Boorn & Boerschop 2013-02: Borne’s eerste burgemeester en notaris W. C. Lantman -3- Familie en gezin

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Anja Tanke en Jeroen Kuhlmann

Dit is het derde en laatste deel van ons verhaal over Willem Christiaan Lantman. In het eerste deel is uitgebreid zijn carrière in beeld gebracht en het tweede deel staat in het teken van het vertrek naar Amerika. In dit derde deel bespreken we zijn familie en gezin. Tijdens ons onderzoek hebben we hierover behoorlijk wat informatie gevonden. Het vertelt indirect veel over de opvoeder Lantman en de keuzes die hij voor zijn kinderen maakte.

De familie Lantman

De familie is oorspronkelijk afkomstig uit Hoorn. Uit de genealogie blijkt dat de vierde generatie van daaruit vertrekt naar Zwolle(1). Hier wordt rond 1750 Willem Antonie geboren, de vader van Willem Christiaan.

Op 15 januari 1775 trouwt Willem Antonie in Nijmegen met Alijdis Willemina van Endt. Hij geeft als beroep op luitenant in garnizoen. De eerste jaren van hun huwelijk wonen ze in Nijmegen, tussen 1783 en 1786 vertrekt het gezin naar Zwolle. In totaal worden uit het huwelijk zes kinderen geboren, twee jongens en vier meisjes.

Vader Lantman is wijnkoper en vanaf 1792 ambtman(2) van de hofhorige goederen van het stift Essen in Westfalen. Het stift heeft op de Noord Veluwe en rond Mastenbroek ca. 180 erven in erfpacht uitgegeven. De ambtman voert onder meer het beheer over de erven, int de pacht en is ook gemachtigd namens het stift op te treden. Daarnaast is Willem Antonie in de jaren ’90 van de achttiende eeuw beleend met het erve Den Hoff gelegen in Spoolde(3).
Hij bekleedt ook diverse bestuurlijke functies waarbij ongetwijfeld financiële vergoedingen horen, zoals lid van de Zwolse vroedschap (1808) voorzitter van de polder Mastenbroek (1816) en lid van de gemeenteraad van Zwolle (1816). In diverse akten van de burgerlijke stand wordt hij rentenier en landeigenaar genoemd.

Afb. 01: Schematisch overzicht van drie generaties Lantman

Andere familieleden in Borne

Henrica Johanna (Henriëtte), een jongere zus van Willem Christiaan, is in 1802 getrouwd met Wilhelmus Hieronimus Christiaens. Op 13 mei 1805 kopen zij van het echtpaar Dorgelo-Schutte een huis, schuur en hof aan de Markt. Tevens kopen ze een stukje land gelegen in de Rechterskamp. De koopprijs bedraagt tezamen ƒ 3050,– en daarvan is ƒ 1050,– contant betaald. Het resterende bedrag wordt door het echtpaar Dorgelo in hypotheek gegeven gedurende zes jaar met 4% rente(4).
Al voordat het echtpaar Christiaens naar Borne verhuist, is Wilhelmus Hieronimus in 1804 een bedrijfje begonnen met Willem Christiaan. Zou dit de reden voor de verhuizing naar Borne zijn?

Christiaens is arts van beroep en als hij hier in 1804 komt wonen, is hier al een andere arts actief: Antonie Hendrikus Schoemaker. Hoe zou dat gegaan zijn? Heeft Christiaens hier ook gepraktiseerd als arts, of houdt hij zich uitsluitend bezig met de firma Lantman?
Het echtpaar woont hier maar kort want op 21 oktober 1807 verkopen ze hun woning en de grond in de Rechterskamp aan het echtpaar Pol-Natorp. Vanaf november 1807 dient de woning als pastorie van de Doopsgezinde gemeente(5). Door deze verkoop is daarom precies bekend waar het echtpaar Christiaens gewoond heeft: op het Dorsetplein links van het huidige restaurant Solera.

Het gezin van Willem Christiaan Lantman

Onze hoofdpersoon Willem Christiaan is de tweede zoon. Van alle kinderen uit het gezin van Willem Antonie Lantman is hij de enige die nageslacht krijgt.

Hieronder volgt een beknopte genealogie van zijn gezin, zie hiervoor het schematisch overzicht op de vorige pagina.
Wilhelmus Christianus (Willem Christiaan) Lantman, ged. Nijmegen RK Statie der Predikheren 10-11-1778, tr. RK Zwolle 07-06-1801 Joanna Maria van der Heijden, ged. Amsterdam 20-04-1773, d.v. Martinus van der Heijden en Anna Catharina van Schrooijenstein.

Joanna Maria van der Heijden is weduwe van Gerardus Bartholomeus van Endt(6), met wie zij in 1790 in Amsterdam is getrouwd. Uit dit huwelijk zijn voor zover bekend geen kinderen geboren. Haar schoonvader Giesbertus heeft een nicht, Aleijdis Willemina van Endt. Zij is getrouwd met Willem Antonie Lantman. Mogelijk heeft de familie een goede ‘bestemming’ gezocht voor de jonge weduwe die twee erfenissen (7) en (8) in het vooruitzicht heeft en is de ongehuwde zoon van Aleijdis heel geschikt. Het huwelijk zou dan gearrangeerd zijn. Iets wat heel normaal was in die tijd, want zo bleven geld en goed in de familie(9).

Op 30 april 1801 worden ingeschreven als nieuwe inwoners van Zwolle “G(iesbertus).J. van Endt, de weduwe van Endt (=Joanna Maria van der Heijden) en de weduwe van der Hijde’ (=Anna Catharina van Schrooijenstein). Plaats van herkomst wordt niet vermeld, maar het moet wel Amsterdam zijn. Mochten zij tot armoede vervallen, dan staat de Roomsche Armenkamer garant voor het levensonderhoud. Borg is onder andere W. Lantman(10).

Uit het huwelijk van Willem Christiaan en Joanna Maria worden negen kinderen geboren:

  1. Johannes Bartholomeus Petrus (Jan), geb. Zwolle 10-12-1801, commies, commies te voet, fourier, overl. voor 1844, datum en plaats onbekend(11). Tr. Olst 30-12-1824 Anna Broekhof, geb. Olst 15-02-1806, overl. Deventer 11- 03-1840 d.v. Frederik Broekhof en Dorothea Meijer.
  2. Wilhelmina, ged. Borne 22-05-1803, geestelijke dochter (klop), overlijdensdatum en -plaats onbekend.
  3. Catherina Bertina (Clara), ged. Borne 17-12-1805, algemeen overste van de congregatie van Jezus, Maria, Jozef, overl. ‘s Hertogenbosch 13-04-1880.
  4. Wilhelmus Antonius Ludovicus (Willem Antoon Lodewijk), geb. Borne 03-09-1807, overl. Borne 15-01-1896, kandidaat-notaris, winkelier, fabrikeur, gemeentesecretaris van Borne. Tr. Oirschot 26-01-1839 Helena Verspeek, geb. Oirschot 09-05-1811, overl. Borne 04-10-1894, d.v. Johannes Verspeek en Catharina Heessels.
  5. Egbertus Wilhelmus Henricus, ged. Borne 04-10-1809, veearts, overl. Borne 28-03-1895. Tr. Borne 02-08-1849 Maria Anna Verspeek, ged. Oirschot 02-09-1805, overl. Borne 07-06-1889. d.v. Johannes Verspeek en Catharina Heessels.
  6. Theresia Ludovica Francisca, ged. Borne 28-12-1810, geestelijke dochter (klop), overlijdensdatum en -plaats onbekend.
  7. Alardus Gerardus, geb. Borne 03-05-1812, overl. Borne 13-09-1812.
  8. Antoon Peter, geb. Borne 02-12-1814, logementhouder, overlijdensdatum en -plaats onbekend. Tr. Borne 29-11-1845 Aleida Anna Maria le Cavalier, geb. Eibergen 1819, d.v. Johan Rudolph le Cavalier en Anna Maria Elisabeth Baeten.
  9. Renaud Joseph Willem Jan, geb. Borne 03-07-1816, volontair in garnizoen, overl. Borne 10-05-1835.

De kinderen

Op zoek naar het ene, vind je soms heel wat anders. Zo is er behoorlijk wat informatie over de kinderen Lantman gevonden. Over hen zijn toch een aantal markante zaken boven tafel gekomen. Daarom besteden we ook aandacht aan de meeste kinderen. Hun levensloop vertelt indirect wat over de opvoeding die ze van hun ouders krijgen, maar ook over de keuzes die zij in hun leven maken. Van de kinderen genoemd in het genealogisch overzicht onder 7 en 9 is geen aanvullende informatie gevonden.
De kinderen Lantman gaan naar de enige lagere school die Borne in die periode rijk is, de openbare school gelegen bij de Oude Kerk, waar ze les krijgen van de protestantse schoolmeester Jordens. Aan huis wordt tekenles gegeven door de Deldense tekenleraar Langenveld(12). Het is niet meer na te gaan, zouden de kinderen thuis, onder leiding van de pastoor godsdienstles hebben gehad? Pas in 1855 kreeg Borne haar eerste katholiekatholieke schoolmeester in de persoon van E.A. Wientjes.

1. Johannes Bartholomeus Petrus (Jan)

Jan treedt in de voetsporen van zijn voorvaderen en gaat het leger in. In 1830 is hij fourier bij de afdeling Kurassiers nr. 9. Hij wordt dat jaar gedecoreerd met een metalen kruis. Bij de reden voor aanspraak wordt genoemd “mobiel leger”(13).
Deze oudste zoon trouwt met een dochter uit een gereformeerde familie. Het huwelijk vindt (uiteraard) pas plaats nadat zij rooms is geworden(14). Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren, waarvan de oudste zoon al in 1830 in het gezin van zijn grootouders woont(15). Deze Willem Christiaan jr. vertrekt in 1844 uit Borne(16). Zijn broer Frederik Alexander Lodewijk woont ook een periode bij zijn grootouders. In 1848 vertrekt hij uit Borne naar Amerika(17).
Na het overlijden van zoon Jan, schoondochter Anna Broekhof was al overleden in 1840, zijn Lantman en zijn vrouw begin 1844 ook verantwoordelijk voor de twee kleindochters. In de brief die Lantman schrijft aan pastoor Coolen, vraagt hij of één van zijn kleindochters “een meisje van 15 jaren, zeer schrander en buitengewoon devoot”, geplaatst kan worden in de congregatie waarvan zijn dochter Clara overste is. Hij vraagt dat “opdat de bezwaarlijke taak die mij is opgelegd in mijne hoge jaren enigszins verligt worde”(18).

2. en 6. Wilhelmina en Theresia Ludovica Francisca

Deze dochters worden in het Bornse bevolkingsregister van 1840 ‘geestelijke dochter’ genoemd. Een bekendere term is ‘klopje’. Taken van klopjes zijn onder andere het geven van godsdienstlessen, stervensbegeleiding en het doen van ‘barmhartige werken’. Klopjes leggen een gelofte van armoede en zuiverheid af aan de plaatselijke pastoor. Ze behouden hun vermogen en met hun bezit steunen ze vaak het werk in de plaatselijke parochie(19). In het parochiearchief is over Wilhelmina en Theresia helaas niets gevonden. Het is daarom niet bekend welke taken hebben uitgevoerd(20). De zussen wonen naast hun ouders in de Grotestraat op nummer 143. In de kadastrale legger staat Theresia te boek als ‘winkelierse’(21) en met opbrengsten uit deze winkel zullen ze in hun onderhoud voorzien hebben.
In het testament dat Wilhelmina in maart 1847 laat maken, benoemt ze haar zuster Theresia tot enig erfgename(22).
In 1848 vertrekken ze met hun ouders en neef naar Amerika. Hoe hun leven daar is verlopen, is niet bekend.

3. Catherina Bertina (Clara)

Ook deze dochter kiest voor een religieus leven. Vader Lantman schrijft over zijn drie dochters in zijn brief aan pastoor Coolen “dat ik mijne drie dochteren de geestelijke stand heb laten aanvaarden”(23). Kennelijk vond hij een dergelijke levensinvulling voor zijn dochters belangrijker dan het huwelijk en een eigen gezin.

Clara treedt in in de congregatie Gezelschap van Jezus, Maria, Jozef. De congregatie is in het begin van de twintiger jaren van de negentiende eeuw in Amersfoort gesticht onder de naam “Pédagogie Chrétienne”. Met opzet onder deze naam, want het stichten van een nieuwe kloostergemeenschap is destijds verboden en van godsdienstvrijheid is feitelijk geen sprake. Daarom wordt een naam en een bedrijfsvorm gekozen die zich richt op de taak: het onderwijzen in een christelijke (lees katholieke) opvoeding(24). De zusters bestieren een armenschool en nemen ook betalende leerlingen op.
Op 21-jarige leeftijd, op 20 juni 1827 vindt haar intreding plaats bij Pédagogie Chrétienne en op 28 mei 1828 worden de eerste geloften afgelegd(25). Ze kiest als kloosternaam Clara.

Afb. 02: Het moederhuis van de congregatie in Engelen. Foto: collectie stadsarchief Den Bosch, nr. 43226

Clara treedt in in de dan nog zeer jonge congregatie. Naast het religieuze dagritme wordt er hard gewerkt, maar er is nauwelijks genoeg geld en de leefomstandigheden zijn armoedig. Toch kan in 1828 gestart worden met de bouw van een pensionaat, het eerste zusterhuis, in Engelen bij Den Bosch. Vanuit het nieuwe pensionaat verzorgt Clara, tezamen met een andere zuster, tussen 1828 en 1830 het onderwijs in Vlijmen. In deze periode is Clara overste van Vlijmen.
Kennelijk vallen Clara’s kwaliteiten op, want in 1832 wordt ze benoemd tot overste van Engelen. Een mooie promotie. Het betekent dat zij onder andere belast wordt met de dagelijkse leiding van het huis. Regelmatig moet zij verslag uitbrengen aan de algemene overste over de gang van zaken binnen Engelen en met name over de religieuze discipline. Op 1 maart 1840, als het moederhuis verplaatst wordt naar Engelen, wordt Clara met algemene stemmen (door de andere zusters) gekozen tot algemene overste van de congregatie(26).

De algemene overste wordt benoemd voor een periode van zes jaar. Zij geeft onder andere leiding aan de congregatie en ziet toe op het naleven van de regels; is verantwoordelijk voor de boekhouding en kan giften en legaten aannemen; houdt toezicht op de religieuze tucht; beslist over overplaatsingen en neemt nieuwe leden aan. Ook brengt ze regelmatig bezoeken aan de zusterhuizen. De aandacht ligt dan vooral op de naleving van de religieuze aspecten en de dagelijkse huishoudelijke zaken(27).

In 1842 verschijnt een prospectus van het pensionaat in Engelen. Daarin wordt opgesomd dat jonge dames les krijgen in Christelijke lering, gewijde geschiedenis, lezen, schrijven, rekenen, boekhouden, taal (Nederlands, Engels, Duits en Frans), letterkunde, briefstijl, aardrijkskunde en vrouwelijke handwerken(28).
Onder Clara’s leiding groeit de congregatie. In de jaren ’40 komen er zusterhuizen en armenscholen in Waalwijk en Den Bosch, een pensionaat in Nijmegen, een school met klooster in Vlijmen en in 1852 een zusterhuis in Culemborg(29) Ongetwijfeld betekent het veel organiseren en financiële zorgen, voordat een deel van de zusters kon verhuizen en daadwerkelijk gestart kon worden met het geven van onderwijs(30).

Als in 1845 het kerkelijk gezag over de congregatie wordt geregeld – de zusters stellen zich onder bestuur én bescherming van de apostolisch vicaris – wordt de brief daartoe namens alle zusters ondertekend door uwe hoogw. onderdanigste dienaresse Catharina Maria Lantman, sr. Clara Ignatia Mathia. Bij deze gelegenheid wordt Clara Lantman opnieuw gekozen tot algemene overste. Naast haar worden vier assistentes benoemd. Mogelijk zegt het aantal assistentes iets over het aantal taken en verantwoordelijkheden die op haar schouders liggen.

In 1851 vindt opnieuw een bestuursverkiezing plaats en Clara Lantman wordt opnieuw gekozen tot algemene overste. Met haar gezondheid gaat het minder goed. De hoofdpijnen waar ze aan lijdt, worden steeds erger. Ze wordt zelfs getroffen door “verstandsverbijsteringen”. De klachten nemen een zodanige vorm aan dat ze geen leiding meer kan geven aan de congregatie en in 1856 ontslag neemt als algemeen overste. Ze verhuist naar het huis van de congregatie in Culemborg(31).

Haar gezondheidstoestand verslechtert zodanig dat verblijf in Culemborg onmogelijk wordt. Clara wordt op 30 december 1867 opgenomen in het krankzinnigeninstituut Reinier van Arkel aan het Hinthammereinde in Den Bosch(32). De kosten voor de verpleging moet de patiënt zelf betalen maar in Clara’s geval is de congregatie bereid deze op zich te nemen.
Op 9 januari 1872 komt bij de gemeente Borne een brief binnen van de officier van justitie uit ’s Hertogenbosch. Clara’s toestand wordt daarin beschreven als krankzinnig. Ze zal onder curatele gesteld moeten worden en in de brief wordt gevraagd om de naam van een familielid indien beide broers de zorg voor hun zuster niet op zich willen nemen(33). Tot curatoren worden benoemd Wilhelmus Ludovicus Lantman en Reneldus Wilhelmus Johannes Marinus van Schroienstein Lantman(34) en zijn zoons van haar broer Willem.

Clara Lantman overlijdt in ’s Hertogenbosch op 13 april 1880. Zij moet een ontwikkelde, intelligente vrouw geweest zijn, vaardig met de pen, met veel organisatietalent en gevoel voo bestuurlijke verhoudingen. Geliefd bij haar medezusters, die haar meerdere keren verkiezen als algemene overste.

4. Wilhelmus Antonius Ludovicus (Willem)

Willem vervult zijn dienstplicht bij de rustende schutterij van Borne. In 1833 heeft hij de rang van tweede luitenant. In het stamboek laat hij als beroep kandidaat-notaris noteren(35). Kennelijk heeft Willem de studie niet afgemaakt. Na zijn dienstplicht verdient hij zijn geld als winkelier in manufacturen. In 1849 verkoopt hij een grote hoeveelheid schoenen, sokken, voering, beddengoed, laken, baaij en molton(36). Tevens exploiteert Willem 50 weefgetouwen. Hij doet dat als werkbaas voor fabrikeurs in Almelo en Enschede. De geproduceerde katoenen stoffen worden geëxporteerd naar Nederlands Indië(37).
Van 1856 tot 1887 is hij gemeentesecretaris van Borne(38).

Afb. 03: Een zeer krasse Wilhelmus Antonius Ludovicus Lantman afgebeeld met zijn schoondochter en vier kleinkinderen.
V.l.n.r.: Clemens Marie Egbertus Lantman, Wilhelmus Antonius Ludovicus Lantman, Johannes Wilhelmus Antonius Lodewijk Lantman, Arnoldus Ignatius Maria Willem Christiaan Lantman, moeder Euphemia Elisabeth ten Breuil, weduwe van Gerhardus Marie Franciscus Lantman en Gerhardina Marie Francisca Lantman. Foto: collectie gemeentearchief Borne, nr. 011489

Uit het huwelijk van Willem en Helena worden acht kinderen geboren, allemaal zoons. De oudste zoon Reneldus Wilhelmus Johannes Marinus krijgt als laatste voornaam de achternaam ‘van Schroiensteijn’. Destijds een beproefde methode om een dubbele achternaam te verkrijgen. Het idee achter deze constructie is de laatste voornaam te laten ‘verhuizen’ naar de achternaam. Dat is inderdaad gelukt. Alle andere kinderen heten ‘gewoon’ Lantman.

Afb. 04: Deze woning laat E.W.H. Lantman voor 1858 bouwen aan de Woolderweg. Egbert noemt het “Huize Beerninkkamp”. Voor 1872 wordt het pand gesplitst en de helft wordt verkocht aan W.A.L. Lantman. De andere helft wordt in 1889 verkocht aan landbouwer Johannes Bernardus Scholten. Het pand is gesloopt in 1959. Op deze plek staan nu de woningen Woolderweg 56/58. Foto: collectie gemeentearchief Borne, nr. 00141.

Willem koopt niet zoals zijn vader bouwland om het vervolgens te verpachten. Hij koopt pas rond 1890 wat land van zijn broer Egbert dat gelegen is tussen de huidige Woolderweg en de Jupiterstraat. De grond is aangegeven op het kadasterkaartje onder aan deze pagina.
Ook koopt Willem van zijn broer tussen 1858 en 1870 de helft van een woning aan de Woolderweg. Op zijn beurt verkoopt hij deze woning in 1871 aan landbouwer Gerardus Johannes Wildiek, evenals de erbij gelegen tuin en het bouwland. In 1881 koopt Willem een aantal panden gelegen op de hoek van de Potkampstraat en de Grotestraat, waaronder het pand De Harmonie. In 1881 verkoopt hij dit en het naastgelegen pand aan zijn broer Egbert(39). Willem overlijdt in Borne op 15 januari 1896.

5. Egbertus Wilhelmus Henricus (Egbert)
Egbert slaagt in juli 1830 met goed gevolg voor het examen van veearts, bekwaamheid in de eerste klasse(40). Op 28 september 1830 volgt de benoeming tot veearts in stad Almelo(41).

Afb. 05: Kaartje gemaakt op basis van: www.watwaswaar.nl.
Aangegeven zijn de gronden die E.W.H. Lantman vermoedelijk rond 1850 kocht van landbouwer Jan Beernink. De percelen zijn gelegen in kadastrale sectie D en hebben de bestemming bouw-, hooi- of grasland. De nummers 777, 772 en 772a zijn gelegen aan de huidige Woolderweg. De gronden geheel links lopen parallel aan de huidige Jupiterstraat. De oppervlakte bedroeg 3.04.70 ha.
Op perceel 772 laat Egbert voor 1858 een woning bouwen(42).

Egbert kiest toch voor een loopbaan in het leger. In augustus 1831 maakt hij deel uit van een bataljon artillerie transporttrein dat betrokken is bij de Tiendaagse Veldtocht in België. Hij wordt daarom onderscheiden met een metalen kruis(43). Ruim 17 jaar is Egbert in dienst van het leger. In december 1848 wordt aan de paardenarts Lantman een pensioen toegekend(44).

Egbert leeft samen met Maria Verspeek. Uit deze relatie worden twee kinderen geboren. De dochter overlijdt jong, zoon Clemens Willem wordt gewettigd bij het huwelijk in 1849. Bij de aangifte van de geboorten van beide kinderen geeft hij op dat “zijne huisvrouw” is bevallen. Met die term werd destijds de echtgenote aangeduid, terwijl ze dat op dat moment niet is. Wat zou vader Lantman van deze relatie gevonden hebben?

Het gezin blijft niet in Borne, in 1854 wonen ze in Enschede. Egbert is er rijks-veearts. Na Enschede volgen nog ettelijke verhuizingen, onder andere naar Culemborg waar ze van maart 1867 tot november 1869 wonen(45). Mogelijk is de keuze voor deze plaats ingegeven door het feit dat zus Clara daar woont.

Net als zijn vader verwerft Egbert aaneengesloten stukken land om deze vervolgens te verpachten. Rond 1850 koopt hij een aantal percelen landbouwgrond. Deze zijn op het kadasterkaartje op de vorige pagina aangegeven. Ook laat hij een woning bouwen aan wat nu Woolderweg 58-60 is. Egbert noemt zijn huis Huize Beerninkkamp(46). Een deel van de gronden en de helft van de woning worden in 1871 verkocht aan zijn broer Willem(47).

De resterende grond en de andere helft van de woning aan de Woolderweg worden in 1889 eigendom van Johannes Bernardus Scholten. Na het overlijden van zijn vrouw verhuist Egbert naar de Potkampstraat / Grotestraat. Deze twee panden had hij in 1881 al van zijn broer Willem gekocht.

Tot op hoge leeftijd verricht Egbert nog vleeskeuringen bij boeren, waarvoor hij van de gemeente Borne een kleine vergoeding krijgt. In het archief zijn meerdere declaraties te vinden.
Egbert overlijdt kinderloos in Borne op 28 maart 1895.

8. Antoon Peter

In 1814 is Antoon Peter geboren. Van jongs af aan kan hij zijn rechter hand niet gebruiken en hij heeft zich aangewend alles met links te doen.
Antoon heeft een bijzondere beleving. In 1826 leest pastoor Bramer in De Godsdienstvriend, tijdschrift voor Rooms Catholijken dat priester de prins van Hohenlohe het initiatief heeft genomen tot het organiseren van meerdaagse biddiensten, zogenaamde ‘novenen’.

Afb. 06: Alexander Leopold Franz Emmerich Prinz zu Hohenlohe-Waldenburg-Schillingfürst, geboren in 1794 en overleden in 1849, was een Duits priester en wonderdoener. Hij is hier afgebeeld met het embleem van de Johannieterorde.

Hij werd opgevoed bij de Jezuïeten en is tot priester gewijd in 1815. Hohenlohe raakte overtuigd van de kracht van gebedsgenezing nadat de boer Martin hem had genezen van ernstige keelpijn. Zijn eerste poging tot gebedsgenezing was op prinses Mathilde von Schwartzenberg. Zij was door een rugkwaal verlamd. Na gebeden en na het aanroepen in de naam van Jezus en de Heilige Drievuldigheid stond Mathilde op. Voor Hohenlohe de aanleiding zich volledig te wijden aan gebedsgenezing(48)

Op 13 juni 1826 begint de priester met de eerste biddienst en veel katholieken, óók de Bornse, bidden in hun eigen kerken op hetzelfde tijdstip mee. Tijdens de novenen heeft zich in Borne een bijzonder voorval voorgedaan, dat pastoor Bramer graag wil delen met de lezers van De Godsdienstvriend. Hij voegt daarbij een verslag van de gebeurtenissen en verzoekt deze te plaatsen in het eerstvolgende nummer van het tijdschrift.

De heer Lantman, burgemeester van Borne, heeft een zoontje van bijna 12 jaren, met naam Antoni Peter, dat, van zijne vroege kindsheid af, zijn regter hand altijd lam had gehad, zoo dat de veerkracht er dientergevolge aan ontbrak, dat het er niets meer konde opvatten, dragen, eten of schrijven. Het kind had zich gewend, dit alle door de linkerhand te vergoeden. Voor deze daadzaak zijn zoo vele getuigen, als er lieden zijn, die hem van nabij hebben leeren kennen. Onder anderen zijn het de heer Jordens, schoolmeester te Borne en de heer Langenveld, teekenmeester te Delden, die er bij voorkeur van getuigen kunnen, als hebbende hem de één in de schrijf- en de andere in de teekenkunst onderwijs gegeven. Terwijl de geneesheer Rummel, woonachtig te Delden, na zich van de lamheid der hand overtuigd te hebben, een soort van bad aan de ouders van het kind eertijds heeft voorgeslagen, waarvan evenwel geen gebruik is gemaakt, gelijk ook alle andere middelen der geneeskunde onbeproefd zijn gelaten.
Aangemoedigd door de menigvuldige voorbeelden van genezingen, op de voorspraak van den prins van Hohenlohe, in den naam van Jesus voorgevallen, namen de ouders en naaste verwanten van den jongen Antoni bijzonderlijk deel aan de gemelde negendaagse aandacht, en lieten ook andere geloovigen verzoeken, tot herstel van de kwaal des kinds mede te willen bidden. Ook bleef het kind zelf niet in gebreke; en na dat hetzelve op zondag den 18den junij, den zesden dag de Novene, zijnen God en Zaligmaker in het hoogheilige Sacrament des altaars ontvangen had, gebeurde het onder de late Misse, dat zijn regte arm door eene soort van ligte trilling werd aangedaan: waarop onze Antoon na geëindigden dienst, ontwaar werd, dat aan hand en vingers veerkracht was verleend, om voorwerpen te kunnen omvatten, tillen en dragen.

Opgetogen van eene dankbare vreugde kwam hij kort daarna, dienzelfden dag bij mij aan huis, mij toevoegende: “Pastoor, mijn hand is genezen”. Ik reikte hem dadelijk de mijne en ik gevoelde den druk zijner regter als van eene gezonde hand. Ik liet, om mij nog meer van zijne genezing te overtuigen, hem pen, inkt en papier voorleggen, en zag, tot mijne verwondering dat hij met klem de pen, die hem eertijds, bij toevallige proefneming, altijd van zelve was uit de hand gevallen, kon opnemen, vatten en besturen, om verscheidene trekken op het papier te maken, schoon deze nog wel geene geregelde letters waren, wijl hij nooit met de regte hand had kunnen schrijven. Twee dagen daarna aan zijn ouderlijk huis zijnde, zag ik, met nog eenige andere personen, dat zijn vader hem een vrij zwaar boek inquarto toereikte, hetwelk hij met de regter hand aanvatte, en hetzelve dragende er het vertrek mede doorwandelde.
Nog voor weinige dagen heb ik, hem bij mij hebbende, opgemerkt, dat dezelfde hand, die voorheen wat mager en dunner dan de andere was, met deze nagenoeg in groei gelijk staat.
Ziedaar, mijnheer! Het zakelijke van het verhaal eener gebeurtenis, die UEd. ongetwijfeld wel waardig zal keuren, om, tot luister van onzen Godsdienst, aan het publiek bekend te maken.
UEd. nederige Dienaar, J. Bramer, R.C. Pastoor.

Dit berigt was vergezeld van de volgende gezegelde verklaring:
Ik ondergeteekende medic. en chirg. Doctor, wonende te Delden, provincie Overijssel, certificere, dat ik, voor ongeveer zes weken, mij bevonden hebbe ten huize van den heer W.C. Lantman, burgemeester van Borne, dat ik bij deze gelegenheid hebbe onderzocht en naauwkeurig geëxamineerd, de regterhand van desselfs zoontjen Antoon Peter, oud circa twaalf jaren, welke hand, volgens zeggen van zijne ouders, nimmer door hetzelve was gebruikt, hetgeen mij ook waarschijnlijk is voorgekomen, als zijnde mij bij de visitatie gebleken, dat dezelve totaal geparalyseerd was, zoo dat dezelve geen schrijfpen kon vasthouden; dat ik weinige dagen na den achttienden junij dezes jaars, als wanneer men mij zeide, dat dezelve op den voorzeiden achttienden junij als het ware in een oogenblik genezen was, hebbe geëxamineerd en bevonden, dat dezelve van voorzeide kwaal was hersteld en reeds in groei was toegenoomen; en even zoo veel kracht in gezegde regterhand had als in zijne linker, hetgeen mij des te meer gebleken is door hem een zwaar voorwerp in dezelve te hebben zien dragen en bewegen op onderscheidene wijze, en dit alles zonder gebruik van eenige medicinale of chirurgicale hulpmiddelen.

In kennis der waarheid is dit certificaat door mij afgegeven en geteekend.

Delden, den 9 julij 1826
F. Rummel
Med. Et. Chirg. Doctor”(49).

Was Antoon Peter nu werkelijk genezen? In 1833 wordt hij ingeschreven in het register voor de nationale militie. Van de ingeschrevenen worden het signalement en de zogenaamde ‘merkbare tekenen’ vermeld. Over hem wordt door zijn vader in diens rol als burgemeester / secretaris het volgende genoteerd: “signalement: aangezicht ovaal, voorhoofd smal, oogen blaauw, neus ordinair, mond idem, kin lang, haar blond, wenkbraauwen idem.
Merkbare teekenen: fistuleus. Lidteken op de regter wang en het gemis van gebruik van de regter hand.
Beroep: zonder speciaal beroep”(50).

Kennelijk is Antoon Peter vanwege zijn handicap niet in staat zelf zijn brood te verdienen en misschien is de noodzaak er ook niet omdat vader Lantman voldoende inkomsten heeft. Toch opent hij op 26 juli 1844 het logement de Harmonie(51). Een jaar later trouwt hij met de dochter van een Eibergse ogementhouder.
Maar waar was het logement nu gelegen? In 1846 wordt het pand waarin het logement gevestigd is, verkocht. De akte van inzet met verkoopvoorwaarden 1846 geeft duidelijk de locatie aan: een huis en erf, zijnde het Logement de Harmonie, met anexe stalling, binnenplaats en tuingrond sectie D nr. 416 huis en erf groot 440 ellen en sectie D nr. 415 tuin groot elf roeden en tien ellen(49). Het logement is dus gevestigd in het pand dat jarenlang tot woning dient van zijn ouders en waar Antoon Peter opgroeit. Het logement heeft nog geen twee jaar bestaan.

In 1846 vertrekt Antoon Peter naar Amerika, een jaar later volgen vrouw en dochter. Het is niet bekend hoe het dit gezin daar vergaan is(52).

Wat herinnert nog aan de familie?

De familie is lang en breed uit Borne vertrokken. Vader Willem Christiaan en zoon Willem A.L. hebben omdat zij bestuursfuncties uitoefenden, ongetwijfeld hun mening in besluiten laten doorklinken. Maar zijn er nog tastbare herinneringen? De woningen die zij laten bouwen, zijn relatief eenvoudig van ontwerp. Het geld werd, zoals we gezien hebben, geïnvesteerd in grond.

In Borne en Hengelo herinneren echter twee straten aan W.C. Lantman. Te weten respectievelijk de Burgemeester Lantmanstraat en de Landmansweg.
Toen in Borne in de jaren ’50 een voor Bornse begrippen een groot aantal woningen opgeleverd werd, zijn straten vernoemd naar een aantal oud-burgemeesters. Op 28 februari 1951 besloot het Bornse college daartoe(53).
De Hengelose Landmansweg is echter veel ouder. In de beschrijving van geprojecteerde wegen in de marke Woolde uit 1838 wordt gesproken van de Lantmansweg. Er wordt niet bij vermeld waarom de weg zo genoemd wordt. De weg begint bij de Oldenzaalsestraat, loopt langs de gronden van Lantman (gelegen bij de huidige Van Alphenstraat en Timmersweide) kruist de Bornsestraat en eindigt bij de Woolderbeek.
Op 29 december 1899 besluit de Hengelose raad de straatnaam officiëel vast te leggen: “Den Landmansweg loopt van den Oude Bornscheweg als grensweg langs Holtmaat aan den Oldensaalschenstraatweg(54).

Nawoord

Hiermee eindigt ons drieluik over Willem Christiaan Lantman. Toen wij in oktober 2011 bedachten dat het een leuk idee zou zijn om in verband met het 200 jarig bestaan van het notariaat in Overijssel een artikel te schrijven over Borne’s eerste notaris en burgemeester, hadden we niet verwacht dat we zoveel informatie over hemzelf, zijn carrière en zijn gezin zouden vinden. Dat heeft ons bijzonder verrast. Het onderzoek en het schrijven heeft wel wat meer tijd gekost dan de bedoeling was, we hadden het er graag voor over.
In deze serie is niet aan bod gekomen hoe de relatie in elkaar steekt tussen de familie Lantman en het pand De Harmonie, gelegen op de hoek Grotestraat / Potkampstraat. Ook op deze vraag hebben wij het antwoord gevonden. U kunt het lezen in een apart artikel in de volgende Boorn & Boerschop. De oplettende lezer heeft inmiddels ontdekt dat er twee panden met die naam zijn.
Zoals we al schreven in de inleiding van het eerste deel, beoogden we met dit artikel een completer beeld neer te zetten. We zijn er trots op dat we hierin geslaagd zijn, ook al hebben wij niet alle mysteries rond zijn persoon kunnen oplossen.

Met dank aan

De heer N. Bakker, mevr. A.M.A.J. Driessen, de heer H. Gloerich, de heer H. Meeussen, mevr. A. Mulders-Gordijn en de heer H. Tijink.

Verantwoording

  1. Genealogische gegevens verstrekt door N. van Schrojenstein Lantman
  2. www.kb.nl Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant: taats-, handels-, nieuws- en advertentieblad Editie 29-07-1857 dag, nr 77,78.
  3. Schoutambt Zwolle, buurtschap Spoolde. Leenrepertorium. (digitale bron website HCO) (VORG 1953, nr. 68)
  4. Archief Richterambt Borne, inv. nr.5, pag. 390-392.
  5. Archief Richterambt Borne, inv. nr. 5, pag. 125-127.
  6. Mogelijk is G.B. van Endt begraven in Amsterdam op 16 december 1797.
  7. Archief Richterambt Borne, inv. nr. 9, pag. 130-131
  8. Verkoop van woningen in Utrecht. Zie Boorn & Boerschop 2013-1, Lantman, deel 1.
  9. Giesbertus Joannes van Endt is een volle neef van Alijdis Willemina van Endt. Zie digitale studiezaal van Regionaal Archief Nijmegen, onder indexen.
  10. http://www.vpnd.nl/bronnen/ov/zwolle/
  11. Brief van 14 januari 1844 van W.C. Lantman aan pastoor Coolen van Zevenbergen.
  12. Zie bij Antoon Peter Lantman, relaas over zijn genezing.
  13. Nationaal Archief Den Haag. Ministerie van Oorlog. Naamindex voorgedragen voor metalen kruizen en bronzen medailles. Toegang 2.13.13.03, inventarisnr. 692, folio 81.
  14. Zie noot 11
  15. Gemeentearchief Borne. Bevolkingsregister 1830.
  16. Gemeentearchief Borne. Bevolkingsregister 1840.
  17. zie noot 16.
  18. zie noot 11.
  19. Gemeentarchief Borne. Collectie Grootenboer, map kloppen en kloppenwoningen en door hem mondeling verstrekte informatie
  20. Het parochiearchief van de RK Stephanus is niet toegankelijk voor onderzoek. Op verzoek van de auteurs heeft vrijwilliger (archiefmedewerker) van de kerk dhr. Tijink onderzoek verricht.
  21. Gemeentearchief Borne. Kadastrale legger, art. 614.
  22. Historisch Centrum Overijssel. Notarissen in Overijssel. Toegang 122, inv. nr. 592 akte 65.
  23. zie noot 11.
  24. En het zaad groeide op. S. Gommers, Den Bosch 1957, hoofdstukken 4-6. Auteurs hebben zelf geen onderzoek gedaan in de oorspronkelijke bronnen naar het leven van Clara Lantman. Belangrijke momenten uit de geschiedenis van de congregatie waarin Clara een rol heeft gespeeld, zijn ontleend aan hierboven genoemde uitgave.
  25. Verkregen informatie van mevr. A.M.A.J. Driessen.
  26. Zie noot 24.
  27. Religieuze vrouwen: bruid, moeder, zuster. J. Eijt, Hilversum 1995. Deel over de taken van overste en algemene overste.
  28. Zie noot 24
  29. Geschiedenis van het bisdom ’s Hertogenbosch, delen 3 en 4. L.H.C. Schutjes, St. Michielsgestel 1872.
  30. Zie noot 24.
  31. Zie noot 24.
  32. Zie noot 25.
  33. Gemeentearchief Borne. Secretariearchief gemeente Borne 1811-1919. Ingekomen stukken 1872.
  34. Zie noot 24.
  35. Nationaal Archief Den Haag. Stamboeken officieren landmacht. Toegang 2.13.04, inv. nr. 239, fol. 112.
  36. Historisch Centrum Overijssel. Notarissen in Overijssel. Toegang 122, inv. nr. 596, akte 51.
  37. Textielhistorische bijdragen 1973. De Nederlandse Handel Maatschappij en calicotweverijen in 1847. R.T. Griffiths
  38. Gemeentearchief Borne. Inventaris secretariearchief 1811-1919, bijlage 1.
  39. Gemeentearchief Borne. Kadastrale legger gemeen te Borne, artikel 1250.
  40. www.kb.nl Nederlandse Staatscourant 16-08-1830, nr. 183.
  41. www.kb.nl Nederlandse Staatscourant 28-09-1830, nr. 229.
  42. Zie noot 47.
  43. Nationaal Archief Den Haag. Ministerie van Oorlog. Naamindex voorgedragen voor metalen kruizen en bronzen medailles. Toegang 2.13.13.03, inv. nr. 1011, fol. 6.
  44. www.kb.nl Dagblad van ’s Gravenhage 15-12-1848, nr. 150.
  45. Gemeentearchief Borne. Bevolkingsregisters 1850-1875.
  46. www.kb.nl De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 18-07-1889, dag.
  47. Gemeentearchief Borne. Kadastrale legger gemeen te Borne, artikel 724.
  48. http://nl.wikipedia.org/wiki/Alexander_zu_Hohenlohe-Waldenburg-Schillingsf%C3%BCrst
  49. Google books. De Godsdienstvriend, tijdschrift voor Rooms Catholijken. Volume 16/17
  50. Gemeentearchief Borne. Secretariearchief 1811-1919, inv. nr. 1275, volgnr. 39.
  51. www.kb.nl Advertentie uit het Algemeen Handelsblad 01-08-1844 dag, nr. 3966.
  52. Zie Boorn & Boerschop 2013-2.
  53. Gemeentearchief Borne. Secretariearchief 1929-1960.
  54. Periodiek Oald Hengel. De straat waarin wij wonen, J. Schwertasek

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2013-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)