Auteur: Henk Kraaijenbrink
Dit jaar heeft Borne al 40 jaar een wereldwinkel gedreven door vrijwilligers. In twee artikelen zal in de geschiedenis ingegaan worden:
Deel 1. Van rietsuiker naar zuivere koffie, het traject tot het ontstaan.
Deel 2. Veertig jaar idealisme van vrijwilligers
De rol van de Vredeswerkgroep
De STOS staat voor Stichting Ontwikkelings Samenwerking Borne. Deze ontstond door een actie van de ‘Vredeswerkgroep van de Raad van Kerken’ (kortweg vredeswerkgroep), een bundeling van alle kerken in Borne. Deze werkgroep bereidde de vredesdiensten van de Raad van Kerken in september voor. Ook hield de vredeswerkgroep met kerst een kaartenactie (1971) waaruit Amnesty International Borne is voortgekomen.
Maar vrede ontstaat niet alleen uit bidden ervoor, maar uit meer. Zo schreef professor Kwant (sociale filosofie) in die tijd: “Niet gespreide welvaart is bedreigde welvaart”. Dit sprak een groep mensen in Borne aan. Het lijkt me nog steeds van kracht, zowel op binnenland- als buitenlandgebied.
Zo kwam daar de suggestie in de vredeswerkgroep ter tafel om zich in te zetten voor de ‘Rietsuikeraktie’. Waarom rietsuiker?
De Nederlandse regering hielp de Nederlandse boeren met hoge invoerrechten op rietsuiker om de invoer daarvan te beperken/blokkeren ten behoeve van het binnenlandsgebruik van bietsuiker. Geen eerlijke handel dus. Minder vraag op de wereldmarkt veroorzaakte ook, als neveneffect, een beperking in de prijs van rietsuiker waar arme landen, zoals bijv. Jamaica en Cuba, afhankelijk van waren.
De vredeswerkgroep vroeg de gemeente om in het vervolg rietsuiker te gebruiken bij haar vergaderingen. Deze actie waarde door heel Nederland. Uiteraard heeft dit vooral symboolwaarde, als alleen gemeenten dit zouden invoeren, maar geeft daardoor wel op subtiele wijze kritiek op het invoerrechtenbeleid van Nederland. Kritiek om in den Haag de politiek te wijzigen ten gunste van de import van rietsuiker om de arme bevolking in de Derde Wereld (zoals dat toen heette) van een beter inkomen te voorzien.
Het gemeentebestuur(1) van Borne
De raadsleden Annink en Brink stelden in de raad van 25 mei 1972 voor om rietsuiker te gaan gebruiken door positief in te gaan op de brief van 19–5–1972 van de vredeswerkgroep, verwoord door Adri Storm, secretaris van de vredeswerkgroep. De motivering van de vredeswerkgroep was daarbij dat mensen in arme landen een eerlijke boterham zouden moeten kunnen verdienen. Projecten werden gezien als een soort giften (liefdadigheid), waar mensen niet echt geholpen werden. Ook worden mogelijke nadelen van projecten benoemd. Deze motivering komt in de tweede brief uitvoerig aan de orde.
In de raadsvergadering van 25 mei ligt al een preadvies van B & W om de mogelijkheden van ontwikkelingssamenwerking door Borne te onderzoeken. De raad is er ambivalent over. Toch stellen de raadsleden M.F. Annink (PPR) en A.J. Brink (P.v.d.A.) voor vast te beginnen met rietsuiker te gebruiken. Dat voorstel had raadslid Brink al eerder gedaan en was de reden dat er nu een preadvies lag.
Leijdekkers (KVP) en andere fracties van VVD en Gemeente Belang voelen daar niets voor. Leijdekkers vindt het meer een zaak van particulier initiatief dat gestimuleerd mag worden maar daar houdt het dan wel op. Hij merkt op dat het activeren van diverse groepen zoals schoollessen, lezingen enz. die, volgens B & W een zeker enthousiasme kunnen opwekken, niet zal werken: “dit zal geen resultaten afwerpen, met de wetenschap dat, ondanks de vele actiecomités, die op dit gebied in de rijke landen werkzaam zijn, de resultaten van de UNCTAD 3 toch maar zeer bedroevend zijn geweest”(2). Hiermee wordt ten onrechte de verantwoordelijkheid, voor het mislukken van de UNCTAD, bij de actiegroepen in plaats van bij de regeringsdelegaties gelegd.
De geringe mogelijkheden van de gemeente om iets te doen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zijn beperkt. Na deze discussie zegt burgemeester Bevers toe om snel met een advies te komen. Ook oppert hij de gedachte een gemeente in de Derde Wereld te adopteren en wil het college van B & W contact opnemen met de vredeswerkgroep.
Ontwikkelingshulp door gemeenten was niet onomstreden. Landelijk had minister van Binnenlandse Zaken Geertsema (VVD) in het katholieke dagblad de Tijd van 29-5-1972 al laten weten dat ontwikkelingssamenwerking een zaak van ’s lands regering was. Stel je voor dat er zo’n 800 gemeenten (toen nog) zich met deze zaak zouden gaan bemoeien.
Een belangrijk element in de landelijke discussie hierover was dat Prins Claus, die in Tanzania gewoond en gewerkt had, een baan kreeg als voorzitter van de NCO (Nationale Commissie Ontwikkelingsstrategie). De NCO, in de wandeling commissie Claus genaamd, had voornamelijk als taak: “Het publiek nader te informeren over de problematiek van de Derde Wereld Landen”. Claus troefde uiteindelijk Geertsema af. Zo had het bestuur van Borne wel oog voor het thema ontwikkelingssamenwerking. Pastor Zandbelt drong, n.a.v. het persverslag van de raadsvergadering in mei, in een brief van 17 november 1972, ook aan om wat te ondernemen. Hij stelt voor een project in een Afrikaans land te adopteren, bij voorkeur waar een missionaris/ontwikkelingswerker uit Borne werkzaam was. Dat idee valt goed bij de KVP. Fractievoorzitter J.A. Lansink Rottgerink reageert positief op het idee van Zandbelt, en dus gaat de KVP-fractie, voorheen sceptisch, door de bocht.
Door prins Claus kwam er een legitimiteit voor gemeenten, die een uitvoerende taak op het gebied van de informatievoorziening door en voor burgers op zich konden nemen (Overigens werd Claus enige jaren later het voorzitterschap van de NCO ontnomen omdat de functie toch politiek te gevoelig bleek te liggen.)
29 Maart 1973 ligt er een voorstel van B & W bij de raadsvergadering. Geen overzicht met daarin diverse mogelijkheden maar met concept statuten(3), de concrete aankondiging van een geboorte dus, van een nieuw te vormen gemeentelijke stichting. De samenstelling zou kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van:
a. verenigingen en instellingen, zoals bedrijfsleven(4), jeugdverenigingen, levensbeschouwelijke instituten, onderwijs, vrouwenverenigingen;
b. het gemeentebestuur;
c. particulieren”
De beloofde optie over het gebruik van rietsuiker is er nergens in te vinden. Vakkundig door B & W genegeerd om dit twistpunt in de raad te omzeilen.
In het voorstel tot vaststelling van de statuten inzake een op te richten Stichting Ontwikkelingssamenwerking Borne schrijft B & W verder: “Zoals u in artikel 2 van deze statuten kunt lezen heeft de stichting ten doel de sociaal-politiek-economische herstructurering te bevorderen, die nodig is om tot een rechtvaardige wereldsamenwerking te komen. Wij hebben dit in overleg met de vredesgroep Borne binnen het kader van de ‘Universele verklaring van de rechten van de mens’.
Men beseft uiteraard dat het kleine Borne de wereld niet kan veranderen maar haalt als motivatie Z.K.H. prins Claus aan als voorzitter van de N.C.O. die gezegd heeft: “dit mag geen alibi zijn dan maar niets te doen, behalve geld over te maken in een sfeer van liefdadigheid”. Daarom wordt in artikel 2 van de statuten de nadruk gelegd op het “inspireren van de bevolking tot het leveren van een bijdrage (geen geld) aan het maatschappelijk welzijn van de ontwikkelingslanden”. Voor binding met het gemeentebestuur zullen t.z.t. 2 raadsleden worden benoemd. Een pleidooi voor de gemeente als idealistische gemeenschap.
In de concept statuten worden in artikel 2b respectievelijk 2c nog genoemd:
“het voeren van acties die de in de doelstelling genoemde herstructurering bevorderen” en “door het voeren van financiële acties ten bate van één of meer ontwikkelingsprojecten en verder door alle wettige middelen die voor bovengenoemde doeleinden bevorderlijk zijn”.
Zo komt in artikel 2c indirect de liefdadigheid toch weer om de hoek kijken.
De stichting krijgt een dagelijks bestuur van 5 leden en een algemeen bestuur van maximaal 13 leden waarvan, zoals gezegd, 2 uit de gemeenteraad. Verder levert de gemeente de secretaris zonder stemrecht. Later wordt hiervoor de heer J.J. Grootenboer voor benoemd.
Hoewel de statuten daar verder zelf niets over zeggen blijkt uit de verdere gang van zaken dat diverse Bornse verenigingen met een maatschappelijk belang leden voor het algemeen bestuur zullen aanleveren. Dit is ook logisch om een breed draagvlak te creëren. Of het ook zo werkt, dat is een andere zaak. Alleen het bedrijfsleven ontbreekt. Of zij benaderd zijn kon ik niet verifiëren.
De raad is lovend. Over rietsuiker hoort men niets meer, ook al had Annink in mei nog zo betoogd dat: “je het één (onderzoek naar opties) moest doen en het ander (rietsuikergebruik bij de gemeente) niet moest nalaten”. Ook de vredeswerkgroep kwam er niet op terug.
Een moeizame start
Je kunt als gemeentebestuur wel concept statuten maken maar worden die geaccepteerd door Gedeputeerde Staten (G. S.) ?
G.S. berichtte de gemeente dat de goedkeuring werd aangehouden. Uiteindelijk kwam het groene licht mits enkele wijzigingen in de concept statuten werden aangebracht.
Ook moest er een bestuur gevormd worden. Daartoe zocht de gemeente, middels Grootenboer, de heer Bram Klijnsma aan als beoogd voorzitter. Deze had met zijn vrouw een aantal jaren voor het Corps Nederlands Vrijwilligerswerk in Kenia gewerkt en kende de problematiek in Afrika van binnenuit.
De zoektocht ging verder. Na verloop van tijd bestond het voorlopig (dagelijks?) bestuur uit: J.A.M. Bovenmars, F. Broekman, B.C.M. van der Klein, A. Klijnsma, A.T. Smit en J.H. Wezenbeek. De laatste was een bekend pater uit Zenderen, ook actief in Amnesty International afdeling Borne. Ook de volkshogeschool ‘Het Witte Huis’ (In het gebouw is nu Avelijn gevestigd) was er in vertegenwoordigd.
Normaal nemen een of meer initiatiefnemers een besluit een stichting te beginnen. Zij vormen dan doorgaans ook het eerste bestuur en maken statuten die op hun lijf geschreven zijn. Hier was een stichting opgericht en moest er nog een bestuur bij gezocht worden. Die bestuurders kregen te maken met een voor hen bedachte constructie en dat maakte het ook wel lastig.
Bij het algemeen bestuur komen we verderop in de ambtelijk stukken o.a. de latere wethouder mevrouw A.P.R. Pieters de Geus tegen en de heer H.J.J. Calis, kok bij de school van de paters Maristen in Azelo, het latere AZC. Calis was lid van de vredeswerkgroep. Vanuit de gemeenteraad werden de heer A.J. Brink (PvdA) en mevrouw M.J. Kotteman-Kenkhuis (KVP) benoemd. Zij overleed echter kort na haar benoeming en werd bij de formele installatie van het bestuur vervangen door de heer F.J. Andriesen (VVD).
Die installatie duurde nogal. De voorlopige dagelijkse bestuursleden konden niet goed uit de voeten met het topzware algemene bestuur dat snel handelen bemoeilijkte. Een verzoek tot statutenwijziging om het bestuur te beperken tot het dagelijks bestuur liep bij B & W spaak vanwege de bureaucratisch rompslomp ,weer naar Gedeputeerde Staten, en de hoge kosten.
Verder was er ook nog geen financiering geregeld. De STOS was, zonder financiële basis, bij wijze van spreken, een vlinder zonder vleugels. Of was de spanning tussen het dagelijks- en het algemeen. bestuur. de oorzaak? In mijn gesprek met Bram Klijnsma, in mei van dit jaar, memoreerde hij de problemen met de koloniale instelling van, bijvoorbeeld, mevrouw Pieterse de Geus.
Maar na alle hobbels genomen te hebben ging de STOS formeel van start in 1976. Er kwam toch financiering vanuit de gemeente, namelijk f 0,10 per inwoner. Dat kwam in de praktijk neer op zo’n f 2000 per jaar.
In het eerste jaarverslag, dat van 1976, blikt J.J. Grootenboer op enigszins ludieke stijl terug op de eerste jaren na de formele geboorte. Hij schrijft in dat jaarverslag:
Na het ontstaan “nam de gemeenteraad de baby graag in haar midden op. Nu moest de Bornse bevolking nog kennismaken met de nieuwe ingezetene. Een enkele groep keek wat argwanend naar de boreling; als dat maar geen concurrentie werd met hun eigen activiteiten. Bestaande organisaties die zich op een of andere manier werkzaam waren op het terrein van ontwikkelingshulp, ontvingen een exemplaar van de statuten met het verzoek hun indrukken, commentaren, suggesties en kritieken weer te geven. Hun kritiek was gematigd en opbouwend.
Men heeft er dankbaar gebruik van gemaakt en de wijze raadgevingen voor de opvoeding van de kleine ter harte genomen. In de praktijk bleken de moeilijkheden veel groter dan verwacht. Wie moeten er zitting hebben in het bestuur? Mogen de statuten zo maar veranderd worden? Enz. enz.. Deze handicap weerhield aktiviteiten naar buiten. Inmiddels had de baby een naam mee gekregen
S.O.S. , wat later werd verbeterd in S.T.O.S. om verwarring met organisaties met een heel andere doelstelling te voorkomen.”
Jaap eindigt met: ‘De baby leed aan veel voorkomende kinderziekten, die hem zo af en toe nog al eens aan het bed ‘kluisterden’. Menige ingezetene vroeg zich dan ook af: “Leeft ons gemeentekind nog?” of “Wat zou dit kind toch onder zijn leden hebben?”. Gelukkig is het dit alles te boven gekomen en begint al aardig te lopen!”
Acties van de STOS tot de aanvraag van de wereldwinkel
Het eerste jaarverslag stamt, zoals gezegd, uit 1976. Het duurde dus nog een jaar of 3 voordat de STOS formeel van start ging.
Hieronder een opsomming van acties:
- een knipselkrant over de vierde UNCTAD conferentie van de Verenigde Naties die ging over grondstofprijzen en schuldderving van de armste landen. Huis aan huis bezorgd.
- een S.T.O.S. folder over wie ze zijn.
- boekenstand bij de interkerkelijke pinksterdienst in Hertme’s openluchttheater met veel info van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Er werd in een demonstratie samengewerkt met de T.H.T. (Nu Universiteit Twente, of kortweg UT) over een waterpomp aangedreven door een windmolen en een kooktoestel werkend op zonne-energie(5).
- Namibië-actie. Namibië was nog een kolonie en werd pas in 1990 zelfstandig.
- film- en discussieavond in het S.K.U.W. (cultureel en jongerencentrum van Borne in die tijd) met als titel ‘Is hulp wel hulp’.
Verder werd in het bestuur gebrainstormd over:
- een voordracht voor vrouwenverenigingen;
- de mogelijkheid van een koppelgemeente (jumelage,) in de derde wereld;
- een eigen gebouw als informatiecentrum (de tijdelijke vestiging was in het huis van de voorzitter). In dit laatste verband viel ook het begrip ‘wereldwinkel’.
Voor 1977 werd gedacht aan:
- enkele herhalingen uit 1976 bijv. Hertme
- enkele avonden voor de gemeenteraadsfracties om die over hun ideeën te laten discussiëren;
- lezing, met daarna discussie voor vrouwenverenigingen;
- binnenhalen en opzetten van landelijke Tanzania tentoonstelling;
- leggen en onderhouden van contacten met organisaties met overeenkomstige doelstellingen in de regio en het land;
- een infocentrum in een stichtingslocatie en het uitgeven van een catalogus met boeken over ontwikkelingssamenwerking.
In de toelichting stelt het bestuur dat het vooral gaat over:
“ Oorzaken die onder meer liggen in ons eigen gedragspatroon, onze consumptiedrang(6) (al of niet kunstmatig opgewekt), ons welvaartsstreven en niet te vergeten de bescherming van onze westerse verworvenheden (welvaart, werkgelegenheid, afzetmarkt voor eigen producten, kennis, enz.). Het systeem van zelfprotectie werkt de ontwikkeling van de derde wereldlanden tegen.”
Een eigen informatiecentrum blijkt geen haalbare kaart. De jaren tot de opheffing worden diverse acties gehouden met name de ‘Outspan-actie’, tegen sinaasappels uit Zuid-Afrika, vanwege diens apartheidspolitiek; een actie tegen Chileens fruit vanwege de val van de democratische regering door een militaire coup, georkestreerd door de CIA van de USA etc..
In 1980 is er een bestuurscrisis binnen de STOS. Die komt men te boven.
Op 26-2-1981 verzend het bestuur van de STOS een brief ‘En dan is er koffie’ (de titel gekaapt van de bekende Douwe Egberts reclame) waarin gevraagd wordt aan de gemeente om ‘zuivere koffie(7)’ te gaan gebruiken. Andere koffie wordt geacht geen zuivere koffie te zijn, dus niet te deugen.
In het ambtelijk advies hierover valt te lezen dat men het idee sympathiek vindt maar de koffie te fijn gemalen is voor de gebruikte koffieautomaat.
De koffieactie, die opgezet is door vrijwilligers van de vastenactie van de R.K. kerk, wordt ondersteund door de STOS en leidt uiteindelijk tot de wereldwinkel. Daarover in artikel 2 meer.
De weg naar het einde
De STOS blijft wel zelfstandig bestaan, maar de namen die je bij de STOS vindt komen deels terug bij de wereldwinkel. Langzaam bloedt de STOS dood. Reeds bij de correspondentie in 1981 van de STOS met het gemeentebestuur over de wereldwinkel merkt ambtenaar Ardesch op dat de doelstellingen van de STOS en de op te richten wereldwinkel een grote overlap hebben en beter gescheiden moeten worden. In beide gevallen, bij het ontstaan van de STOS en de wereldwinkel, is de actie om een derdewereldland product door de gemeente te laten gebruiken het startsein.
Gezegd moet worden dat de STOS niet aan haar derde doelstelling, het voeren van financiële acties, is toegekomen. Er is althans in de jaarverslagen niets terug te vinden. Daar is wel een redelijke verklaring voor. Er werken toch veel mensen met een bewust kerkelijk of andere levensbeschouwelijke achtergrond. Maar juist in die gremia zijn er eigen kanalen om in de derde wereld steun te geven, ook in financieel opzicht. Er zou in dezelfde vijver gevist worden. Dit blijkt ook uit de opheffingsbrief.
Het algemeen bestuur van de STOS besluit op voorstel van het dagelijks bestuur op 24-9-1991 tot opheffing. In de brief aan de gemeente d.d. 1-10-1991 wordt als reden vermeld:
“Iedere organisatie heeft haar eigen activiteiten en er is geen behoefte om gezamenlijke activiteiten te ontplooien. Ook de samenwerking met het gemeentebestuur in deze heeft eveneens onvoldoende draagvlak”. Het batig saldo is inmiddels uitgekeerd aan de N.O.V.I.B. en de I.K.V.O.S..
Daarmee heeft de STOS, het gemeentelijk equivalent van de landelijk N.C.O. (commissie Claus) opgehouden te bestaan(8).
Met dank aan mevrouw J. de Jong van het gemeentelijk archief.
Noten
- Toentertijd bestond het gemeentebestuur uit het dagelijks bestuur B & W en het algemeen bestuur waar ook B & W deel van uitmaakten. Alleen de burgemeester had geen stemrecht om zijn neutraliteit te benadrukken.
- Hoewel Leijdekkers de verantwoordelijkheid voor het mislukken van de UNCTAD conferentie van de Verenigde Naties ten onrechte bij de actiegroepen legt kan achteraf gesteld worden, mede gezien de opheffingsbrief van de STOS op 1-10-1991, Dat hij met zijn opmerking wel het gelijk aan zijn zijde had.
- De concept statuten werden gemaakt door J. Bovenmars, werkzaam bij het LTS (Lager Technische School, nu onderdeel van de Twickel scholen) aan de Oude Hengeloseweg in Borne); W.Menheere die zitting nam namens de contactgroep Bornse missionarissen (die kleine projecten ondersteunde) en mevrouw A. Pieterse-de Geus (waarschijnlijk namens het CDA) de latere wethouder. Kennelijk vond het college de brief van Adri Storm van de vredeswerkgroep te revolutionair en werd er dus niet bij betrokken. Menheere vertelde me dat het heftige gesprekken waren om tot een resultaat te komen. Mevrouw Pieterse was nog van het oude stempel die vaak stelde “Indië verloren, rampspoed geboren.”
- Ik heb nergens in het archief ooit een bedrijf gezien dat zich gecommitteerd heeft aan de STOS.
- Kenmerkend is dat bij zonne- en windenergie toen in het algemeen alleen gedacht werd aan landen zonder goede infrastructuur voor energie zoals in Europa. Bij deskundigen was overigens wel bekend dat de fossiele energie problemen zou geven. Zo schreef de filosoof Bertrand Russell in 1946 al over de eindigheid van grondstoffen en de Zweedse wetenschapper Arrhenius (een voor familielid van Greta Thunberg, de bekende milieu activiste) begin jaren ’20 van deze eeuw, merkte, als eerste al in 1896, het broeikaseffect en opwarming van de aarde door CO2 op.
- In werkelijkheid is de consumptie in de jaren daarna, mede door nieuwe technische ontwikkelingen die hebbedingetjes, zoals mobiele telefoons, produceerden etc., fors toegenomen.
- De naam zuivere koffie werd later ‘Max Havelaar koffie’ en is nu verinternationaliseerd tot ‘Fair Trade koffie’. Deze is als keuze nu in de koffieautomaat bij de gemeente verkrijgbaar.
- Na opheffing van de STOS op 1 oktober 1991 krijgt het gemeentebestuur op persoonlijke titel een brief gedateerd 18 november 1991 van de heren H. de Jong, voormalig secretaris van de STOS en H. Govaert (die betrokken was bij de wereldwinkel) met het verzoek de wereldwinkel te belasten met de coördinatie van de informatie over ontwikkelingssamenwerking. De brief van de Jong en Govaert was een poging de jaarlijkse subsidie van f 0.10 per inwoner voor de wereldwinkel te bestemmen. De gemeentelijke ondersteuning, in de vorm van het secretariaat, was, bij de bezuinigingen van de jaren ’80, al lang verdwenen.
Informatieverstrekking over ontwikkelingssamenwerking was een taak van de STOS die zij vervulde om versnippering te voorkomen. Dit op basis van de constatering in de juist in ’91 uitgekomen ambtelijke nota ‘Ontwikkelingssamenwerking in de gemeente Borne’. Deze nota is nogal kritisch over het functioneren van de STOS. Er blijkt dus uit dat de gemeente niet tevreden was over hun samenwerking met de STOS. Uit het verzoek tot opheffing van de STOS blijkt dat dat wederzijds is.
Het komt mij voor dat vanuit de gemeente te weinig beseft werd dat binnen de STOS alleen vrijwilligers de kar trokken. Van de andere kant werd, overigens begrijpelijk, niets gedaan aan de derde doelstelling.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2022-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)