Boorn & Boerschop 2011-01: Oud plaatsgenoten in de missie -2-

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Harry Filart

In de vorige Boorn & Boerschop is al een aantal missionarissen aan u voorgesteld. In dit nummer treft u opnieuw Bornenaren aan die zich belangeloos hebben ingezet voor de medemens op een plek op de aarde waar hulp nodig is.

Afb. 01:

Frater Bernard Kleissen uit Hertme vond zijn levenstaak in Suriname en wel in de hoofdstad Paramaribo, waar hij vanaf 1948 werkzaam is geweest. De eerste vijftien jaar was hij koster aan de kathedrale kerk. Vanaf 1963 werd deze baan echter meer een nevenfunctie. Hij werd portier van de pastorie, dat werd toen zijn voornaamste taak. Het bracht hem in de gelegenheid om armen en bedelende melaatsen eens wat toe te stoppen. Tevens kreeg hij de zorg voor de procuratie (de stoffelijke aangelegenheden) van het huis. Het bijhouden van de doopregisters alsmede de administratie van het Kath. Week- en Parochieblad behoorde tot zijn werkzaamheden. Zeer geliefd was hij ook als bedevaartleider. Frater Kleissen sukkelde door de jaren heen veel met zijn gezondheid. Ettelijke malen is hij geopereerd. Het was voor hem echter nooit een reden om te repatriëren.

Afb. 02:

Zuster Herma Oude Egberink vertrok op 15 januari 1947 naar Curaçao. Toen zij daar kwam was daar alles armoe wat de klok sloeg. Er was soms nauwelijks water om je fatsoenlijk te wassen. Zij ging op zoek naar arme gezinnen om kleding, voedsel e.d. uit te delen. Extra zorg en aandacht was ook nodig voor de jeugd omdat veel kinderen door ouders en verwanten in de steek werden gelaten. Nadat in 1971 het grote klooster overging naar het Gouvernement kwam zij te werken in een internaatskeuken. De zusters woonden er in kleine huizen. Met name in de middag deed zuster Herma veel parochiewerk en verzorgde ze het eten voor de jongens van de zogeheten Bouworde, die arme gezinnen gratis hielpen bij de verruiming van hun woning. Curacao kreeg geleidelijk een stukje welvaart. Amerika importeerde veel en de Shell verschafte veel en goed werk aan de mensen.
Toen zuster Herma in de jaren tachtig naar Nederland terugkeerde kon ze terugkijken op een heel vruchtbare tijd.

Afb. 03:

Toen de 20-jarige Jan Zoetebier, geboren te Vollenhove en getogen in Borne, halverwege de jaren dertig (late roeping) besloot priester te worden stond hem feitelijk missiewerk onder de Eskimo’s voor ogen. De jonge textielarbeider bij Spanjaard vervulde zijn priesterlijke taken echter in een geheel ander gebied, namelijk onder de tropenzon in Kalimatan, het vroegere Borneo. Pater Zoetebier voelde zich uitermate goed thuis bij de Indonesiërs, wier nationaliteit hij ook aannam. Hij sprak tevens de taal der Dajaks.
Toen hij in 1956 in Muara Terweh kwam, begon hij in een politieke gevangenis met godsdienstlessen. Deze gevangenen werden later zijn beste helpers. Het waren de wegbereiders, die mede hielpen dat de verbreiding van het christelijke geloof zo’n vlucht nam. In twintig jaar tijd van dertig parochianen tot een zielzorg over zevenduizend, verdeeld over dertien kerken. Dat was één van de vele verdiensten van deze bevlogen pater, die na zijn terugkeer uit de missie, in de jaren tachtig, nog drie jaar lang pastoor was in Hertme.

Afb. 04:

Zuster Hermine Derksen, zij was een zus van pastoor Derksen van de Theresia-parochie. Zij had ettelijke jaren de materiële zorg over een ziekenhuis met 250 bedden in Kagondo (Tanzania). Een belangrijke taak voor haar was te zorgen voor voedsel, kleding, onderhoud van de gebouwen en de omgeving daarvan. Voor het ziekenhuis werd door instanties wel wat gegeven. Maar de armen en lijdenden die thuis waren – d.w.z. een hut bewoonden die niet waterdicht was – kregen geen hulp. Vooral door de oorlog met Uganda, destijds, was er letterlijk gebrek aan alles. Na 1980 kreeg zuster Hermine een andere taak in een tehuis in Kipalapala. Hier kwamen zusters van diverse congregaties voor drie of zes maanden om de taal te leren. Ook kwamen hier de armen en gebrekkigen, maar ook melaatsen (die vaak werden verstoten) aankloppen om hulp.

Pater Beune was vele jaren actief in Brazilië. Hij maakte daar tochten te land en te water, door riviertjes, door grotten, over steile heuvels, door mul zand, door modder en moeras. In eerste instantie gingen deze tochten per paard, daarna werd de jeep of Volkswagen ingezet. Het land was dan weliswaar geen wildernis meer, toch maakte hij vaak mee dat hij ’s avonds een kudde loslopend vee op zijn weg vond, want de dieren zochten naar open plekken vanwege de vele slangen. Bij regen was het dan vaak ,,glijbaantje spelen’’ vanwege de achtergebleven vlaaien.
Pater Beune bediende vanuit zijn standplaats een aantal buurtkapellen. Zijn gelovigen – grotendeels landbouwers en veehouders – waren veelal nog katholiek in oude stijl. Veel bijgeloof en veel pracht en praal. Urenlang biechthoren bij een temperatuur van 40°C kwam heel vaak voor.

De Bornse missionaris deed individueel ook veel voor de armen. Hij verschafte ze voedsel wanneer water en zon bijvoorbeeld de schamele oogst vernield had en bracht – indien nodig – patiënten naar hospitaal of ziekenhuis 100 km verderop

Afb. 05:

Pater Willy Schwachöfer alsook zijn broer frater Hans Schwachöfer zijn weliswaar geen Bornenaren van geboorte. Hun wieg stond in het Limburgse Gennep. Toen hun vader echter aldaar zijn accountantspraktijk sloot, kwam hij met hulp van enkele invloedrijke personen en de
omstandigheid dat zijn gehuwde dochter reeds in Borne woonachtig was terecht in één van de Dijkhuiswoningen. Hij legde daar een weldadige activiteit aan de dag door zijn medebewoners te laten profiteren van zijn kennis op fiscaal gebied. De beide Limburgse missionarissen kregen op die manier dus een Borns verlofadres en ook de Kontaktgroep Bornse Missionarissen heeft hen ten volle geaccepteerd.

Pater Willy Schwachöfer ging in 1958 naar Rhodesia (Zimbabwe). Hij was daar o.a. rector van het St. Luke’s Hospital in Bulawajo. Eveneens had hij de zorg over een huishoudschool met 150 meisjes. Bovendien bediende hij nog een tiental buitenposten. In Zimbabwe kende men een tropisch klimaat. Met Kerstmis was het daar snikheet. De missionaris had tijdens zijn periode aldaar veel te maken met de guerrillastrijd tussen Mugabe en Nkomo. Toen in 1978 zijn been geamputeerd werd in het Stadsmatenziekenhuis te Enschede ging hij, na revalidatie in het Roessingh – ondanks deze handicap – welgemoed terug naar zijn missie.

Afb. 06:

Broeder Hans Schwachöfer vertrok op 21 juli 1953 naar Zaïre. Ruim twintig jaar was hij werkzaam in Kinshasa (het vroegere Leopoldville) een stad met 2 miljoen inwoners, waarvan 60% tussen de 15 en 25 jaar. Hij kreeg daar te maken met de jeugdproblemen van iedere grote stad. Het onderwijs is daar niet aangepast aan de studiebehoefte en er heerste een grote werkloosheid. Door een gebrekkige infrastructuur stond de oogst soms te rotten. Later gaf broeder Hans godsdienstlessen en deed hij veel parochiewerk. Vanaf 1976 werkte hij, samen met 3 paters en 1 zuster, in St. Francis met 50.000 parochianen.

Afb. 07:

Pater Herman Höfte – van de smid – werd in 1921 in Borne geboren. Na het Klein Seminarie Apeldoorn is hij in Mill Hill in 1947 tot priester gewijd. Meteen is hij toen naar Oeganda gegaan. Hij werkte daar op verschillende plaatsen, maar vanaf 1961 in de parochie Situmi die hij zelf had opgericht en uitgebouwd met meerdere staties. Dat vond hijzelf zijn mooiste tijd. Toen echter kwam dictator Idi Amin aan het bewind. Die stuurde in september 1972 eerst alle Aziaten het land uit en in december een grote groep blanken. Plotseling moest ook pater Höfte het land verlaten. Een nieuwe missiepost zag hij, mede gezien zijn leeftijd, niet zitten. Na de H. Hartparochie te Enschede werd hij pastoor in Rosendaal bij Bergen op Zoom. Zijn laatste parochie werd de St. Pancratius te Tubbergen.

Afb. 08:

Ook pater Harrie Bardoel was geen Bornenaar van geboorte. Hij kwam van oorsprong uit Brabant. Zijn zus echter was getrouwd met W. Poppink en woonde in Borne aan de Brinkstraat 3. Dit werd tevens het verlofadres van de missionaris die vanaf 1949 – 27 jaar lang – werkzaam was in Noord-West Zaïre, toen nog Belgisch Congo. Zijn missiepost bestond uit 72 dorpjes en 52.000 bewoners, 3 graden boven de evenaar. Hij werkte er met een 70-tal catechisten in een land met totaal onderontwikkelde toestanden. Er heerste een crisis in de economie en bovendien bestond er een grote spanning tussen kerk en staat.

Haar droom om missiezuster te worden werd voor Zuster Angela Boswerger pas op 54-jarige leeftijd werkelijkheid. Ze was eerst 29 jaar onderwijzeres in o.a. Twello en Losser, alvorens zij – in 1972 – naar de missie ging. Zij vertrok naar Kashikishi in Zambia. In een ziekenhuis met 160 bedden deed ze de boekhouding en hield ze zich bovendien bezig met de opleiding van verpleegsters.

Broeder Guus Nuijtens was vanaf 1965 werkzaam op de Tanimbar eilanden (Molukken). Hij was daar een soort manusje van alles, t.w. monteur, elektricien, kapitein van een boot en bovendien voorman bij de ontwikkelingsprojecten.

Pater G. Ellenbroek was jarenlang tewerkgesteld in Windhoek in S.W. Afrika. Hij was daar pastoor van 4000 mensen in een parochie zo groot als Nederland. In 1974 kreeg hij een aanstelling als ziekenhuispastor in Anholt (Dld.).

Sinds 1948 was pater A. Lamm pastoor in de mijnstad Tsumeb (S.W. Africa) met 12.000 inwoners. Vanaf 1972 werkte hij in een blanke parochie in Walvis Bay en was aalmoezenier voor katholieke soldaten. Verder deed hij veel pastoraal werk voor zeevissers. De pater had grote moeite met de apartheidspolitiek en verliet daarom de missie. In 1974 werd hij pastoor in het Duitse Neukirchen.

Pater Daan Balk ging naar Israël. Van 1966 tot 1969 leidde hij pelgrims rond in het land van de bijbel. Bovendien vertelde hij ze over het Evangelie en over Jezus Christus. Verder studeerde hij in de stad Jerusalem Arabische talen. Ook verdiepte hij zich in het Jodendom en de Islam. Pater Balk volgde later meerdere studies in Rome.
Pater Daan Balk was de laatste jaren pastoor in Helmond. Rond de kerstdagen in 2010 is hij tijdens een H. Mis in elkaar gezakt en overleden.

Zuster Notburga Broeren, leerkracht aan de vroegere meisjes uloschool, hield zich in Curaçao jarenlang bezig met parochiewerk, catechese, armenzorg en jeugdzorg. Bovendien gaf ze les aan een huishoudschool.

De Bornse verpleegster Pauline Gloerich ging begin jaren zeventig voor twee jaar als vrijwilligster naar het ontwikkelingsland Zambia. Het grootste deel van die tijd was ze werkzaam in de streek Kalampo. Ze hield zich daar geheel zelfstandig bezig met de gezondheidszorg en de zorg voor moeder en kind.

Sinds 1969 was pater Harry van Hal werkzaam in Quezon City op de Filipijnen. Hij was daar kapelaan in een parochie en deed veel jeugdwerk. De omstandigheden waren redelijk gunstig, alleen waren er veel problemen met water en elektriciteit. Ook pater van Hal werd later pastoor in Duitsland.

Vol goede moed en met een Gods vertrouwen vertrok pater H. IJzereef in 1957 naar de Walvis Bay in S.W. Afrika. Ook hij kreeg daar te maken met de apartheid, waarmee hij zich maar moeilijk kon verenigen.

Vanaf 26 augustus 1939 was zuster Veroni ter Bekke werkzaam op Sumatra Selatan. Zij begon daar een kleuterschool. Verder gaf ze er godsdienstlessen en verzorgde bovendien de voorbereiding op het H. Doopsel en H. Communie. Op Sumatra kon het ontzettend heet zijn. Ze maakte daar soms temperaturen mee van rond de 50 ˚C.

Broeder Henri Mulder – van de Morseltdijk – was hoofd van een timmerfabriekje in de omgeving van Kinshassa in Zaïre. Hier werd allerlei meubilair gemaakt voor de missie, zoals schoolbanken, tafels en stoelen.

Afb. 09:

Pater Leo Leurink deed de priesteropleiding in België. In 1939 werd hij in Leuven tot priester gewijd. Hierna vertrok hij naar de Congo, alwaar ook zijn broer Frans werkzaam was. In de zielszorg maakte hij zich er verdienstelijk. Een paar jaar lang ook was pater Leo pastoor in België. Echter de roep
om in de missie te werken bleef aanhouden. Hij keerde terug naar de Congo en werd rector aan het seminarie, tot gezondheidsredenen hem noopten het kalmer aan te doen. De laatste jaren van zijn leven was hij rector aan het bejaardenhuis te Weerselo.

Dit was een stukje geschiedenis in de notendop over onze plaatsgenoten in de Derde Wereld. Inmiddels is er van de toenmalige zusters, broeders en paters niemand meer in de missie.

De Kontaktgroep Bornse Missionarissen heeft jarenlang contact gehad met al deze mensen door middel van geschreven brieven en door het sturen van kerstcadeaus en door het financieren van kleine projecten. Deze projecten werden gesteund door vele Bornenaren. De maatschappij verandert in Europa, maar ook in Afrika. De zusters die in Tanzania werkten hebben hun werk overgedragen aan Afrikaanse zusters.

Afb. 10:

De Kontaktgroep heeft enige jaren geleden zichzelf opgeheven en het saldo overgemaakt naar Pauly Ellenbroek. Zij is voor een bepaalde tijd naar Afrika gegaan om daar te helpen. Het geld is besteed aan kinderen in een weeshuis in Malawi voor voedsel en leermiddelen.

Afb. 11:

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2011-01)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)