Boorn & Boerschop 2010-03: Het kindeke Jezus in Hertme: in een oeroude Twentse schuur. . . .

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Redactie

In de Katholieke Illustratie nr. 51 van 22 december 1962 werd onderstaand verhaal gepubliceerd. Wij werden hierop geattendeerd door de heer P. Lubbers in Nieuwegein die een aantal vergeelde bladen uit het betreffende blad toestuurde. Het verhaal gaat over de welbekende pastoor Veeger in Hertme, die het initiatief nam voor de bouw van het openluchttheater en een kerststal. Niet iedereen is bekend met dat wat deze pastoor tot stand heeft gebracht. Voor ons, de redactie van Boorn en Boerschop, leek het toepasselijk nog eens terug terug te blikken met onderstaand verhaal.

In een oeroude Twents schuur. . .

Als het herfstvuur van vlammend eikenhout en smeulend gouden beuken is gedoofd en de bossen donker en ernstig worden onder de naderende winter, wordt het Twentse land doodstil. De wereld wordt kleiner en in de vroeg vallende avondschemering trekt dan elk dorp op zichzelf terug. Dan gaat men in Hertme aan het werk. Tot ’s avonds laat wordt er op het kerkplein getimmerd en gezaagd, er worden vrachten vers stro aangevoerd en de omheining van de schaapskooi wordt gerepareerd. Tussen de vorstpannen van de oudtwentse boerenstal wordt nieuwe hei gestoken, in de beide imkenschoeren (bijenschuren) wordt de verlichting geprobeerd, de ruif voor de os en de ezel wordt gevuld en tenslotte komt het grote ogenblik, waarop alles voor de bewoners gereed is. Het is dan enkele dagen voor Kerstmis.

Vijfhonderd mensen en een pastoor

Hertme is een wonderlijk dorp. Het ligt betrekkelijk achteraf, opzij van de rijksweg Borne-Zenderen, en het telt slechts een vijfhonderd parochianen. Desondanks weten jaar op jaar duizenden vreemdelingen, sommige van ver over de grenzen, dit kleine dorp te vinden. Dat komt door de pastoor, “heeroom” Veeger, een kalme Groninger, die de nuchtere realiteit van de noordeling paart aan een artistieke bewogenheid, die hem steeds weer tot nieuwe experimenten verleidt.

Hij is lang pastoor geweest in Lobith, zag er tijdens de oorlog de kerk verwoest worden, die hij zelf had gebouwd, bouwde na 1945 alles weer op: een nieuwe kerk, nieuwe pastorie, nieuwe school, maar vond toen, dat hij het wat rustiger aan moest gaan doen. Over dat rustig aandoen heeft hij echter zo zijn eigen opvattingen, want nauwelijks kwam hij in Hertme (1952) of hij ontdekte achter zijn pastorie een bos en een weidelandschap, zo mooi, dat ze naar zijn mening eenvoudig om een openluchttheater vroegen. Dus bouwde pastoor Veeger een uitstekend geoutilleerd theater met tweeduizend zitplaatsen en studeerde een passiespel in. Sindsdien wordt er elke zomer tien avonden het passieverhaal verbeeld, telkens voor een uitverkocht theater.

Afb. 01: Pastoor Veeger moest zijn idee voor een Open luchttheater in beeld brengen en maakt eigenhandig een maquette hiervan. (foto: Heemkundevereniging Hertme)

Rolvast dankzij bandrecorder

Dat er in elke cyclus enkele opvoeringen in het Duits zijn, danken de bezoekers van over de grens
zijdelings aan het eucharistisch congres in Munchen (1960). De uitnodiging om daar op te treden kwam zo laat, dat de spelers onmogelijk nog hun rollen in het Duits van buiten konden leren, waarop pastoor Veeger zijn hobby voor bandrecorders en andere elektronische apparatuur inschakelde en de hele Duitsre tekst op de band vastlegde. Weliswaar ging de opvoering op het laatste moment niet door, maar de bandteksten bleken een vondst. Sindsdien hoeven de spelers namelijk alleen nog maar hun mond te bewegen en vallen ze dank zij een geraffineerde geluidstechniek nooit meer uit hun rol.

Vijftien koppen voor de douane

Met de kerstgroep begon hij een jaar of vier geleden (1957 red.). De groepen in Limburg brachten hem op het idee, maar over wat hij daar aan beelden had gezien, was hij niet erg enthousiast. Dus boetseerde pastoor Veeger ze zelf, alle koppen en alle handen, gewoon in zijn werkkamer. Dat hij iets in zijn vingers heeft, bewijzen ook de “echte Veegers”, die hier en daar op zijn pastorie tussen een aantal uitstekende schilderijen uit de Haagse School hangen.

“Die koppen”, zegt hij, “waren niet zo moeilijk. Wanneer ik eenmaal een idee heb, komt het er meestal dezelfde avond ook wel uit. Handen zijn in zekere zin veel moeilijker: eer je die eens goed hebt!”.
Uiteraard moesten zijn scheppingen eerst gebakken worden en ondanks al zijn relaties duurde het vrij lang, voordat hij een oven had gevonden, die dit kon. Met vijftien koppen en dertig handen, uiterst zorgvuldig ingepakt, reisde hij tenslotte naar een steenbakkerij in Ochtrup (Westfalen) en declareerde enkele weken later met een ernstig gezicht zijn steen geworden scheppingen opnieuw aan de Duitse grens. Een probleem apart vormden de levensgrote figuren, waarvoor de klei eenvoudig niet aan te slepen zou zijn geweest. Daarom vormde hij deze lijven van stijf ijzerdraad, zat weken lang elke avond te passen en te buigen en soldeerde honderden stukjes aan elkaar.

Weinig bijbels plastic

Het succes van zijn kerstgrot was zo groot, dat hij het aantal figuren later nog uitbreidde. Voor het bakken van de nieuwe koppen had hij inmiddels een adres in Deventer gevonden, terwijl als lijf, gewone etalagepoppen dienst deden. Het waren wat stijf gelede afdankertjes, maar pastoor Veeger zette er resoluut de zaag in, knikte ze in de juiste houding, waarna hij met behulp van gips de operatiewonden weer dicht maakte. Aan oosterse kleding ontbrak het hem niet dankzij zijn passiespel. Alleen bleek het een bezwaar, dat de figuren buiten voor de grot tijdens een bijzonder natte kerst volkomen dreigden te verregenen. De oplossing met ”plastic regencapes” was weinig bijbels en daarom zag hij uit naar een mogelijkheid om de hele kerstgroep onder dak te brengen. Hij vond die in een oud-Twentse schuur en een tweetal daaraan grenzende stallen, waarin imkers vroeger hun bijenvolken plachten onder te brengen.

Waterput van meer dan twee eeuwen

Het tekent de man, dat hij voor de bouw van dit brok eeuwenoud landelijk Twente een Almelose architect, de heer Jans, in arm nam, die een expert is in alles, wat Twentse boerderijen mag heten. Al het hout, alle dakpannen met de daar tussen gestopte bosjes hei, de hele inventaris is volkomen authentiek, doorgaans afkomstig van afbraak. En als de pastoor voorgaat om ons zijn kerstgroep te laten zien, blijft hij zo nu en dan staan om op een zware balk te kloppen: “Allemaal echt eikenhout, misschien honderden jaren oud. . .” Zijn pronkstuk is een oude waterput, die uit 1739 stamt.

Het is een vreemde ervaring tussen al die levensgrote beelden te lopen, de knoestige herders half in de schemer van de imkenschoer, de vorstelijk aangeklede Wijzen, een zichtbaar gelukkige Maria, een beschermende Sint Jozef, het kind, gebed in een overvloed van vers stro. . . Enerzijds is dit alles natuurlijk zeer vertrouwd, maar het is hier geplaatst in het eigen licht en donker van het goede Twentse platteland, het is omgeven door al de eigen geluiden van de schemerende winteravond en dichtbij is de warme reuk van levende dieren: het Kindeke Jezus in Hertme, denkt men met een variant op Felix Timmermans.

Afb. 02: Pastoor Veeger bij de opening van het Openlucht theater in Hertme. (foto: gemeentearchief Borne)

De herder van heel ver

En dat is ongetwijfeld de opzet van pastoor Veeger: het kerstgebeuren levend midden in zijn eigen parochie brengen, er opnieuw de realiteit van maken, die het elk jaar weer moet zijn. De mensen van Hertme bij deze werkelijkheid brengen, de bezoekers van heinde en ver – soms telt men er honderd auto’s per uur, waaronder veel met een Duits nummerbord – vertellen, dat hun verlossing zo begon. Ergens achter het grote houten wiel van een oude Twentse boerenwagen lag een herder uitgeput te slapen. Zijn hoofd, half in het stro verborgen, was bedekt door een doek en de sportkousen aan zijn ongeschoeide voeten vertoonden grote gaten.
“Die moet van heel ver gekomen zijn”, zei de pastoor. “Kijk maar naar die gaten. . . Ik wil u wel verklappen, dat hij ook geen kop heeft, maar dat zie je niet door die doek.”

Ook dit jaar zal de kerstgroep weer tot na Driekoningen te zien zijn, ’s avonds verlicht. Men heeft zelfs een heel nieuwe weg aangelegd, zodat geen enkele bezoeker zich de gaten in de sokken hoeft te lopen. En ongetwijfeld zullen weer duizenden voor dit met zoveel Twentse vroomheid verbeelde mysterie het hoofd buigen. Als ze dat tenminste niet thuis gelaten hebben bij aardser beslommeringen.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2010-03)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)