide aarde genoemd ) en veel armoede. Bovendien waren de plaatselijke adellijke Heren niet allemaal even geloofs- en partijvast, zodat ook dat niet altijd houvast gaf. Gevolg was, dat woeste benden het land van Twente en Salland afstroopten op zoek naar buit. Zij waren in Staatse dienst geweest, maar nu ‘heerloos’ en redeloos.

Slag om Goor 1581 en de jaren erna

De legers van Willem van Oranje, Maurits, Frederik Hendrik en hun nazaten vochten voor de vrijheid en zelfstandigheid van de nieuwe Republiek. Aangezien Twente in 1580 nog geheel in Spaanse handen was, werd het een kwestie van tijd wanneer de veroveringen zouden gaan plaats vinden. Lang hoefde men niet te wachten, want Eggerik Ripperda, drost van Twente en bewoner van kasteel Weldam, wist overste IJsselstein uit Deventer ( dat toen in Staatse handen was ) over te halen om een verrassingsaanval te doen op de vesting Goor om van daaruit Twente te veroveren.
Midden juli 1581 trok IJsselstein met ongeveer duizend soldaten en vier kanonnen Goor binnen. Hij veroverde al snel de Spaanse schans bij de huidige Hofkerk. Vervolgens sloeg hij het beleg op voor de vesting ‘het Schild’. De aanval liep echter spaak toen Spaanse ruiters onder aanvoering van Maarten Schenck de vesting ontzetten en de Staatse soldaten, met achterlating van enkele kanonnen, terug wisten te drijven. Het zou tot 1589 duren voor de Staatse troepen weer een aanval op Goor zou wagen.
Eggerik Ripperda werd door Maarten Schenck gevangen genomen en vastgezet in een kasteel in Gelderland. Illustratief voor de wanorde in die tijd is het vervolg van Eggerik Ripperda …. .
Nu Eggerik gevangen zat, was het gedaan met zijn bestuurlijke functies. Hij zou zich vrij kunnen kopen, vermits hij een aanzienlijk losgeld zou betalen. Omdat Eggerik dat zelf niet op kon hoesten, onderhandelde hij in 1582 met het stadsbestuur van Deventer ( dat in Staatse handen was ) in de hoop om het losgeld te kunnen krijgen. In plaats daarvan werd hij door de Deventer magistraat ( op bevel van Maurits! ) opgesloten in een poorthuis, waar hij in 1584 overleed. De reden van de houding van Maurits was, dat Eggerik eigenmachtig, zonder medeweten van Willem van Oranje en de Staten Generaal, gehandeld had. Moraal van dit verhaal; het begrip vriend of vijand was erg diffuus in deze tijd.(6)
Het bleef nog lang onrustig in deze streken. Zo ondernam de Spaanse hopman Hugo Pruim vanuit Lochem plundertochten in de omgeving van Delden en Hengelo. Zo zou hij in Azelo hebben huisgehouden en de Havezate Hagmolen in Bentelo hebben verwoest.
Tot overmaat van ramp wordt Enschede in de jaren 1581 en 1582 ook nog geteisterd door de pest. Bovendien roept de Spaanse stadhouder de boeren onder de wapens tegen een mogelijke Staatse aanval.

1582

In 1582 verjaagt de beruchte kapitein in Staatse dienst Pruyst(7) , gelegerd bij de Schuilenburg te Hellendoorn, de inwoners van Delden en daarna van Goor en dat gaat niet zachtzinnig. In dit jaar wordt ook de Eeshof ( ook Huis Eschede genoemd ) in Tubbergen verwoest. Spaanse soldaten plunderen Havezate Weleveld in Zenderen en Spaanse ruiters uit Goor bezetten de Havezate Grimberg in Notter ( bij Rijssen ). Het kasteel Twickel, waar Spanjaarden waren gelegerd, werd onder Juan Baptista de Tassis ( een Spaanse kapitein-generaal en legeraanvoerder ) versterkt.

1583

In Havezate Weleveld ( zie bij 1582 ) waren in 1583 op een zeker moment wel driehonderd tot vierhonderd Spaanse soldaten ingekwartierd. Er brak toen een pestepidemie uit, die veel slachtoffers maakte. Er stierven tenslotte zoveel soldaten, dat men de doden rechtstreeks uit de ramen van het Huis in de gracht gooide. Spoedig daarna verlieten de overgebleven troepen het Huis en stond het leeg. De Spaanse autoriteiten schreven regelmatig brieven naar Christopher Schele om zich in Oldenzaal te melden. Daar voelde hij weinig voor. Van vrienden kreeg hij het advies om zich in dienst van de koning van Spanje te stellen. Het antwoord van Christopher was:”Ik ga niet dienen vanwege een bepaalde oorzaak, ik vind het belangrijk een schoon geweten te houden”. Er bestaan dus toch nog integere edellieden in deze donkere tijd.(8)
De Staatse troepen van Pruyst vallen de vesting Delden op 29 juni opnieuw aan. De Deldense schutterij verzet zich met hand en tand. Als wraak laat Pruyst de helft van de stad verwoesten en jaagt veel Deldenaren de dood in. Ook de commandant van de schutterij, Jan van Beckum, wordt vermoord. Van Beckum was van 1554 tot 1579 burgemeester van Stad Delden.
Ook in Goor en Rijssen worden door Pruyst branden gesticht en huizen verwoest en Enschede wordt kort bezet.

1584

De Staten Generaal besluiten op 20 juni om de tactiek van de verschroeide aarde op heel Twente toe te passen; de bedoeling is dus om heel Twente plat te branden. Pas in december wordt van deze tactiek terug gekomen. Toen was er echter al veel ellende geschied.
Op 10 juli 1584 werd Willem van Oranje, die van 1580 tot zijn overlijden de Staatse stadhouder van Overijssel was, in Delft vermoord door Balthazar Gerards. Door de woede, die zijn laffe dood opriep, was het door wraakgevoelens minder moeilijk uitvoer te geven aan het platbranden van Twente.
Onder verantwoordelijkheid van de nieuwe stadhouder van Overijssel, Adolf van Nieuwenaar graaf van Limburg en Meurs, en legeraanvoerder Joost de Soete, heer van Villiers, werd op 22 juli Delden ingenomen en platgebrand; slechts 40 procent van de Deldenaren wist aan het allesvernietigende vuur te ontkomen.
Ook in Almelo, Haaksbergen, Diepenheim en Goor werden in juli branden gesticht en de Oostendorper watermolen bij Haaksbergen verwoest.
De Spanjaarden lieten zich echter ook niet onbetuigd. De Spaanse troepen in Ootmarsum ( volgens overlevering zou Mendoza er gelegerd zijn(9) ) richtten plunderingen aan in Halle en Getelo. Tevens staken de Spanjaarden het kasteel Grimberg in Notter in brand. Rijssen werd geplunderd en deels verwoest.
Stropende Staatse troepen nemen Enschede in, maar de Spaanse graaf Mario Martinengo verjoeg hen weer. Zo blijft de strijd met de daarbij gepaard gaande verwoestingen op en neer gaan en de dreiging en armoede voor de bevolking groot. Ook bij de Twentse landgoederen waren er flinke problemen. Aan de hand van drie bekende landgoederen rond Borne zal dit toegelicht worden.

Huize Almelo

In 1585 bezetten Spaanse troepen Almelo, leggen zware schattingen op en verwoesten een groot deel van de stad. Het Huis Almelo werd nog ontzien, maar in 1593 valt het alsnog in Spaanse handen en het slot brandde volledig af. Hetzelfde jaar raakt Huize Almelo weer in handen van de Staatsen.
In 1605 valt Spinola Twente binnen en valt het weer in Spaanse handen.
Twee jaar later, in 1607, wordt er een Spaans garnizoen bij Huize Almelo gelegerd. Staatse troepen proberen het in handen te krijgen, maar dat mislukt.
Van 1609 tot 1621 is het 12-jarig bestand van kracht. Direct na het bestand, in 1621, gaat Johan van Rechteren, Heer van Almelo, over tot de Lutherse leer, maar staat andere godsdiensten wel toe. Hij heeft dus gekozen voor de kant van de ‘Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’, die inmiddels was opgericht.

Twickel

Kasteel Twickel heeft de Tachtigjarige Oorlog relatief ongeschonden doorstaan. Er is af en toe wel brand geweest, maar niet onherstelbaar.
Bij Kasteel Twickel waren de Spanjaarden gelegerd waardoor het goed verdedigd was tegen Staatse aanvallen. Dat wil niet zeggen, dat Twickel geen verliezen en verwoestingen heeft gehad. Troepen van Maurits brandden alles plat in Twente en zo zijn er veel boerderijen van het Landgoed Twickel teloor gegaan.
De Heerlijkheid Lage ( dat hoorde toen ook bij Overijssel ), die thans bij het Landgoed Twickel hoort, bezat tot 1638 een andere eigenaar. De toenmalige Heer van Lage koos de zijde van de Spaanse koning, uiteraard zeer tot ongenoegen van de Staatsgezinden. Het toenmalige kasteel Lage werd eind 16e eeuw door de Staatsen ingenomen, waarna men het in de lucht liet vliegen. Sedert die tijd rest een ruïne, die heden ten dage geheel overgroeid is.
In 1638 kocht de toenmalige bezitter van Twickel, Johan van Raesfelt, de Heerlijkheid Lage. Leuk om te vermelden is, dat deze Heerlijkheid Lage bij de Vrede van Westfalen in 1648, toen de grenzen van Europa opnieuw werden getrokken, helemaal vergeten is. Hierdoor werd de 630 hectare grote Heerlijkheid een zelfstandig staatje met een eigen rechtspraak. Het hoefde noch aan Overijssel noch aan de graafschap Bentheim belasting te betalen. Deze situatie bleef tot 1803 voortbestaan.
In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog waren de heren van Twickel Spaansgezind; het kasteel deed herhaaldelijk dienst als Spaanse uitvalsbasis. De situatie veranderde nadat prins Maurits in 1597 Oldenzaal had veroverd en de Spaanse troepen naar Duitsland had verdreven. Johan II van Raesfelt ( Ϯ 1648 ) bekeerde zich tot het protestantisme. Door zijn huwelijk in 1622 met de vermogende Anna van Munster kon hij zijn bezit uitbreiden, onder meer met de hierboven aangehaalde Heerlijkheid Lage.
De zoon van Johan II en Anna, Adolf Hendrik van Raesfelt ( 1625-1682 ) werd bekend als een vooraanstaand en bekwaam bestuurder. Hij was onder meer lid van de Staten van Overijssel, Lid van de Raad van State, gecommitteerde ter Staten Generaal en Drost van Twente. Zijn anti-Oranjegezindheid samen met zijn nauwe band met Johan de Witt en zijn omgang met Bernard van Galen ( ‘Bommen Berend’), de prinsbisschop van Münster die de Republiek tot tweemaal toe binnenviel, brachten hem in diskrediet; hij werd in lastercampagnes vereenzelvigd met Machiavelli en Cromwell.(10)

Weleveld

Al zeker vanaf 1550 waren de Van Weleveld’s het Lutherse geloof toegedaan en derhalve geen aanhangers van de Spaanse koning. Zoals eerder in het artikel vermeld is, zag de familie Schele, de toenmalige bezitters van het Weleveld, de bui al hangen en vertrokken zij in 1580 naar Duitsland. Het goed werd achtergelaten onder beheer van hun rentmeester Johan Scholten.
Nadat het Huis in 1582 geplunderd en verwoest was en de Spaanse soldaten na de pestuitbraak in 1583 vertrokken waren, stond het restant te verpauperen. Gelukkig had rentmeester Scholten bijtijds het huisarchief, het meubilair en voorraden voedsel naar de pastorie in Borne gebracht.
Op 2 juni 1591 zag Sweder ( 1569-1639 ), de zoon van Christopher (de toenmalige Heer), samen met een oom onder vrijgeleide (die men moest kopen) zijn Weleveld terug. Volgens Sweder was het totaal ’zerrissen’ ( uiteen gereten, verscheurd ). De muurankers waren verdwenen en de balken merendeels verrot of gestolen. Ook honderden jonge eiken op het landgoed waren omgezaagd ten behoeve van een nieuwe palissade voor de stad Enschede; dit op initiatief van de Spaanse kapitein Mario Martinengo.
In juli 1592 vertrok een Staatsleger onder aanvoering van Prins Maurits naar Coevorden en vervolgens naar Ootmarsum, dat werd belegerd en veroverd. Tevens werd het Weleveld ontruimd en het omliggende platteland gezuiverd van Spaanse soldaten. Niet veel later werden Almelo en Ootmarsum echter weer door de Spanjaarden heroverd.(11)
Na bericht uit Twente, dat de familie zonder gevaar voor gevangenneming kon terugkeren, reisden vader Christopher en zoon Sweder spoorslags naar Borne, waar zij op 21 augustus 1596 zagen dat het Weleveld een bouwval was geworden. Het uit 1563 stammende poortgebouw kon provisorisch worden opgeknapt, zodat het gezin Schele er weer kon wonen. Dat deed niet allen het gezin goed, maar ook de mensen in Twente.
Voor het invallen van de winter was ook een deel van het hoofdgebouw hersteld, zodat de meubels weer teruggebracht konden worden.
In 1597 ondernam Prins Maurits een beroemde veldtocht ( waarover later meer ), maar illustratief in dit verband is, dat Sweder de krijgsverrichtingen actief volgde en de Staatse troepen van Maurits verschillende keren bezocht.
Hoezeer Sweder werd geacht en gewaardeerd blijkt uit het feit, dat hij in 1598 werd afgevaardigd naar de Staten Generaal. Van 1612-1619 ( tijdens het 12-jarig bestand van 1609-1621 ) was hij zelfs gedeputeerde van Overijssel in de Staten Generaal. In 1613 fungeerde hij in een belangrijke vergadering als voorzitter.
In september 1621 ontving Sweder een brief van Ridderschap en Steden Overijssel. Hem werd dringend verzocht om schriftelijk te verklaren dat hij zich tot de Calvinistische leer zou bekennen. Dat weigerde hij en bleef de Lutherse leer trouw. Dit had tot gevolg, dat hij niet langer welkom was bij de landdagen van de provincie Overijssel. Sweder trok zich daarna terug op Huis Welbergen( Ochtrup in Münsterland ), terwijl zijn zoon Gosen Heidenrijk Schele op het Weleveld bleef met zijn gezin.
De jongste zoon van Sweder, Rabo Herman, geboren in 1620 uit zijn tweede huwelijk – zijn eerste vrouw was overleden – met Anna Brawe tot Campe/Dijkhuis was een intelligente jongeman, die Heer werd van het goed Venebrugge en groeide uit tot een zeer gerespecteerde staatsman en wetenschapper. Tijdens de onderhandelingen, die leidden tot de Vrede van Münster in 1648 ( en het eind van de Tachtigjarige Oorlog betekende ) was hij adviseur namens de Nederlanden.

Afb. 04: Nederlanden 1590-1592. (Bron: Wikipedia)

1585-1591

Na 1584 wordt de situatie in Twente er niet beter op. Veroveringen, heroveringen, plunderingen, verwoestingen, zij blijven aan de orde van de dag. Zo wordt Almelo een paar keer geplunderd door Staatse troepen, wordt Haaksbergen in 1587 grotendeels verwoest door Spaanse hordes en zo gaat het door …. . Huizen verbrand, molens verwoest, het land verruïneerd door rondtrekkende troepen en bendes, kortom ellende, veel ellende.
Tekenend is, dat de Spaanse overheid in januari 1588 vrijwel geen cent belastingen uit Twente ontvangt; zo schrijnend is de situatie en zozeer is het land verwoest.

‘De Swartenhondt’

Enschede was rond 1590 de uitvalsbasis voor plundertochten van het Spaanse garnizoen in heel Twente, maar ook ver erbuiten. De aanvoerder was de Italiaanse ritmeester Mendo.
Tijdens zijn veldtocht van 1591 veroverde de Staatse legeraanvoerder Prins Maurits onder meer Deventer en Zutphen. Omdat hij toch in de buurt was, bood dat de mogelijkheid om op te treden tegen de guerrilla van de Spanjaarden op het platteland. De Staatse krijgsman Joachim Hendriks, beter bekend onder zijn bijnaam Swartenhondt, bedacht een list. Hij ensceneerde een overval op een boerderij vlak bij de stad, waarna een ‘ontsnapte’ knecht de Spaanse bezetting van Enschede waarschuwde. De Spanjaarden stormden met 220 ruiters de stad uit achter de overvallers aan. Bij het Kemerinksven, dichtbij erve Asbroek te Beckum ( sinds 1628 eigendom van Twickel ), lagen de Staatsen in hinderlaag. De Spanjaarden werden in meerderheid gedood of het moeras ingedreven. Slechts 40 man wisten te ontkomen.
Swartenhondt heeft een zeer bijzonder leven geleid. In het bestek van dit artikel gaat het te ver om er nader op in te gaan. Wel kan ik vermelden, dat hij door Maurits bevorderd is tot onderofficier en in 1602 of 1603 benoemd is tot viceadmiraal ter zee!

Afb. 05: Maurits van Nassau, Schilder: Michiel van Mierevelt, ± 1607-1613 (Bron: Wikipedia)

Maurits van Oranje

We zitten nu met ons verhaal in de periode rond 1590 en het wordt tijd om de focus te gaan richten op Maurits van Oranje, die als kapitein-generaal van 1588 tot 1598 het leger aanvoerde tegen Spanje.
Maurits werd op 14 november 1567 op de Dillenburg, het thuisslot van de Oranjes, geboren als zoon van Willem van Oranje en zijn tweede vrouw ( zijn eerste vrouw, Anna van Buren, was overleden ) Anna van Saksen. Zijn moeder kon hem niet opvoeden vanwege mentale problemen en zijn vader was druk in de Nederlanden. Zijn oom Jan van Nassau voedde hem tot zijn 10de jaar op in de Dillenburg. Toen haalde zijn vader hem naar Holland, waar hij altijd dicht bij hem was.
Op zijn 18de verjaardag werd Maurits stadhouder van Holland en Zeeland. In 1590 werd hij tevens stadhouder van Gelderland, Overijssel en Utrecht.
Maurits bracht twee jaar door in het Staatse leger voordat hij het opperbevel kreeg. Als kapitein-generaal voerde hij vanaf 1588 het leger aan tegen Spanje. Hij bleek een kundig strateeg en aanvoerder. Zijn aantreden betekende een keerpunt in de oorlog met Spanje. Hij wist het ‘zootje ongeregeld’, dat het Staatse leger in feite was, om te vormen tot een efficiënt en gedisciplineerd ( althans gezien in het perspectief van die tijd ) leger. Hij werkte samen met zijn neef Willem Lodewijk van Nassau, die stadhouder van Friesland was en later ook van Groningen en Drenthe. Zij hebben altijd een goede relatie gehad en vooral op militair terrein heeft Willem Lodewijk veel invloed op Maurits gehad. Politiek werkte hij veel samen met Van Oldenbarnevelt, in ieder geval tot het 12-jarig bestand. Daarna kregen zij onenigheid.
De titel Prins kreeg Maurits bij het overlijden van zijn halfbroer ( en oudste zoon van Willem van Oranje ) Filip Willem in 1618. Toen ging de titel van Prins over naar Maurits.
Maurits overleed in 1625 in Den Haag.

Maurits en Twente

De succesvolste militaire periode van Maurits staat bekend als de ‘Tien Jaren’, de periode van 1588-1598. Hij behaalde in die tijd onder het politieke leiderschap van de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt vele overwinningen, waardoor het een kantelperiode werd in de oorlog.
Eén van de meest spraakmakende overwinningen in zijn beginperiode was ongetwijfeld de inname van Breda middels de beroemde list van het turfschip, waarin zeventig soldaten verstopt zaten. Op 4 maart 1590 kon Maurits de stad innemen.
In 1591 werd het leger uitgebreid met 3.000 man en kwam het totaal op zo’n 20.000 man. Zijn tegenstander, de Spaanse commandant de Hertog van Parma, had de beschikking over een leger van 60.000 man.
Met zijn leger, dat zich vrij snel kon verplaatsen, veroverde hij zoals onder de kop ‘de Swartenhondt’ al is aangegeven o.a. Zutphen en Deventer. Het is bijna ongelooflijk wat hij tijdens deze veldtocht allemaal ondernomen heeft, maar dat valt buiten het kader van dit artikel. Wel moet gezegd worden, dat zijn naam als groot veldheer gevestigd was.
De jaren erna trok hij in overleg met de Staten Generaal kriskras door de Nederlanden, vrijwel overal als winnaar uit de strijd komend.
Voor Twente is vooral zijn veldtocht van 1597 van belang. De veldtocht begon in januari met de Slag bij Turnhout ( nu België ), dat ingenomen werd. Vanwege geldgebrek was er toen even ‘pauze’, maar eind juli kwam er weer geld en toestemming van de Staten Generaal voor het vervolg van zijn veldtocht, die nu naar het oosten van het land zou gaan. Maurits nam op deze veldtocht zijn halfbroer Frederik Hendrik van Nassau mee. Hij vertrok op 4 augustus.

Afb. 06: Nederlanden 1597 (Bron: Wikipedia)

Eerst werd Alphen ( heet tegenwoordig Alpen, een plaats tussen Geldern en Wesel ) ingenomen en daarna het dichtbij gelegen Rijnberk ( thans Rheinberg geheten ) veroverd. Het was nu 20 augustus. Maurits besloot hiertoe omdat van daaruit de noordelijker gelegen steden in de Graafschap Zutphen, Twente en het Graafschap Lingen gemakkelijker in te nemen waren.
Daarna was Meurs ( thans Moers ) aan de beurt, dat zich op 3 september overgaf. De weg naar Grol ( Groenlo ) lag nu open. Na een zeventien dagen durende strijd gaf de gehavende stad zich op 28 september over. Maurits liet toen een deel van het leger naar Goor trekken om ook deze plaats in te nemen. Dat kostte geen oorlogsinspanning, want de Spanjaarden waren al vertrokken.
Vanuit Grol trok Maurits naar Bredevoort, dat in een moeras lag en dus moeilijk te veroveren. De bevelhebber van de Spaanse troepen in Bredevoort was Hendrik van den Bergh(12) , een volle neef van Maurits. Met kunst en vliegwerk wisten de Staatse troepen toch het stadje na een bloedige strijd op 9 oktober tot overgave te dwingen. De dagen erna werd Bredevoort door de Staatse troepen geplunderd.(13)
De volgende stap was Twente! Via Gronau kwam Maurits aan bij Enschede. Hij dreigde dat als de stad zich niet direct zou overgeven het dezelfde toestanden toestanden ( plunderingen ) zou moeten doorstaan als Grol en Bredevoort. Na het bestuderen van Maurits’ geschut en een nachtelijk beraad, besloten de Spaansgezinde troepen zich op 19 oktober zonder slag of stoot over te geven.
Na de overgave van Enschede zond Maurits overste Arent van Duivenvoorde naar Ootmarsum. De stad weigerde zich over te geven, ook na het dreigement dat het anders geplunderd zou worden. Een dag later arriveerde aan Staatse kant vier kanonnen. Vanuit de stad was er al die tijd al hevig geschoten, wat al verschillende mensenlevens had gekost. Na het afschieten van drie sommeringsschoten en het overhandigen van de voorwaarden tot overgave, gaf de stad zich op 21 oktober alsnog over.
Toen overste Van Duivenvoorde naar Ootmarsum trok, was Maurits met een deel van het leger naar Oldenzaal gegaan. De stad verzette zich vier dagen, maar op 23 oktober gaf de stad zich over.
Tot slot trok Maurits naar Lingen, waar hij weer tegenover een volle neef kwam te staan, namelijk Frederik van den Bergh.(14) Op 12 november gaf de stad zich over en konden de troepen naar hun winterkwartieren.

Wat luchtiger wetenswaardigheden ……

Bijzondere gasten

Zelfs als je midden in een oorlog zit, vragen dringende familiekwesties soms om je aanwezigheid en aandacht, zeker als je zolang van huis bent als Maurits ….. .
Zo kon het gebeuren, dat er op 21 oktober 1597 bijzondere gasten aanwezig waren in het Huis Bögelscamp(15) bij Denekamp. Het was een prachtige havezate ( in bezit van de familie Van Twickelo ), geschikt voor een familieberaad en onderdak voor een illuster gezelschap, t.w. Maurits van Oranje, zijn stiefmoeder Louise de Coligny, zijn halfzus Charlotte Brabantine en zijn halfbroer Frederik Hendrik.(16) Er was dringend overleg nodig vanwege huwelijksplannen van Charlotte Brabantine. Hoe het familieoverleg verlopen is vermeldt de historie niet, maar feit is wel dat Charlotte het jaar erop, 1598, gehuwd is met Claude de la Trémoille, de Hertog van Thouars.

Mauritsbrug

Tussen Oldenzaal en Denekamp, bij Beuningen, ligt de Mauritsbrug over de Dinkel. Deze brug is in 2010 aangebracht als herinnering aan het feit, dat op deze plek Maurits in 1597 ( vanuit Oldenzaal op weg naar Lingen ) met negenduizend manschappen en zestienhonderd paarden het riviertje de Dinkel overstak.

De Tuin van de Republiek is gesloten

Na de inname van Lingen is de ‘tuin’ van de Republiek gesloten. Het middel-Nederlandse woord ‘tuin’ ( = omheining ) valt hier samen met de latere betekenis van het woord namelijk ‘omheind stuk grond’. Alle gewesten van de Republiek zijn nu aaneengesloten. Dat betekende niet dat de strijd nu gestreden was, want de nieuwe Spaanse veldheer Spinola weet Bredevoort, Grol en Oldenzaal in 1606 weer terug te veroveren.
De ellende in Twente is nog niet voorbij, maar wordt wel minder. Nu ( tot 1606 ) Twente geheel bij de Republiek hoort, wordt het rustiger met de troepenbewegingen en rondzwervende bendes. Heel langzaam aan kan er gewerkt worden aan herstel van huis, goed en land. Mede door de armoede gaat dat met mondjesmaat.
Begin 1600 begint de opmaat naar een bestand, dat in 1609 gesloten wordt. Het bestand zal uiteindelijk 12 jaar duren, dus tot 1621. Het is een periode waarin de bevolking eindelijk weer wat rust krijgt en waarin weer iets van opbouw kan plaats vinden. Eindelijk kunnen de wonden gelikt worden ……, het was meer dan hard nodig!

Afb. 07: De Mauritsbrug bij Beuningen

Nawoord

We sluiten dit artikel af in de opmaat naar het 12-jarig bestand. De oorlog zal daarna nog verder duren tot 1648. De intentie van dit artikel was om een overzichtelijke schets te maken van één van de meest rampzalige perioden van Twente. Het heeft ongeveer een eeuw geduurd voor Twente er weer van hersteld was en deze periode definitief achter zich kon laten.
Zoals het woord schets al aangeeft pretendeer ik zeker niet de situatie in volle omvang te hebben beschreven. Via de hieronder genoemde ‘bronnen’ is meer informatie te vinden.

Noten

  1. Tussen het jaar 962 en 1806, toen de Oostenrijkse keizer vernietigend werd verslagen door Napoleon, maakte het huidige Duitsland deel uit van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie. Het was een los verband van staten, stadsstaatjes en kerkelijke gebieden, die in naam vielen onder een door keurvorsten gekozen keizer. De macht van de keizer was vooral symbolisch; als het erop aan kwam, trokken de vorsten en hoge edelen zich weinig van hem aan. Het Heilige Roomse Rijk was ‘Rooms’ omdat het in naam de opvolger was van het Romeinse Rijk. Het was ‘Heilig’ om de band tussen de keizer en de katholieke kerk te benadrukken. Onder keizer Karel V ( 1500-1558 ) maakte ook de Nederlanden deel uit van het Rijk.
  2. In de tijd van Julius Caesar ( 100 v. Chr. – 44 v. Chr. ) waren de Belgae de verzamelnaam voor alle Keltische stammen in het gebied dat in grove lijnen begrensd werd door de Noordzee, de Rijn, de Seine en de Marne. In hedendaagse termen dus Noord-Frankrijk, Luxemburg, delen van Duitsland, België en Nederland. Julius Caesar veroverde rond de jaren 60 v. Chr. een groot gebied op de Belgae. Hij kwam tot aan de Rijn, daar heeft ruim 400 jaar de limes gelopen. Julius noemde het veroverde gebied Gallia Belgica en maakte als provincie deel uit van het Romeinse Rijk. Het begrip Belgica omvatte dus eeuwenlang een verzameling volkeren in het noorden van het Romeinse Rijk; gezien vanuit deze optiek was b.v. ook een inwoner van Noviomagus ( het huidige Nijmegen ) een Belg. Bovendien werd in die tijd ook al het begrip ‘de lage landen’ gebruikt voor zo’n beetje het hele deltagebied van Schelde, Maas en Rijn. Bij de lage landen of de nederlanden hoorde ook het noordelijk deel boven de Rijn. Omdat beide begrippen elkaar deels overlapten en de juiste topografie van beide begrippen voor de meeste mensen onbekend was, werden beide begrippen in de 16e eeuw als synoniemen gezien; het woord België en het begrip de Nederlanden omvatte in die tijd hetzelfde gebied. Pas later zijn de delen van het oorspronkelijke Belgica, die nu België en Nederland heten, tot de huidige staten uitgegroeid.
  3. Le Cateau-Cambrésis is een stadje in Noord Frankrijk.
  4. In 1567 was Willem van Oranje, toen stadhouder namens de koning van Spanje, naar Duitsland gevlucht. Als leider van het verzet was die positie onhoudbaar geworden en vanuit Duitsland wilde hij het verzet verder organiseren. Filips II benoemde daarna de Graaf van Bossu tot stadhouder. Bossu was tevens Admiraal ter Zee in Spaanse dienst.
  5. Graaf Willem van den Bergh was een zwager van Willem van Oranje. Aanvankelijk koos hij de kant van Willem van Oranje, maar later liep hij over naar de Spaanse kant.
  6. Een ander voorbeeld hiervan is het overlopen van de Graaf van Rennenberg, Staats Stadhouder van Friesland en ( Staats ) Overijssel, naar het Spaanse kamp in 1580. Rennenberg was ook legeraanvoerder en zijn overlopen naar het andere kamp gaf veel onduidelijkheid en onzekerheid.
  7. Pruyst stond bekend als ‘De beul van Delden’, een brutaal heerschap, die overal plunderde. In 1584 werd hij door de Spanjaarden van de Schuilenburg verdreven en in Zwolle berecht en onthoofd als straatrover.
  8. Bron: mijnstadmijndorp.nl Artikel over familie Schele geplaatst door Historische Vereniging Hardenberg, auteur G. Jonkhans-Kampman
  9. Hetgeen tamelijk onwaarschijnlijk is. Mendoza is in 1578 door Filips II naar Londen gestuurd als ambassadeur ( en meesterspion! ) van Spanje. Daar verbleef hij tot 1584, toen hij Engeland werd uitgezet vanwege het beramen van een complot tegen Elizabeth I. Filips II heeft hem daarna benoemd tot ambassadeur in Frankrijk, waar hij 6 jaar heeft verbleven. In theorie is het mogelijk, dat hij een paar maanden tussendoor zijn oude stiel van legeraanvoerder weer heeft opgepakt in Ootmarsum, maar dat lijkt mij erg onwaarschijnlijk.
  10. Bron: landgoedvrienden.nl/Twickel
  11. Bron: mijnstadmijndorp, zelfde artikel als onder voetnoot vii. De inhoud van de alinea, waar de huidige voetnoot staat, is afkomstig uit het dagboek van Sweder Schele. Sweder heeft gedurende zijn leven een dagboek bijgehouden, waar een schat aan gegevens uit zijn tijd staat beschreven.
  12. Hendrik van den Bergh was de zevende zoon van Graaf Willem van den Bergh ( zie eindnoot iv ) en zijn vrouw Maria van Nassau, een zuster van Willem van Oranje
  13. Eén van de tactieken van Maurits was om een beleg te slaan voor een plaats alvorens tot geweld over te gaan. Hij gaf de belegerde plaats altijd eerst de mogelijkheid om zich zonder verdere strijd over te geven. In zo’n geval werd er niet geplunderd. Indien men zich verzette en de plaats via strijd ingenomen moest worden, dan kregen zijn troepen de toestemming om te plunderen.
  14. Frederik van den Bergh was het derde kind en de tweede zoon van de onder eindnoot iv genoemde Willem van den Bergh en zijn vrouw Maria van Nassau; een broer dus van de onder de noot xi genoemde Hendrik van den Bergh.
  15. Het Havezate Bögelscamp ( ook Beugelscamp of Boelenscamp geheten ) wordt voor het eerst in 1380 genoemd. In 1823 wordt het Huis Bögelskamp gesloopt.
  16. Willem van Oranje is vier keer getrouwd. Zijn eerste echtgenote was Anna van Buren of ook wel Anna van Egmont genoemd. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren. Het eerste kind overleed op zeer jonge leeftijd. Hun tweede kind was Filips Willem ( die toen nog vernoemd is naar Filips II van Spanje! ) en het derde was Maria, die huwde met graaf Filips van Hohenlohe, een onverschrokken legeraanvoerder aan de zijde van Willem van Oranje en later Maurits. In 1558 overleed Anna. Zijn tweede huwelijk was met Anna van Saksen; uit dit huwelijk is Maurits geboren. Het huwelijk was slecht en werd ontbonden. Daarna huwde hij met Charlotte van Bourbon. In dit huwelijk werd Charlotte Brabantina geboren, één van de zes dochters, die ze kregen. Ook Charlotte overleed.In 1583 huwde hij Louise de Coligny, een Franse weduwe. Hieruit werd in januari 1584 hun zoon Frederik Hendrik geboren. Door de moord op Willem van Oranje door Balthasar Gerards, voor wie Louise haar man Willem gewaarschuwd had, eindigde dit huwelijk. Louise bleef haar zoon en haar stiefdochters echter trouw en bleef voor hen zorgen.

Bronnen

  1. ‘Historische Atlas’ van Martin Berendse en Paul Brood ( w books )
  2. ‘Vijfentwintig jaar guerrilla verwoest Twente’ , een omvangrijk artikel van Anneke Koers ( https://hethistorischportaal.nl )
  3. Sites als Wikipedia, https://Historiek.net/ en landgoedvrienden.nl ( Twickel )
  4. Canon van Nederland
  5. Site van marceltettero.nl en van duitslandinstituut.nl/naslagwerk/4/geschiedenis
  6. https://mijnstadmijndorp.nl/app/hardenberg en http://weleveld.nl ( beide betreffende Weleveld en zijn toenmalige bewoners )

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2021-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)