Auteur: Annette Evertzen
De laatste jaren van zijn leven werkte Jaap Grootenboer aan een boek waarin hij een hoofdstuk wilde wijden aan Joseph Hes, de rabbijn die voor en tijdens de oorlog in zijn huis woonde. Helaas heeft hij dit niet kunnen voltooien. Op grond van zijn aantekeningen kwam dit artikel tot stand.
Naar Borne
Joseph Hes wordt geboren in Amsterdam op 3 maart 1879 als zoon van de koopman Abraham Hes en zijn vrouw Sara Polak, het zijn orthodoxe Joden. Joseph volgt een opleiding aan het Nederlands Israëlitisch seminarium en wordt in 1906 rabbijn in Bocholt (een stad net over de grens in Duitsland, ten zuiden van Aalten). In Bocholt is hij voorganger, leraar en ritueel slachter. In deze plaats leert hij Jette Honij kennen. Ze trouwen en in 1908 wordt hun zoon Sally geboren, twee jaar later volgt dochter Bertha.
Als Nederlander had Joseph deze functie in Duitsland niet mogen krijgen en in 1912 wordt hij daarom ontslagen. Het gezin vertrekt naar Elburg waar de tweeling Clara en Emma in 1919 ter wereld komt. Emma overlijdt acht dagen na haar geboorte.
In Elburg is Joseph rabbijn en lid van verschillende liefdadigheidsverenigingen. Na nog een kort verblijf in Onstwedde/Stadskanaal vertrekt het gezin in 1922 naar Borne. Ze nemen hun intrek in de rabbijnwoning, naast de Joodse school, het badhuis en de synagoge aan de Ennekerdijk. De woning is gebouwd in 1897.
Elke vrijdagavond, zaterdagmorgen en -middag leidt Joseph de diensten in de synagoge en hij regelt de bruiloften en begrafenissen. Hij is ritueel slachter bij de koosjere slagerij van Lievendag in Borne en Jacobs in Delden. Ook geeft hij Joodse les: Joodse kinderen gaan naar de openbare school, maar krijgen daarbovenop elke zondagmorgen en woensdagmiddag les in Joodse geschiedenis, lofzeggingen, gebruiken en taal in de Joodse school. Joseph Hes is een goede leraar, maar wordt vaak gepest. Je kunt je veel permitteren bij een Joodse onderwijzer, meer dan bij een andere leraar; het is allemaal minder streng. Later worden de godsdienstlessen in de openbare school gegeven, op de uren dat de niet-Joodse kinderen ook godsdienstles krijgen. Joseph Hes is lid van het schoolbestuur van deze openbare school. Op woensdagmiddag geeft hij ook in Delden godsdienstles.
In het Joodse schoolgebouw worden de kerkenraadsvergaderingen gehouden, waarvan Joseph secretaris is. Het schoolgebouw dient verder voor leeravonden en ook de gezelligheidsvereniging maakt van de ruimte gebruik.
Joseph heeft een auto en gebruikt die als taxi. Met de taxi, het slachten en het geven van onderwijs verdient hij een inkomen. Daarnaast woont hij vrij en ontvangt hij een salaris van de Joodse gemeente. Joseph Hes is een echte heer, een nette verschijning. Een stille en statige man, lang, recht en slank. Een geziene en sympathieke figuur. Zo wordt hij na de oorlog door inwoners van Borne herinnerd. Ook binnen de Joodse gemeenschap is hij erg geliefd; hij is een vertrouwensman. Ter gelegenheid van zijn komende 65e verjaardag wordt door de heer Lievenboom een eretitel voor hem aangevraagd; de chowei, voor bijzondere verdiensten. Hij wordt aangeprezen als een moreel hoogstaande persoon en een ‘werkelijk intens gelovig en godsdienstig levende jood’. Het is dan al oorlog en hij krijgt de titel terwijl hij in kamp Westerbork verblijft.
De oorlogsjaren
In Borne zet Joseph Hes zich in voor de Duits-Joodse vluchtelingen die Duitsland ontvluchten na de machtsovername door Hitler. De Joodse gemeenschap van Borne wordt door de komst van de Duitse Joden met een vrij groot aantal families uitgebreid. Tijdens de oorlog moet ook de familie Hes zich onderwerpen aan alle maatregelen die de nazi’s de Joden oplegden. Zo mogen ze op een gegeven moment na acht uur ’s avonds niet meer naar buiten en geen bezoek ontvangen. Toch komt een buurvrouw – Anna Hulshoff-Lögters, bewoonster van het Bussemakerhuis – elke avond even stiekem achterom om te kijken of alles in orde is. Deze buurvrouw is Duitse. Zij zegt dikwijls: ‘Ik schaam me voor al die gruweldaden van de Nazi’s, dat ik van Duitse afkomst ben – dat is niet meer mijn vaderland’. ‘Wij hebben altijd van haar en haar familie veel goeds ondervonden’, schrijft Clara Hes na de oorlog. Ook van andere Bornse bewoners ontvangt het gezin in de oorlogsjaren veel sympathie. ‘We kregen aanbiedingen om onder te duiken, maar mijn vader wilde daarvan niets weten. Hij bleef bij zijn these, als orthodoxe Jood: ‘Wanneer G’d mij wil beschermen, dan ook zo in een ander land’, aldus Clara. Joseph Hes begeleidt zijn geloofsgenoten naar het station als ze gedeporteerd worden. Het gezin gaat zelf een andere weg, want hij heeft een Sperr, een vrijstelling van deportatie. De nazi’s hopen dat hij de Joodse gemeenschap rustig kan houden. Als Overijssel Judenrein moet worden, krijgt het gezin Hes in april 1943 een oproep om naar Amsterdam te vertrekken, naar een Joods getto. Joseph neemt zijn boeken mee. Na twee maanden krijgt hij het bevel zich bij een kazerne te melden en de huissleutel mee te nemen. Joseph en Jette geven hieraan gehoor en worden op transport gesteld naar Westerbork en daarna naar Sobibor. Joseph Hes is 64 jaar als hij op 4 juni 1943 samen met zijn vrouw wordt vergast.
Zijn woning in Amsterdam wordt door de Duitsers leeggeroofd. In zijn woning in Borne verblijven na de oorlog vrouwen en kinderen uit NSB-gezinnen.
Sally, Bertha en Clara
Tijdens de oorlog woont alleen Clara nog thuis.
Sally is in de voetsporen van zijn vader getreden als voorganger en leraar. In 1938 wordt hij in Harlingen benoemd. Bij zijn installatie zijn zijn ouders en zijn verloofde aanwezig. Deze verloofde is Anna Rosa van Gelder, dochter van de manufacturier David van Gelder. Sally en Anna trouwen en betrekken een woning naast de synagoge in Harlingen. Bij hun vertrek uit Borne ontvangen ze van de Joodse gemeenschap een zilveren gegraveerde beker. Deze beker is vorig jaar teruggevonden door vroegere buren van Sally en aan een neef van hem gegeven.
In 1939 wordt dochter Mathilda geboren, genoemd naar Anna’s moeder, die drie jaar na Anna’s geboorte stierf.
Net als zijn vader in Borne is Sally zowel chazzan (voorzanger), rebbe (leraar) als sjouchet (ritueel slachter). En ook hij is secretaris van de kerkenraad. Tijdens de oorlog wordt Sally met zeven andere Joodse mannen uit Harlingen naar een werkkamp gebracht. Korte tijd later worden de achtergebleven vrouwen en kinderen naar Westerbork vervoerd, onder het mom van gezinshereniging. Sally, Anna en de kleine Mathilda worden naar Auschwitz gedeporteerd. Anna en Mathilde worden gelijk vergast op 2 november 1942. Sally moet naar een werkkamp en bezwijkt in datzelfde jaar in Gleiwitz aan een niet behandelde infectieziekte.
Sally’s zus Bertha is al op 18-jarige leeftijd als verpleegster naar Apeldoorn vertrokken. Ze wordt met haar man Herman Lopes Dias bij een razzia in Amsterdam opgepakt en in Sobibor vermoord.
Alleen Clara, die nog thuis woont in de oorlogsjaren en met haar ouders van Borne naar Amsterdam verhuist, overleeft de oorlog. Zij duikt onder als haar ouders de oproep krijgen om zich te melden. Ze zit op verschillende onderduikadressen, onder meer bij een familie in Vught, die in een afgelegen landhuis Joodse kinderen opvangt. Clara helpt hen daarbij. De onderduikgevers blijken echter Gestapospionnen (geheime staatspolitie) te zijn. De Utrechtse studentenorganisatie die met dit echtpaar samenwerkt om kinderen onder te brengen, stuurt een knokploeg om hen te liquideren, maar eerst brengen ze de kinderen en Clara in veiligheid. Daarna wordt de man gedood, maar de vrouw overleeft en verraadt alle schuilnamen en adressen. Er volgt een grote razzia onder de studenten.
Bij een razzia op een ander adres weet Clara opnieuw net op tijd weg te komen. Op weer een ander moment zit ze tijdens een razzia in een gat onder de vloer: er worden planken en daarna een vloerkleed overheen gelegd en er wordt nog een bank bovenop geplaatst. Het zijn letterlijk en figuurlijk zeer benauwde tijden en Clara heeft haar hele leven angst gehouden voor gesloten ruimtes. Op haar laatste onderduikadres blijft ze na de oorlog wonen, tot ze januari 1948 met een Zwitser trouwt en in Zwitserland gaat wonen. Hoewel ze in Borne hartelijk ontvangen wordt en ook na de oorlog contact blijft houden met haar Bornse buurvrouw, brengt ze het niet op om weer in Borne te gaan wonen. De herinnering aan alle verloren familieleden en vrienden is te pijnlijk.
Bronnen
- Brieven van Clara Kin-Hes aan Jaap Grootenboer, 20-9-1984 en 10-1-1990.
- Evertzen, A. Stolpersteine in Borne. Herinneringen aan de Joodse gemeenschap. Venlo/Hengelo: Uitgeverij Smit van 1876, 2010.
- Flim, B.J. Onder de klok. Georganiseerd hulp aan Joodse kinderen. Leeuwarden: Gibbon Uitgeefagentschap, 2012.
- Niebur, J. Buch der Erinnerung. Juden in Bocholt 1937-1945. Stadt Bocholt, 2013.
- Nieuw Israëlietisch Weekblad, 27, mei 2020, p. 7.
- Noordhuis, H., G.P. ter Braak en M.F.S. Kienhuis In verdrukking, verzet en vrijheid. Borne-Bornerbroek-Hertme-Zenderen 1940-1945. Hengelo: Twentsche Courant, 1990.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)