Auteur: Annette Evertzen
Tijdens de voorbereidingen voor het boek Ontduiken en onderduiken, hebben de auteurs Stevine Groenen en Annette Evertzen leden van de familie Lievenboom geïnterviewd. Helaas is er uit deze gesprekken te weinig informatie naar voren gekomen over de onderduik en onderduikervaringen. Daarom is er in het boek geen hoofdstuk gewijd aan deze joodse familie. Omdat Leo Leurink in het vorige nummer van Boorn & Boerschop schreef over de Villa “de Boom”, het huis van de familie in de Oude Deldensestraat, was dit een goede aanleiding om het verzamelde materiaal alsnog te publiceren.
De unieke naam Lievenboom duikt in de Nederlandse archieven voor het eerst in Borne op. In 1813 wordt Izaak Lievenboom genoemd in een vermelding van Salomon Spanjaard aan de ‘Grood Rabijn te Zwolle’. Het gaat om een opgave van de joodse bevolking van Borne. Izaak is dan een alleenstaande lompengaarder. Hij is geboren in Liechtenstein, in de Bohemen (Tsjechië) rond 1785.
De achternamen
In het eerste bevolkingsregister van Borne, ten behoeven van de eerste volkstelling in 1830 staan op huis nummer 30 in het buurtschap Zenderen 11 personen vermeld, waaronder Izaak met zijn vrouw Lena van Duveen(?), Philip Izak van 4 jaar, Betje Izak van 2 jaar en Levie van 3 maanden(1).
De achternaam van Lena is moeilijk leesbaar in het bevolkingsregister, ze overlijdt in 1831 en staat dan opgetekend als Lena Israël Joseph Tovein, met als partner Izak Leevenboom(2). Ook in de overlijdens- en huwelijksakten van haar kinderen staat ze onder de naam Tovein vermeld. De onderzoeker Corwin noemt haar in zijn artikel ‘Over oude Joodse begraafplaatsen in Twente’ Lena Israël Joseph de Vienne en veronderstelt dat ze uit Wenen kwam. Izak heeft in dit artikel de achternaam Leeveboom(3).
Lea overlijdt jong en Izak hertrouwt na haar dood met de Oldenzaalse Henriette/Hendrietta Cohen. Met haar krijgt hij geen kinderen. Izak overlijdt in 1848, op 64-jarige leeftijd. Zijn vrouw Henriette sterft in 1868, ze is dan 82 jaar.
De kinderen van Izak en Lena
Van de kinderen van Izak en Lena blijven Betje en Philip ongehuwd. Ze blijven in het ouderlijk huis wonen, maar na de dood van zijn zus Betje in 1879 trekt Philip bij zijn broer Levie in. Levie is in 1864 met Theresia Hendrika Cohen getrouwd.
Theresia Hendrika was de dochter van de Enschedese slager Michiel Abraham Cohen, oorspronkelijk afkomstig uit Oldenzaal en Sara Witgensteiner, een koopmansdochter uit Ootmarsum.
Theresia is ongetwijfeld familie van haar schoonmoeder, de tweede moeder van haar man Levie. Theresia’s zus Helena Martha trouwt met Nathan Menko en is de moeder van Sig Menko, die in de oorlog een grote rol speelt voor de joodse gemeenschap van Enschede.
Theresia overlijdt in 1906, Levie in 1922, op 92-jarige leeftijd.
Betje, Philip, Levie en Theresia liggen in Borne op de Israëlitische begraafplaats begraven. Op de grafsteen van Levie staat onder meer:
41 jaar was hij leider en opzichter van de heilige gemeente hier en 63 jaar was hij penningmeester van de vereniging Talmoed Tora en ook verrichtte hij eredienst door voorlezer te zijn hij ging naar zijn vaderen in hoge ouderdom.
De kinderen van Levie en Theresia
- Izak (1865-1934) huwt Marianna Duparc (1871-1942)
- SARA(1866-1942) huwt NATHAN OVERWEG (1856-1942)
- Emilius (1868-1941)
- Albert (1869-1932)
- Barend (1871-1939)
- Rudolf Abraham (1873-1935)
- LENA (1875-1942) huwt Levi Haas
- Emma (1877-1969)
- Lea (1879-1960)
- Herman (1881-1959)
Als de naam gemarkeerd is (b.v. SARA), betekent dat deze persoon gedood is in een concentratiekamp.
Van deze tien kinderen blijven er zeven alleenstaand; alleen Izak, Sara en Lena trouwen.
In 1928 wordt door de Lievenbooms een bouwvergunning aangevraagd voor villa ‘de Boom’ aan de Oude Deldensestraat 6, nu nummer 5, te Borne. De villa wordt bewoond door de zonen en dochters van Levie en Theresia die in Borne blijven: Emilius, Barend, Rudolf, Emma, Lea en Herman. Zes alleenstaande broers en zussen die samen in het grote huis wonen.
Deze Lievenbooms runnen een confectiefabriek en zijn welgesteld. Op sabbat maken ze wandelingen door het dorp, op weg naar de synagoge. De vrouwen vallen daarbij op door hun schoonheid en de mannen door het gebruik van aftershave. Omdat ze orthodoxe joden zijn, vallen ze ook op door hun traditionele kleding tijdens joodse feestdagen. Ze zijn op zichzelf, maar maken door hun leefstijl en burgerlijke staat indruk in Borne.
Barend is tot zijn overlijden in 1939 voorzitter van de Nederlandsche Israëlitische Gemeente en van het Joodsch Vluchtelingencomité. Zijn broer Rudolf overleed in 1935.
Tijdens de oorlog wonen Emilius (Miel) en Herman met hun zusters Emma en Lea in hun Bornse villa. Ze besluiten op 23 mei 1940 om tijdelijk naar Heemstede te verhuizen, naar de H. de Keyserlaan nummer 4, omdat ze binnen de waterlinie willen wonen. Emilius sterft er in 1941.
Als de kuststrook ontruimd wordt door de Duitsers om een invasie vanuit Engeland tegen te gaan, duiken Emma, Lea en Herman eerst in Amsterdam onder (in de rivierenbuurt in Zuid) en daarna alle drie in een nonnenklooster in Brabant. Ook Herman zit bij de zusters, hij gaat er voor in de joodse dienst, waarvan ook de zusters meegenieten(4).
De Bornse Lievenbooms keren na de oorlog terug en gaan weer in hun villa ‘de Boom’ wonen. Op een gegeven moment wordt Herman ziek en moet hij geopereerd worden, maar hij wil Emma en Lea niet alleen laten en ziet ervan af. Emma is de langstlevende, ze woont tot haar dood in 1969 in Borne.
Na hun dood komen alle broers en zuster op de Israëlitische begraafplaats van Borne naast elkaar te liggen, in zes identieke graven.
De confectiefabriek
De familie Lievenboom runt een confectiefabriek aan de Grotestraat, tegenover de Oude Almeloseweg. Het zou nu in de lengte in de Bakkersteeg liggen, als de fabriek niet in mei 1945, één maand na de bevrijding van Borne, was afgebrand(5).
Het perceel D3175, waarop de fabriek staat, is in 1892 genummerd. Of dit ook het jaar is waarin de fabriek werd opgericht, is onbekend. De firma draagt de naam van stamvader Izak: Firma I. Lievenboom, later Firma Erven I. Lievenboom. In 1912 wordt een verzoek gedaan voor het aanbrengen van een winkelruit en het jaar daarna voor het bouwen van een werkplaats voor naaisters.
In de fabriek wordt werkkleding in allerlei soorten en maten machinaal geknipt en genaaid, zoals grijze stofjassen.
Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog draait de firma goed. In de verslagen van de Kamer van Koophandel te Borne lezen we in 1916(6):
De Firma Erven I. Lievenboom, werkende met 120 arbeiders, deelt ons mede, dat bij haar geregeld opdrachten voor militaire kleeding binnenkwamen, mede een gevolg van de huidige tijdsomstandigheden.
Over het jaar 1917 lezen we dat de confectie industrie kampt met de moeizame levering van buitenlandse stoffen:
De Firma I. Lievenboom deelt ons mede, dat, hoewel het niet aan orders ontbrak, in de laatste maanden van het verslagjaar, met het oog op de voortdurende onvoldoende levering van stoffen en garens, geen nieuw personeel kon worden aangenomen of vertrekkend kon worden vervangen, zodat in het bedrijf van deze Firma nog 106 personen werkzaam zijn.
In 1918 zijn de prijzen van de stoffen gestegen tot soms het tienvoudige van de vooroorlogse prijzen, maar de orders van het Centraal Magazijn voor Militaire Kleeding blijven binnenkomen, ook ten gevolge van de geruchten dat de spinnerijen en weverijen door gebrek aan materialen binnenkort hun deuren zullen moeten sluiten. De Firma Lievenboom kan door inkrimping van de werktijden – met een wachtgeldregeling voor het personeel – gaande worden gehouden.
In 1919 ligt de confectie-industrie zo goed als stil, maar trekt daarna ook weer aan. Bij de Firma Lievenboom wordt in dat jaar de 8-urige werkdag en 45-urige werkweek ingevoerd en een vakantieregeling van zes dagen. Ook wordt er voor het personeel een ziekenfonds opgericht.
Bernarda Slaghekke, die in 1922 op 14-jarige leeftijd bij de Lievenbooms ging werken en er bleef tot 1942, herinnert zich(7): “De naaisters zaten op de eerste verdieping en beneden zaten de heren Gaalman en Bokkerink de kleding op maat te knippen.”
Ze merkt de gevolgen van de economische crisis in de jaren ’30: “Het was in die tijd nogal slapjes. Ik moest wel in de fabriek aanwezig zijn, maar er was niet veel te doen en je verdiende dan ook een stuk minder dan normaal”. Er werd gewerkt op stukloon. Over de taakverdeling binnen de familie Lievenboom zegt ze: “Miel Lievenboom had de leiding en verder had je nog meneer Herman, die meestal op reis was om de goederen te verkopen en Rudolf, Barend, Emma en Lea. De Lievenbooms waren allemaal ongetrouwd en al aardig op leeftijd”.
Ook Rudolf hield zich intensief bezig met het familiebedrijf. Hij staat vermeld als confectie-fabrikant bij zijn overlijden in 1935 op 61-jarige leeftijd.
Albert, Izak, Sara en Lena Lievenboom
Van de tien kinderen van Levie en Theresia vertrekken er vier uit Borne: Albert vertrekt naar Enschede; Izak, Sara en Lea trouwen en vestigen zich elders. Voor de lezers van dit blad zijn de volgende gegevens misschien nog interessant.
Albert is in Enschede de initiatiefnemer en grondlegger van de bioscoop Alhambra, de oudste bioscoop van Nederland. Samen met Leo Serphos en Ed Cohen Barnstein richt hij deze bioscoop in 1912 op en tot 1925 doet hij het algemeen management. Albert is één van de eersten in Nederland met een auto (nummer 97?). Hij blijft ongehuwd en overlijdt in 1932.
Alberts broer Izak woont met zijn vrouw Marianne – een apothekersdochter uit Den Haag – en hun twee kinderen Bella en Lo ook in Enschede. In 1925 draagt Albert het beheer over de bioscopen over aan zijn neef Lo, die al vanaf 1918 in de directie zat. Bella trouwt met haar neef Israël Overweg, de oudste zoon van Nathan Overweg en Sara Lievenboom.
Als Bella een kindermeisje zoekt, helpt haar broer Lo haar met de selectie. Het wordt Ilse Weinberg uit Duitsland. Lo zag haar gelijk al helemaal zitten en in 1935 trouwen ze. Opmerkelijk is dat de namen van de kinderen die Ilse gaat verzorgen ook de namen van haar ouders zijn: Norbert en Meta. Deze Norbert en Meta Weinberg weten vlak voor de oorlog nog naar Nederland te vluchten, zeer waarschijnlijk zijn ze een tijdlang ondergedoken geweest in de doopsgezinde pastorie in Borne.
De ouders van Ilse overleven de oorlog, evenals Ilse en Lo zelf. Na de oorlog stort Lo Lievenboom zich weer in het bioscoopleven, zowel in Enschede als in Almelo. Hij is directielid van verschillende bioscopen in Enschede, Hengelo en Almelo(8).
Lo en Ilse krijgen één dochter: Mary-Elsbeth. Zijn vormt later samen met haar man Paul Nieuwendijk de derde generatie Lievenbooms die bioscopen beheert: Alhambra, Palace, Metropole, Asta en Lumière in Enschede, Palace in Almelo en Euro in Emmen. Alleen Alhambra bestaat nog, maar de Lievenbooms zijn er sinds 2006 niet meer aan verbonden.
De familie Overweg
Ook Bella en Israël Overweg overleven de oorlog, maar zijn ouders worden vermoord, samen met twee van hun kinderen. Een andere broer van Israël – Bertus – wordt tandarts. Hij en zijn vrouw verliezen hun twee kinderen in de oorlog. De kinderen zaten op een ander adres ondergedoken en werden verraden. Bertus en Bertha krijgen na de oorlog nog twee kinderen: Margaret en Herman Frank. Margaret trouwt met Louis Mogendorff. Zijn grootvader met dezelfde naam is in Borne geboren, net zoals Margarets grootmoeder Sara Lievenboom. De twee grootouders hebben elkaar in Borne ongetwijfeld gekend.
De familie Haas
Lena Lievenboom trouwt in 1912 met de veehandelaar Levi/Leon Haas, Lena is dan 36 jaar. Het echtpaar vestigt zich in Strijen en krijgt drie dochters: Ro, Thesie en Minie.
Tijdens de oorlog is Lena waarschijnlijk weduwe, ze woont dan in Rotterdam. Lena wordt in Auschwitz vermoord, maar haar dochters Thesie en Minie overleven de kampen. Ro was al voor de oorlog naar Israël vertrokken.
Tenslotte
Van de tien kinderen van Levie en Theresia leven na de oorlog alleen Emma, Lea en Herman nog. Maar deze drie Lievenbooms hebben nog wel enkele neven en nichten:
Bella en Lo, de kinderen van hun oudste broer Izak; Israël en Bertus Overweg, de zonen van hun zus Sara; en de kinderen van hun zus Lena: Ro, Minie en Thesie Haas.
Ondanks het grote gezin van Levie en Theresia met tien kinderen is het na de oorlog een kleine familie doordat verschillende familieleden in de oorlog vermoord zijn en de familie Lievenboom veel alleenstaanden kende.
De naam Lievenboom wordt alleen nog door Mary-Elsbeth in ere gehouden.
Bronnen:
• Gesprek met Mary-Elsbeth en Paul Nieuwendijk, 17 januari 2013.
• Informatie verzameld door Eva van Viegen, email 17 februari 2013
• Gemeentearchief Borne
• http://akevoth.org
• www.joodsmuseum.nl
• www.wiewaswie.nl
• www.brnnch.net
• http://www.cinemacontext.nl
• Braak, G.P. ter en Noordhuis H. Groeten uit Borne. Oldenzaal: Twents-Gelderse Uitgeverij de Bruyn
• 1992
• Corwin, H.W. Over oude joodse begraafplaatsen in Twente. Jaarboek Twente 1962
- De buurtschap Zenderen omvatte destijds een groot deel van wat nu de kern van Borne is, ook het gebied waar ze later villa ‘de Boom’ bouwden.
- https://www.wiewaswie.nl/personenzoeken/zoeken/document/a2apersonid/185206693/srcid/18541oid/32
- Corwin, H. W. (1962).
- De informatie komt van Eva van Viegen, een familielid. e-mail 17 februari 2013.
- Wat er nog van het bedrijf over was werd overgenomen door het confectiebedrijf Groeneveld in Almelo.
- De verslagen zijn te vinden in het gemeentearchief in Borne. Begin twintiger jaren vindt er een fusie plaats van de Kamers van Koophandel en is in de jaarverslagen geen informatie meer te vinden over specifieke Bornse bedrijven.
- Braak, G.P. ter & H. Noordhuis (1992).
- Voor de precieze data zie: www.cinemacontext.nl: L.J. Lievenboom.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2014-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)