Auteur: Hans Nijhof
Na de beurskrach van 29 oktober 1929 in New York leek het erop dat de gevolgen daarvan voor Nederland zouden meevallen, maar vanaf de zomer van 1930 begon de werkloosheid te stijgen en in 1931 werd duidelijk dat de situatie veel ernstiger was dan aanvankelijk was voorzien. De slechte economische omstandigheden leidden er uiteindelijk toe dat van de totale bevolking van 8 miljoen Nederlanders er 2 miljoen waren aangewezen op een uitkering. Al aan het begin van de crisis besloot de overheid dat Nederland zich moest ‘aanpassen aan het economisch getij’. Dat betekende dat de overheidsuitgaven en productiekosten omlaag moesten, wat onder meer inhield dat ook de loonkosten in het bedrijfsleven flink naar beneden bijgesteld moesten worden. Die klap kwam vooral hard aan bij de arbeiders in de textielindustrie, met name in Twente en dit leidde tegen het einde van het jaar 1931 tot een maandenlange staking in de Twentse textielindustrie waarmee ook de Bornse arbeiders van Spanjaard te maken kregen en die werden zeker niet gespaard.
Textielslaven
In juni 1930 publiceerde het Nederlandsch Syndicalistisch Vakverbond in haar weekblad ‘De Syndicalist’ (1) een artikel waarin ondubbelzinnig de visie van deze vakbeweging werd gegeven op de geloofwaardigheid van de werkgevers in de textielindustrie. Vooral de directie van de N.V. Stoomspinnerijen en Weverijen v.h. S.J. Spanjaard moest het ontgelden. In een schrijven hadden de ‘Twentsche Werkgevers Vereenigingen’ een zeer pessimistische toon laten horen naar aanleiding van de slechte toestand in de textielindustrie. De beloofde extra betaling voor overwerk kon er niet meer af en op vakantie met behoud van loon hoefde al helemaal niet gerekend te worden. De syndicalisten lieten hun standpunt duidelijk weten: “Wij eischen vacantie zonder een minuut overwerk.” Er werd nog eens benadrukt dat de vakvereniging weinig waarde hechtte aan ‘het geschrijf van de heeren werkgevers’. Men wist dat het op dat moment in de textielindustrie niet zo op rolletjes ging zoals de textielbazen misschien zouden wensen, maar dat het er zó donker uitzag als zij deden voorkomen leek nogal overdreven. “Wij weten dat deTwentsche Textielindustrieelen tot de allerrijksten van ons land behooren, maar een spreekwoord zegt: hoe meer een duivel heeft, hoe meer hij wil hebben.” De aanleiding voor deze uitspraak was een persbericht waarin bekend werd gemaakt dat de firma Spanjaard te Borne haar aandeelhouders, niettegenstaande de slechte gang van zaken over het jaar 1929, nog 11 % dividend had uitgekeerd. Hoewel dat iets minder was dan de 16 % in 1928 leek dat de vakbond ‘nogal welletjes’. Daarnaast bleek uit de cijfers dat er in één jaar een zuivere winst was gemaakt van fl. 640135,-. “Daar kan volgens ons inziens wel een week vacantie af met behoud van loon, want het zijn toch de textielslaven, die door hun ijverig werken deze geweldige sommen voor deze werkgevers bijeen brengen”, aldus de vakbond. Enkele maanden later werden de vakverenigingen keihard geconfronteerd met de plannen van de werkgevers.
Rationalisatie
Toen de eerste crisisverschijnselen zich voordeden werd al door onterecht pessimisten genoemde waarnemers voorzien dat het niet lang meer zou duren tot er een zeer ernstig conflict zou uitbreken in de textielindustrie, met name in Twente.
Er bestond al grote onvrede onder de arbeiders na het invoeren van diverse zogenoemde rationalisatie-maatregelen.(2) Volgens de werknemers was dit een gevolg van een reis naar Amerika van een aantal fabrikanten die daar in textielfabrieken de nieuwste vindingen hadden bezichtigd. Rationalisatie had onder andere grote gevolgen voor de wevers. Een wever die aanvankelijk werkte met zes getouwen en met ondersteuning van een leerling, moest dit in het vervolg doen zonder hulp. Maar daar bleef het niet bij. Het rationaliseren werd zover doorgevoerd dat één wever uiteindelijk zo’n 8 tot 12 getouwen zonder hulp moest bedienen. Vakbond ‘De Eendracht’ liet zich daar zeer kritisch over uit: “Dit is geen technische verbetering of rationalisatie, maar gewoonweg meer en nóg harder werken, dus uitbuiting, met bovendien ook nog eens een tariefsverlaging van 20 à 30 %.” Door de rationalisatie kon men toe met minder werknemers en werden veel arbeiders ontslagen. Voor wie aan het werk bleef steeg de werkdruk inderdaad tot onaanvaardbare hoogte. Er werden op die manier minder arbeidskosten gemaakt, maar omdat er door de arbeiders flink harder gewerkt moest worden en zij er geen cent bijkregen, betekende dat voor hen feitelijk loonsverlaging. Bij de vakbonden werd er op aangedrongen tegen de nieuwe maatregelen in verweer te komen en voor de te leveren extra arbeid een hogere beloning te eisen.
Loonsverlaging
De rationalisatie werd al breed toegepast bij de firma Gerhard Jannink & Zonen in Enschede. De firma was door de werknemersorganisaties aangeschreven met het verzoek passende maatregelen te treffen. Jannink zegde dit toe, maar hield vervolgens iedereen aan het lijntje zodat het een slepende zaak werd waarin maar geen schot kwam. Na bijna een jaar raakte het geduld van de vakbondsbestuurders op en besloten werd om krachtig op te treden tegen de fabrikant. De wevers kwamen in vergadering bijeen en spraken zich uit voor het stellen van een ultimatum aan de firma Jannink. De lonen van de gerationaliseerde werknemers zouden moeten worden verhoogd.
Terwijl deze zaak nog liep, werd er als donderslag bij heldere hemel een conferentie door de Fabrikantenvereniging Enschede (F.V.E.) en de Twentsch-Geldersche Fabrikantenvereniging (T.G.F.V.) aangekondigd waarin de werknemersorganisaties werden opgeroepen een loonsverlaging van vijf procent bespreekbaar te maken. Dat kwam hard aan. De werkgevers betoogden dat deze verlaging absoluut noodzakelijk was, waarop de besturen van de werknemersorganisaties te kennen gaven dat zij deze niet konden aanvaarden. Van een echte conferentie was nauwelijks sprake, want een vakbondsleider wist te melden dat de besprekingen al ten einde waren nog voordat de bestelde koffie was binnengebracht. Voor de textielarbeiders in Borne betekende dit dat ook zij in het conflict werden meegezogen, want Spanjaard was een prominent lid van de Twentsch Gelderse Fabrikantenvereniging.
Rijksbemiddelaar
Er volgden meerdere conferenties maar men kwam niet tot een overeenstemming en een groot conflict dreigde. Door de bemoeienis van een rijksbemiddelaar werd geprobeerd de partijen tot elkaar te brengen. Het werd er hoe dan ook niet gemakkelijker op omdat de werkgevers de kwestie Jannink wilden verbinden aan de 5 % loonsverlaging, terwijl de bonden dit absoluut gescheiden wilden houden. De bemiddelaar kwam met een voorstel de 5 % loonsverlaging te accepteren, maar deze niet te laten gelden voor de gerationaliseerde arbeiders van Jannink.
Het duurde niet lang, of het bleek, dat de christelijke textielarbeidersbond ‘Unitas’ en de R.K. bond ‘St. Lambertus’ niet van plan waren zich tegen de verlaging van 5 % te verzetten. Dit had tot gevolg dat ook de als modern geziene algemeen Nederlandse bond van textielarbeiders ‘De Eendracht’ en de ‘Landelijke Federatie van Textielarbeiders’ zich erbij neerlegden. Hoewel deze organisaties voorstander waren van staking gingen ze, weliswaar onder protest, mee in het voorstel omdat zij zonder de andere bonden té zwak zouden staan. Ondertussen werd de zaak Jannink voortgezet.
De rijksbemiddelaar probeerde nog een conflict te voorkomen, maar zonder succes, want omdat de wevers van Jannink hun eis niet ingewilligd zagen besloten ze unaniem het werk neer te leggen. Dat gebeurde daadwerkelijk op 16 november 1931.
Het wapen van de werkgevers
De werkgevers waren goed georganiseerd in verenigingen van fabrikanten, de F.V.E. en T.G.F.V. Zij hadden zich op meerder manier gewapend tegen het eventuele verzet van de arbeiders. Een beproefde methode die helemaal paste in hun verdeel- en heerstactiek, werd ook wel het ‘Twentse Stelsel’ genoemd. Dit hield in dat als er op één van de bedrijven gestaakt werd, alle fabrikanten overgingen tot de zogenoemde ‘uitsluiting’. De fabrieken werden stilgelegd en het gehele personeel kwam zonder loon op straat te staan. Een onvervalst pressiemiddel, want al doende werd een groot deel van de bevolking regelrecht de armoede ingedreven.
Men zou verwachten dat, toen de staking bij Jannink een feit was, ook naar dit wapen gegrepen zou worden. De fabrikanten hadden gedreigd van een klein conflict een groot conflict te maken, maar dit keer niet door middel van uitsluiting. Er werd een andere klap uitgedeeld en wel de aankondiging van een tweede loonsverlaging van 5 %. Dit werd gezien als straf voor het feit dat de bonden het bevel tot opheffing van de staking bij Jannink niet hadden opgevolgd. “Deze daad van de textielfabrikanten is zoo ongekend perfide, dat zelfs burgerlijke bladen haar niet durven verdedigen”, schreef een journalist in een vakbondsblad.
Vriendjes van Moskou
Het probleem werd groter en de situatie nog meer gespannen toen de firma Jannink begon met het te werk stellen van Duitse arbeidskrachten. Het werd steeds duidelijker dat de fabrikanten nog meer maatregelen zouden gaan treffen. De inspanningen tot bemiddeling van de rijksbemiddelaar, in een laatste poging om de zaak te redden, leidden niet tot een gewenst resultaat. De werkgevers waren onverbiddelijk en kondigden op 28 november de tweede loonsverlaging van 5 % aan. De verontwaardiging was groot en arbeiders lieten spontaan hun werk in de steek en liepen de straat op.
De gezamenlijke bonden waren nog afwachtend in hun standpunt met betrekking tot een plotselinge staking maar de ‘Landelijke Federatie van Textielarbeiders’, aangesloten bij het N.A.S. (Nationaal Arbeidssecretariaat)(3) schaarde zich achter de stakers en riep de andere organisaties op hetzelfde te doen. Deze radicaal-socialistische organisatie ging tot actie over en op maandag 1 december 1931 stonden bij vrijwel elke fabriekspoort leden van de federatie om alle arbeiders over te halen om direct in staking te gaan. Dat viel niet overal in goede aarde, omdat de radicaal socialisten werden gezien als ‘vriendjes van Moskou’ en dus bepaald geen vrienden van de gematigde arbeiders die Protestant, Katholiek of neutraal waren.
Rumoer te Borne, 1 december 1931
In Borne werden de ontwikkelingen met spanning gevolgd. De Twents Gelderse Fabrikantenvereniging stond als één blok tegenover de arbeiders en dat was dus ook het geval bij Spanjaard.
Een bericht uit het Overijsselsch dagblad: ”Maandagmorgen was het voor de fabriek van Spanjaard zeer rumoerig. In de fabriek werd samengegroept. Verschillende machines werden stopgezet, ’s middags weigerde een aantal arbeiders aan te vangen. Besturen van „Eendracht“ en „St. Lambertus” wisten de arbeiders binnen de fabriekspoort te krijgen. Vreemdelingen deelden pamfletten uit; geschreeuwd werd: „Moskou zal voor geld zorgen……. ”.
Verderop in het bericht werd nog meegedeeld dat in café de Viersprong een 30-tal radicale elementen werd toegesproken waarbij het er rumoerig aan toe ging. Er was politie aanwezig. En dat was een voorteken…..
Een bericht uit De Volkskrant: ”Gisterenmorgen (maandag) werden bij de fabriek der firma Spanjaard te Borne pamfletten uitgegeven door eenige communisten uit Enschede, waarin aangespoord werd in staking te gaan. Des middags bij het ingaan der fabriek waren zij er weer en hitsten de menschen op om den arbeid niet te hervatten. Ondanks alle moeiten van de communisten gingen de arbeiders(sters) op advies van de plaatselijke besturen „De Eendracht”, „Unitas” en „St.Lambertus” de poort binnen en gingen gewoon aan het werk.”
Aan de toonzetting viel op dat deze actie niet echt werd gewaardeerd. Immers de Volkskrant was een Rooms-Katholiek dagblad en de Rooms-Katholieken hadden niet veel op met de communisten. Het blad volgde liever de aanpak van de ‘kerkelijke’ vakverenigingen, die op dat moment inspanningen verricht- ten om te bepalen welke koers gevaren moest worden. Op maandagavond werd door de drie bonden vergaderingen belegd, zo ook in het St. Jozefgebouw aan de Ennekerdijk. Daar werd door de hoofdbesturen de situatie duidelijk uiteengezet met daarbij de aansporing om toch vooral het verstand te laten werken en niet het gevoel. Men zou zich laten leiden door de hoofdbesturen en wachten op een beslissing (op dinsdag). Ook zou men zich niet laten ophitsen door strooibiljetten en andere dingen.
Communisten – 8 december 1931 –
De Bornse correspondent van het Overijsselsch dagblad meldde op 8 december dat al enkele dagen het gerucht ging dat Borne met een bezoek zou worden vereerd van een honderdtal communisten.
Zij wilden vanuit Enschede een propagandatocht houden en de arbeiders van de fabrieken van de N.V. Stoomspinnerijen en Weverijen v.h. S.J. Spanjaard aansporen om ook tot een wilde staking over te gaan. Wat deze actie tot gevolg zou hebben was onzeker, maar burgemeester Schaepman was inmiddels op de hoogte gebracht en had voldoende maatregelen getroffen “door de geheele politiemacht, versterkt met eenige rijksveldwachters in de nabijheid van de fabriek een oogje in het zeil te laten houden.”
Van het onwelkome bezoek kwam niets terecht, maar verwacht werd dat ‘de volgelingen van Moskou’ de volgende dag nog een poging zouden wagen. Over de arbeiders werd geschreven dat die de meest volkomen rust bewaarden en van mening waren dat de adviezen van de organisatiebesturen dienden te worden opgevolgd. Verder had de correspondent vernomen dat de firma Spanjaard het voornemen had in elk geval een staking te voorkomen, maar hij vroeg zich af: “Op welk een manier zal dit geschieden?”
Radicale elementen – 9 december 1931 –
Het Overijsselsch Dagblad vervolgde haar berichtgeving van de vorige dag: “-In Borne veel rumoer maar weinig zaaks-. Zooals reeds eerder gemeld stond deze gemeente op de nominatie om een bezoek te ontvangen van een aantal Enschedesche agitators om ook de arbeiders werkzaam bij de firma Spanjaard alhier tot staking over te halen. Onze voorspelling dat een en ander op een fiasco zou uitloopen is maar al te zeer bewaarheid geworden.”
Tegen elf uur ‘s morgens kwam een stoet van ongeveer 200 radicale elementen het dorp binnen per fiets. Er werden opruiende spreuken op borden meegevoerd en voor de fabriek van de firma Spanjaard werd staande de ‘Internationale’ aangeheven, terwijl een van de directeuren diverse onvriendelijkheden te incasseren kreeg. Bij het uitgaan van de fabriek om 12 uur keken de arbeiders raar op. Maar ‘de volgelingen van Moskou’ die riepen om brood en zegeningen van Moskou hadden weinig succes. Alle arbeiders gingen in volmaakte rust naar huis en namen van al het gedoe zeer weinig notitie met als gevolg dat toen men om half twee weer aan het werk ging de radicalen al weer naar Enschede waren teruggekeerd. “De politie die in voldoend aantal aanwezig was, had slechts het verkeer gaande te houden.”
Géén communisten – 11-12-1931
Het eerder gepubliceerde verhaal over de communisten uit Enschede moest door Het Overijsselsch Dagblad toch enigszins gecorrigeerd worden, want de redactie ontving een schrijven van het bestuur van de landelijke Federatie van Textielarbeiders met de tekst: “„Mijnheer de Redacteur, als organisator der fietsdemonstratie naar Borne en Hengelo, welke plaats heeft gevonden Dinsdag 8 December zou ik gaarne willen dat dit deel van het overzicht wordt gecorrigeerd omdat de fiets- demonstratie niet uitging van communisten, doch van de Federatie van Textielarbeiders, de organisatie die moreel verantwoordelijk is voor de staking.”
Het bestuur schreef verder dat de federatie niets met de communistische partij te maken had en stelde zich op het standpunt dat politiek en tactiek van genoemde partij de strijd van de textielarbeiders ernstige schade toebracht, vooral door het avonturisme van deze partij. Dagbladen, tijdschriften en bonden verdedigden hun eigen standpunten binnen een maatschappij waarin de verzuiling stevig geworteld was. Protestant-Christelijken, Rooms-Katholieken of socialisten, liberalen en algemenen, vanuit hun eigen maatschappelijke of religieuze achtergrond benaderden ze het grote conflict dat, naar het leek, maar niet opgelost kon worden. De fabrikanten hielden voet bij stuk en voor de arbeiders was een loonsverlaging van uiteindelijk 10 % het bittere gevolg.
De staking een feit -14-12-1931
De Federatie bleef bij alle fabrieksuitgangen de arbeiders aansporen om over te gaan tot een directe staking. Voor deze werknemers was het zaak dat ze verzekerd zouden zijn van een uitkering als er gestaakt zou worden. Dat was een noodzaak want in geen enkel textielarbeidersgezin was het een vetpot, integendeel. Nadat al grote aantallen gehoor hadden gegeven aan de oproep van de Federatie en ‘De Eendracht’ op aandrang van honderden leden had besloten om de uitkeringen te gaan verstrekken, besloten ook de besturen van ‘Unitas’ en ‘St. Lambertus’ in staking te gaan bij alle fabrieken waar de tweede loonsverlaging was afgekondigd. En zo was de grote Twentse textielstaking een feit op maandag 14 december 1931.
Overeenkomstig de verwachtingen was het die ochtend buitengewoon rustig bij de fabrieken die bij de staking waren betrokken. De arbeiders hadden zich voor de poorten verzameld, maar niemand was plan om naar binnen te gaan, met uitzondering van enkele oudere werknemers die hun kans op pensioen door een staking niet verloren wilden zien gaan. De politie die bij de diverse ingangen slechts op bescheiden wijze was vertegenwoordigd, hoefde geen enkele keer op te treden.
Over de situatie in Borne was de berichtgeving door meerdere kranten gelijkluidend: “Overeenkomstig het advies van de hoofdbesturen der samenwerkende organisaties in de textielindustrie, zijn hedenmorgen te Borne de arbeiders van de N.V. Stoomspinnerijen en weverijen v.h. S. Spanjaard in staking gegaan. Incidenten hebben zich niet voorgedaan en alles was hedenmorgen rustig.” Maar dat zou niet lang zo blijven.
Houdt uw hoofd kalm
Het totaal aantal stakers in Twente bedroeg zo’n 16.000 arbeiders, verdeeld over de verschillende vakbonden die gemiddeld 10 à 14 gulden per arbeider per week aan steungeld uitkeerden.
Bij Spanjaard in Borne hadden 1062 arbeiders op 14 december het werk neergelegd. Door de organisaties was ’s morgens om tien uur een vergadering belegd om een en ander met de leden te bespreken. Het St. Jozefgebouw was volgestroomd met leden van de katholieke bonden(4) ‘St. Lambertus’ en ‘St. Catharina’. Van deze bijeenkomst werd verslag gedaan door de Volkskrant en ook nu weer was de berichtgeving ‘levensbeschouwelijk’ gekleurd. Uiteraard was er een geestelijk adviseur aanwezig, in dit geval kapelaan van Wijk. De voorzitter van de vergadering, dhr. Weber, kon melden dat alles een rustig verloop had gehad en hij spoorde alle aanwezigen aan om zoveel mogelijk ’s morgens de Heilige Mis bij te wonen. De geestelijk adviseur hield een toespraak waarin hij eenieder opriep om onrust te voorkomen en een goede vader te zijn. “Weest opgewekt en vroolijk en laat de zon schijnen ook in uw huisgezin. Laat men het huis niet verbitterd binnentreden, Maar met een blij gelaat. Al is de zorg nog zoo groot, hebt een hart voor uw vrouw en kinderen. Houdt uw hoofd kalm en het hart warm”, aldus de kapelaan.
Na deze rede werden meerdere personen aangewezen om bij de fabrieken te posten, met de bedoeling om eventuele acties in goede banen te leiden en niet uit de hand te laten lopen.
Staande de vergadering maakte de districtsleider van de katholieke textielarbeidersbond Sint Lambertus in Twente, dhr. Middelhuis(5) uit Enschede, zijn opwachting en kreeg het woord waarin hij de aanwezigen opriep de zaak nuchter te beschouwen. “Blijft vooral weg van de fabriek, behalve de posters die hiervoor zijn aangewezen. Offers moeten we brengen; een strijd vraagt nu eenmaal offers. Laat u niet bang maken, maar wacht alles rustig af.” Om vervolgens te eindigen met de oproep om allemaal een abonnement te nemen op de Volkskrant. De voorzitter onderstreepte de woorden van Middelhuis en het valt niet moeilijk te raden voor welke krant de correspondent werkte die dit verslag optekende…..
De oproep tot rust en kalmte en alle mooie woorden ten spijt, het bleef niet rustig.
Onderkruipers en ratten
Niet alle arbeiders staakten. Er waren ook werkwilligen. Waarom zij door bleven werken kon verscheidende redenen hebben, zoals die van de al eerder genoemde ouderen. Maar er waren ook arbeiders die het geld hard nodig hadden vanwege de kosten voor een groot gezin, ziekte van een of meerder kinderen of echtgenote en mogelijk geen recht hadden op een uitkering uit de stakingskas. Kon het deze mensen kwalijk genomen worden dat ze niet staakten? Een dilemma.
Er waren ook arbeiders, zoals de Duitsers in Enschede, die door de fabrikanten geronseld waren en het werk overnamen van de stakers. Deze zagen de werkwilligen als strijdbrekers en niet solidair. Om die reden werden er diverse scheldnamen voor hen bedacht: onderkruiper of onderkruipsel, maffer of rat. Uiteindelijk werden alle werkwilligen met dergelijke benamingen aangeduid.
Het waren de werkwilligen waarop de stakers hun pijlen richtten.
Molestatie in Borne – 15 december 1931 –
Uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant van 16 december: ”Toen gisteren eenige werkwilligen van de fabriek der firma Spanjaard te Borne naar huis gingen, werden zij door opgeschoten jongens en meisjes uitgejouwd. De gemeente-politie, die met eenige rijksveldwachters versterkt is, begeleidde de werkwilligen, waarbij het publiek soms lastig werd. Om baan te maken moest van den gummistok worden gebruik gemaakt. Bij sommige werkwilligen moesten de ruiten het ontgelden, die door onverantwoordelijke onruststokers werden Ingegooid.” Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 16 december: “Gisteren is het te Borne naar aanleiding van het conflict in de textielindustrie eenige keeren tot incidenten gekomen. Des middags werd bij de fabriek der N.V. Stoomspinnerijen en weverijen v.h. S.J. Spanjaard en Co. een werkwillige uit Delden door eenige stakers op weg naar zijn woning mishandeld, waarna de man ook het werk neerlegde. Gisteravond hadden zich voor de fabrieksgebouwen der firma Spanjaard ongeveer zeshonderd stakers en eenige honderden nieuwsgierigen verzameld, die bij het uitgaan der fabriek eenige werkwilligen molesteeren wilden. Een bejaarde man werd onder luid gejoel naar zijn woning begeleid. Bij een spoorweg-overweg, die juist gesloten werd, kwam het tot een botsing tusschen den troep en gemeente- en rijkspolitie, die van de gummistokken en sabels gebruik maakte. Hierbij werd een tienjarig meisje getroffen en vrij zwaar gewond. Geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Eenige ruiten van de woning van den ouden man werden ingegooid. Het bleef nog eenigen tijd rumoerig in de anders zoo stille straten van het dorp.”
Hoewel het er van tijd op tijd op leek dat de rust weer terugkeerde, laaide het vuurtje telkens weer op. Zo wist dagblad Tubantia te melden dat er bij defabrieken van Spanjaard enige honderden personen op straat waren om enkele bazen en hoofdambtenaren ‘naar huis te begeleiden’. Dit tegen het uitdrukkelijke verzoek van de vakbonden in.
“De politie was sterk vertegenwoordigd en dwong de demonstranten ten slotte in andere straten. Voor de zekerheid stond een brandspuit gereed om zoo noodig den troep uit elkaar te jagen. Het is dezen keer niet gekomen tot ruiten ingooien en persoonlijke molestaties, zooals gisteren. De besturen hebben den burgemeester toegezegd, zoover zij hun aanhangers in hun macht hebben, daartegen te zullen waken”, schreef de journalist.
Burgemeester Schaepman stond voor een zware taak, want de staking bleek hardnekkig en de stemming onder de stakers en hun sympathisanten werd er niet beter op. Gedurende de decembermaand was het regelmatig zeer onrustig in de Bornse straten. Ondanks het feit dat de burgemeester in het hele dorp had laten omroepen dat men niet mocht samenscholen bij de fabriek van Spanjaard, waren daar toch herhaaldelijk actievoerders op de been.
Woestelingen te Borne – 17 december 1931 –
De ongeregeldheden leidden tot grimmige taferelen met een hoofdrol voor de politie en dat was dan weer voer voor de bladen om hier kritisch over te schrijven. Zoals het sociaal democratisch weekblad De Tribune: “Terwille van een schatrijke fabrikant – woestelingen te Borne-“. Onder die kop werd het ‘beestachtige optreden’ van een twintigtal rijksveldwachters beschreven. “Deze bende heeft als gekken in het rustige Borne huisgehouden, tal van voorbijgangers afgeranseld en voorbijgangers gemolesteerd. De burgerij brengt dit beestachtige optreden in verband met de wraakzucht van de steenrijke fabrikant Spanjaard, die op deze wijze zijn woede over de staking koelt.”
De Twentse Courant beschreef het optreden van de politie in Borne als onbesuisd. “Donderdagavond hebben we in Borne een politieoptreden gehad, tegenover het bij de fabriek der N.V. Spanjaard, wachtend publiek en in geheel Borne, wat meer dan ergerlijk was”, luidde het begin van het verslag waarin vervolgens uitvoerig werd beschreven hoe een ‘aardigheid’ van enkele kwajongens ontaardde in een ware veldslag.
Wat was het geval? Zo’n 200 nieuwsgierigen hadden zich tegen zes uur verzameld bij de poort van de fabriek. Het publiek was rustig en er werd gelachen toen enkele jongens een als ‘donderbus’ omschreven stuk vuurwerk lieten ontploffen. Plotseling verscheen er een wagen met rijksveldwachters voor de poort. Na een bevel van hun commandant stormden de veldwachters en leden van de gemeentepolitie op het nietsvermoedende publiek af en mepten er ongenadig op los met hun gummistokken. Niets of niemand werd ontzien, zoals een poster van ‘St. Lambertus’ die “op een schandelijke wijze werd bewerkt en plm. 3 minuten werd achtervolgd.” Terwijl die man er nota bene stond om de orde te handhaven!
Toen de menigte bij de fabriek was verdreven, volgde er een klopjacht door de straten van Borne.
In de Almelosche Straat (nu Grotestraat), De Markt, de Markstraat en ook op de Kempen werd het volk van de straat geveegd waarbij “vele onschuldigen op een ergelijke wijze werden afgeslagen.” Mensen, onwetend en volkomen verrast sloegen in paniek op de vlucht. De Twentsche Courant: ”Bij de R. K. Kerk werd een zekeren v. D., die zich naar een vergadering begaf door de politie tegengehouden en afgeranseld. Dicht bij de Markt moest het een oude man ontgelden. Op de Spoorstraat ranselde de politie een zekere B. uit Zenderen af, een man die slechts korten tijd geleden nog als zenuwpatiënt verpleegd was. Zoo hoorden we tal van feiten, die alles bijeen genomen, getuigen van een politieoptreden, dat op geen enkele wettige gronden kan worden verdedigd of goedgepraat.”
Een fikse aanklacht, die nog feller werd door de vermelding dat de grootste fout volgens de algemene opinie was gemaakt door de burgemeester. Hij had als hoofd van de politie zelf de leiding moeten nemen, maar in plaats van aanwezig te zijn bij de brandhaard, was hij op het gemeentehuis en dat ging ten koste van de achting en sympathie van de Bornse ingezetenen. Het werd hem hoe dan ook zeer kwalijk genomen. Nog diezelfde avond maakten verschillende raadsleden hun afkeuring kenbaar. De daarop volgende vrijdag was alleen de plaatselijke politie in gezelschap van de burgemeester bij de fabriek aanwezig en het bleef bij een paar niet noemenswaardige ongeregeldheden. “Het is te hopen”, luidde het commentaar, “dat thans op een meer tactische wijze wordt opgetreden door de politie, dan zal de rust zeker wel spoedig terugkeeren. Hiervoor is geen vreemde politie noodig, en zeker niet die, welke hier Donderdag waren.”
Volkomen rust in Borne – 23 december 1931 –
Het leek haast onwaarschijnlijk dat Het Overijsselsch Dagblad op 23 december kon melden dat er op dat moment volkomen rust heerste in Borne, een groot verschil bij de week ervoor, ondanks het feit dat alle arbeiders van de firma Spanjaard per aangetekende post hun ontslagbrief hadden ontvangen. Volgens het blad verwekte dit aanvankelijk nogal consternatie, maar verliep alles kalm en werd de zaak rustig opgenomen. De heer Bartelink, correspondent te Borne, schreef onder meer dat de georganiseerde arbeiders de adviezen van de besturen volgden en dat de berichten waarin zij mede verantwoordelijk werden gehouden voor de relletjes, in het algemeen niet juist waren. Degenen die er dan wel verantwoordelijk voor waren, werden meestal omschreven als kwajongens, opgeschoten jongelui of communisten van elders.
De avondklok
Waarschijnlijk was de veldslag op donderdag 17 december het dramatische hoogtepunt van de rellen tijdens de staking. Daarmee is niet gezegd dat het volkomen rustig werd en er een mogelijk uitzicht was op het einde van de staking. Dat einde zou pas aangekondigd worden op 4 april 1932.
In de tussenliggende maanden maakten de bladen herhaaldelijk melding van incidenten. Nog ge-regeld werd er met donderbus- sen gegooid, werden straatlantaarns vernield, werkwillige onderkruipers met stenen bekogeld en ramen van hun huizen, evenals die van de woning van Spanjaard, ingegooid. Werd de politie eerder een veel te hardhandig optreden verweten,
nu werden de agenten en veldwachters beschreven als te zwak om tegen het vandalisme op te treden. De burgemeester zag zich genoodzaakt om een vorm van ‘avondklok’ in te voeren. “De burgemeester heeft in verband met de plaats gehad hebbende ongeregeldheden het bevel uitgevaardigd dat ieder, die zich tusschen ’s avonds elf uur en 7 uur ’s morgens op straat bevindt, gehouden is aan de politie naam en adres op te geven en mee te deelen, waarom hij op straat is. Wanneer de politie het gelast, moet men zich binnenshuis begeven, deuren en ramen sluiten en zorgen, dat van huis uit geen baldadigheden of handelingen in strijd met de openbare orde gebeuren. De burgemeester wijst tevens op de strenge straffen als gevolg van wederspannigheid en verzet tegen de politie.”
De grote Twentse textielstaking die in feite al was begonnen op 16 november 1931 in Enschede en op 14 december ook een feit was in Borne sleepte zich maanden voort. Alle onderhandelingen ten spijt, er kwam geen schot in de zaak en een bevredigende oplossing bleef uit. De textielbazen hielden voet bij stuk, stakers werden moedeloos, de bodem van de stakingskas kwam in zicht en de gevolgen van de wereldwijde crisis deden zich meer en meer voelen. De gematigde confessionele bonden hadden al besloten de handdoek in de ring te gooien, wat tot gevolg had dat ook de ‘De Eendracht’ moest buigen.
In de gehouden stakersvergaderingen in Neede, Losser en Borne, werd bij acclamatie besloten de staking op te heffen, maar niet nadat ‘St. Lambertus’ en ‘Unitas’ er nog even flink van langs kregen vanwege hun, volgens de modernen, slappe houding. Maar zonder de grote Katholieke en Christelijke bonden was doorstaken onmogelijk.
In Enschede werd tijdens een vergadering hetzelfde besluit genomen, wat leidde tot hevig protest bij de opgeschoten jongens in de zaal. Stoelen vlogen richting het bestuur op het podium, dat evenals een groot deel van de andere aanwezigen in paniek op de vlucht sloeg.
De grote Twentse textielstaking was opgeheven. De fabrieken gingen weer draaien. De arbeiders hervatten het werk na een al op 16 november 1931 aanvaarde loonsverlaging van 5 % en met in het vooruitzicht van eenzelfde verlaging zes weken na beëindiging van de staking, waarbij kostwinners in uurloon in enige mate gespaard bleven.
Op 7 april 1932 vermeldde het Overijsselsch Dagblad dat naar schatting zo’n 65 % van de arbeiders van de N.V. Stoomspinnerijen en Weverij- en v.h. S.J. Spanjaard weer was aangenomen en dat het nog wel enige tijd zou duren voordat alle afdelingen op volle sterkte zouden zijn. In de weverijen, die voor de staking nog draaiden op de oude manier, was de rationalisatie inmiddels ook doorgevoerd. Harder werken voor minder geld en de crisisjaren waren nog lang niet voorbij.
Op 29 april 1932 verscheen namens de directie van de N.V. Stoom-Spinnerijen en Weverijen voorheen S.J. Spanjaard te Borne in meerdere kranten de bekendmaking: “In de Woensdag gehouden vergadering van commissarissen en directie is besloten aan de algemeene vergadering van aandeelhouders voor te stellen over het jaar 1931 geen dividend uit te keeren.”
Noten
- Syndicalisme komt van ‘syndicaat’, een ander woord voor vakbond. Een politieke en economische ideologie die streeft naar een samenleving waarin alle productie en distributie in vakbonden wordt georganiseerd.
- Door rationalisatie werd het productie- of arbeidsproces zo doelmatig mogelijk ingericht om de kosten zo laag mogelijk te houden (in dit geval zeer ten nadele van de arbeider).
- Het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) was een radicaal-linkse koepelorganisatie van Nederlandse vakbonden (opgericht in 1893 en in 1940 opgeheven door de Duitse bezetter).
- Een groot deel van de Bornse arbeiders was Rooms-Katholiek.
- J.A. Middelhuis was een Twentse textielarbeider, die via de katholieke textielarbeidersbond opklom tot één van de leidinggevende figuren van de katholieke vakbeweging. Hij werd na de oorlog secretaris en later twaalf jaar voorzitter van de Katholieke Arbeidersbeweging. In de Eerste Kamer was hij zestien jaar woordvoerder sociale zaken van de KVP-fractie.
Bronnen
• Diverse artikelen uit in de tekst genoemde tijdschriften en dagbladen, bron Delpher.
• Tijdschriften van in de tekst genoemde vakorganisaties.
• nl.Wikipedia.org.
• Canon van Nederland / Canon van Borne
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)