Boorn & Boerschop 2010-02: De Pellenhof en Jan van de Pel -2

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Leo Leurink

In de voorgaande editie van Boorn & Boerschop heb ik de lezers het een en ander verteld over de historie van de Pellenhof gelegen in oud Borne. In het 2e deel wil ik een licht werpen op een familie die daar heeft gewoond en wiens bijnaam aan deze plek werd verbonden. Met name van de laatste nazaat van deze familie Smit, meer bekend onder de bijnaam Jan van de Pel, heb ik getracht hierbij een beeld te schetsen.

Deel 2: Het wonderlijke leven van Jan Smit, alias Jan van de Pel

Inleiding

Wie was toch dat kleine, droefgeestig uitziende manneke, gestoken in een “oonzelige mechesterse bokse”, met veel te korte broekspijpen, een te grote pet op zijn hoofd en vaak met een snotterbel onder zijn neus? Het beeld uit mijn jeugd, in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw, van deze peuken rapende zwerver staat me ook nu nog helder voor de geest. Uiteraard staat hij ook in het boekje Markante Bornenaren. Dit boekje verscheen in 2006 vanwege het 800-jarige bestaan van Borne, dat naast de hier opgenomen rake tekening een aardige indruk van deze Jan van de Pel weergeeft. Maar de opzet van dit artikel is om wat dieper in te gaan op het toch wel wonderlijke leven van deze Jan Smit, geboren te Borne op de 15e oktober 1884, dicht bij de Oude Kerk. Na zijn hele leven in Borne te hebben doorgebracht ging Jan rond 1961 naar Winterswijk waar hij, maar net 79 jaar oud, in 1963 overleed. Zelfs ca. 50 jaar na z’n vertrek uit Borne kwam er toch nog veel van hem boven water.

Afb. 01: Jan van de Pel, getekend door Hans Leuverink, zoals hij staat afgebeeld in ‘Markante Bornenaren’

Het Pellenhuis

Het huis hier in Borne waar Jan Smit werd geboren en waar ook zijn ouders en grootouders (reeds vóór 1809) woonden werd in de volksmond het Pellenhuis genoemd. Het meest waarschijnlijke is dat dit huis (het bevatte een weefgetouw) vroegere inwoners heeft gekend die het beroep pellenwever uitoefenden en zo de naam Pelle(n) meekregen. Een pellenwever weefde vroeger zogenaamde pellengoed. Pellen is een fijn linnen weefsel met een eenvoudig bont (geblokt) patroon en wordt gebruikt voor tafelkleden, zakdoeken, handdoeken en dergelijke. Pellen worden vervaardigd op een zogeheten pellenweefgetouw dat meer dan twee kammen heeft. Het Pellenhuis lag volgens het bevolkingsregister van 1840 aan de Jeurenstraat (thans Brinkstraat) en lag nabij herberg de Gouden Schaaf, waar nu aannemer Morselt zijn bedrijf heeft. Het eerste officiële huisadres was “Dorp 33” en later wijzigde de gemeente de nummering nog al eens, maar het laatste adres voordat het huis verdween, was Hambroickstraat 1. Dit nog bestaande straatje loopt vanaf de Abraham ten Catestraat deels achterom de kerk en mondt uit op en de Brinkstraat.

Zoals ik in mijn eerste artikel vermeldde was toentertijd Hendrik Musebelt de eigenaar van het pand, dat recht van opstal had op grond in bezit van de N.H. Kerk. De eigenaar had het woonhuis, annex huisweverij, verhuurd aan de familie(s) Smid of Smit. Mogelijk dat er een familierelatie bestond tussen eigenaar Musebelt en huurder, want in het Bornse bevolkingsregister van 1830 signaleren we ene Jan Smid (33 jr.), wever van beroep, gehuwd met Geertrui Muizebeld (28 jr.) Zoals dat vroeger wel vaker het geval was kregen de (nieuwe) inwoners, in dit geval de familie Smit, als bijnaam de naam van het huis, de Pel(le), met zich mee. De families Smit waren protestant (N.H.) en volgens het bevolkingsregister van 1850 bestond het gezin uit barbier Jan Smit (geb.1798) gehuwd met Maria Spiekers met toen 9 kinderen. Twee meisjes wonen (tijdelijk) bij derden; één bij de naburige familie Ten Hove en de andere verblijft in Ambt Delden. Bijna alle gezinsleden, zoals het register vermeldt, waren wevers en spinsters. Eén van de zoons, Hendrik (geb. 1831) is de latere vader van de ons bekende Jan Smit.

Afb. 02: Hendrik “van de Pel” omstreeks 1900 gefotografeerd op de Parallelweg met een busje (warm) scheerwater

Hendrik was evenals zijn vader barbier maar oefende daarbij ook het weversvak uit. Hij kwam bij zijn vaste klanten aan huis om hen te scheren. Op de hier, in ‘t begin van de vorige eeuw gemaakte foto (uit het archief van onze gemeente) zien we barbier Hendrik “van de Pel”, die een busje met (warm) water bij zich draagt want lang niet iedereen had in die tijd schoon water in huis.

Jan als enigst kind

Hendrik Smit huwt in 1880 met de in Lonneker geboren Dina Lansink; het paar woont in bij zijn vader (in het Pellenhuis), die dan al vanaf 1862 weduwnaar is. In het hetzelfde pand woont ook de neef Jan Pelser, de oudste zoon van Betje Pelser- Smit. In 1883 overlijdt de vader van Hendrik, die dus de geboorte van zijn kleinkind Jan op 15 oktober 1884 niet meer meemaakt. Jan blijkt enigst kind te zijn en tevens de laatste telg van de familie Smit die in het Pellenhuis is geboren. Jan wordt ingeschreven bij de protestantse Nederlands Hervormde gemeente in Borne en doet er als 18- jarige belijdenis op 10 april 1903.

Van Jan zijn jeugdjaren heb ik geen wederwaardigheden kunnen achterhalen; wel is na te gaan dat in mei 1905 zijn moeder overlijdt en hij op 20-jarige leeftijd met zijn vader (toen 73 jaar) alleen achterblijft. Om de nood te lenigen komt vanuit Hengelo, de weduwe Jenneke Huzink-Smit, een zuster van Hendrik en dus Jan’s tante bij hen inwonen. Niet erg lang, want een jaar later in mei 1906, overlijdt ook zij 67 jaar oud. Jan, die het vak huisschilder uitoefent blijft achter met zijn vader en wellicht heeft het pand óók toen mede-inwoners gekend. Hoelang Jan daar, na het overlijden van zijn 83-jarige vader in 1915, nog blijft wonen is mij onbekend.

Jan van de Pel als muzikant

Wel is mij het volgende verhaal bekend, dat zich nog afspeelt rond het Pellenhuis en door de bekende Bornse historica M.G.E. (Ria) van Harten-Fransen is opgetekend: “Pel’n Jan hield veel van accordeon- muziek en bespeelde het instrument ook zelf, misschien wel wat te luidruchtig. De zangvereniging ‘Soli Deo Gloria’ ondervond er veel hinder van bij hun wekelijkse oefeningen in het catechisatielokaal. Zij verzochten Jan zich even stil te houden.Dat wilde Jan wel, op één voorwaarde; zij moesten voor Jan eerst dat mooie lied zingen”. “Zing mi-j nog efkes dat tooverloat”, waarmee hij het lied bedoelde: “Heer wees mijn toeverlaat”.
Dat Jan accordeon, c.q. een trekharmonica bespeelde heb ik van meer (oudere) inwoners vernomen; ook speelde hij wel eens op bruiloften en partijen. Maar of hij ook dansles gaf heb ik niet gehoord, alhoewel er hier in Borne ook nog in mijn jeugd, het volgende liedje werd gezongen: “Een, twee, drie, vier, vijf, zes – Jan van de Pel gèf daansles – achter in den peerdestal – doar is het bal”. Maar een soortgelijk lied werd begin 1900 ook in Hengelo gezongen, maar daar fungeerde als “dansleraar” Jaan van de Klap, wiens echte naam Jan Haverkate luidde. Hij gaf in die tijd in zijn café gelegenheid tot dansles. Dit nu verdwenen café, met o.a. een danszaal en paardenstal(ling), was gelegen nabij de plek waar nu het spoorwegviaduct is aan de Enschedesestraat.

Volgens één van mijn informanten moet Jan, na vertrek uit zijn geboortehuis ook in of bij de klopjeswoningen hebben gewoond. Vandaar uit zag men hem regelmatig achter een kruiwagen lopen, beladen met fecaliën die hij deponeerde op een stukje land gelegen nabij de Hoge Brug. Daar aan de Weerselosestraat hadden meer dorpelingen grond in gebruik voor de verbouw van groenten en aardappelen. Volgens een tweetal Bornse dames op leeftijd, trok hij in die tijd ook met zijn koe er op uit. Hij had geen eigen weidegrond en liet zijn koe grazen tussen weg- en slootkant.

Jan als huisschilder

Jan kwam vóór en tijdens de oorlog van 1940-‘45 aan de kost als huisschilder, maar volgens de vader van een van mijn zegslieden, een aannemer, was het “nen knooierd”. Hij schijnt toen ook wel bloemmotiefjes als wandversiering te hebben geschilderd. In die tijd ging Jan op karwei per fiets voorzien van een Brookszadel en hingen er aan het stuur emmers met verf en kwasten. Hij was niet in loondienst, maar eigen baas(je). Tegenwoordig zou men hem rangschikken onder “Z.Z.P”-ers (Zelfstandige Zonder Personeel). Hij treuzelde, zo rond etenstijd, vaak met opzet net zo lang tot dat men hem vroeg of hij mee wilde eten. En dat sloeg hij natuurlijk niet af!

Jan had soms rare fratsen; bij een vaste klant aan de Tichelweg liet hij eens na werktijd de tafel dansen. In geleerde taal heet dat psychokinese, dat wil zeggen het laten bewegen van voorwerpen met gedachtekracht. Als goed gelovige katholiek zag de vrouw des huizes dat als uitoefening van duivelse kunsten en Jan behoefde, na beëindiging van het karwei, niet meer terug te komen. Wat zijn kleding betrof leek het net of hij een overhemd met stropdas aan had, maar dat was niet zo. Hij had een stuk wit karton voor zijn borst gebonden met daarop een keurig getekende stropdas.

Jan als “peukenraper” en “bankzitter”

Blijkbaar had hij (vooral tijdens en na de oorlog) maar weinig werk; de meesten hebben hem in die tijd slechts gekend als zwervend door Borne. Daar liep hij licht voorover gebogen op zoek naar weggegooide sigaren- en sigarettenpeuken. Maar dat liet hij niet zo blijken; hij deed het op slinkse wijze. Naderde er iemand, terwijl hij zich bukte om een peuk op te rapen, dan deed hij net alsof hij zijn schoenveters strikte. De zo vergaarde tabak liet hij thuis op de kachel drogen en gebruikte die voor eigen consumptie. Op het laatst liep een, door het peukenrapen, scheefgegroeide Jan door het Bornse straatbeeld. Tussen zijn rondes door zat hij vaak, in gezelschap van andere (kleurrijke) dorpsgenoten, op de Prinses Irenebank op het Dorsetplein.

Afb. 03: Interieurfoto van de keet genomen vlak voor de afbraak in 1956. Geheel rechtsonder hangen aan haakjes de kwasten nog aan de muur
Afb. 04: Situatie woning en straten eind 1958. Op perceel 4536, met pijl aangegeven, stond de keet van Jan van de Pel. De straatnaamgeving is sindsdien ook gewijzigd. Oude Deldensestraat nu Steenbakkersweg; Letterveldweg nu Veldovenweg; Deldense dwarsweg nu Leemweg

Verder werd hij regelmatig gesignaleerd, zittend op de grond voor het winkelpand van Wegter, tegenover de R.K Stephanuskerk, vanwaar hij een goed overzicht had op zowel de (toenmalige) Almelosestraat, de Grotestraat, de Nieuwe Kerkstraat als de Stationsstraat. Alleen als de Bornse jeugd Jan plaagde kon hij boos worden; verder deed hij geen mens kwaad.

Jan’s andere domicilies en bezittingen

Wanneer Jan precies uit oud Borne verkaste naar zijn, roemruchte groene keet gelegen nabij het bosperceel Poatersdennen, in de driehoek Deldensedwarsweg–Letterveldweg–Oude Deldense- weg (zie schetsje), heb ik niet exact na kunnen gaan. Het moet na 1929 zijn geweest, want in de kadastrale gegevens van dienstjaar 1929 is Jan zijn woonadres nog aan de Hambroickstraat. In de oorlog had Jan, vanaf 1942, in zijn keet inwoning van de toen 9-jarige Hendrik J. Akkershuis. (geb. 27 juli 1933), afkomstig uit Almelo. Er blijken ook broers en zusjes van Hendrik bij andere gezinnen in Borne te zijn ondergebracht. Blijkbaar golden toen andere normen, want het verbaast mij dat zo’n jong kind bij een alleenstaande en armlastige oudere man wordt ondergebracht. Maar de moeilijke oorlogstijd zal daar wel debet aan zijn geweest.
Na de oorlog moet Jan, volgens een buurtbewoonster, nog een andere, ongeveer even oude huisgenoot hebben gehad, namelijk een zekere Klaas Mulder. Later is de keet naarmate Jan ouder werd, min of meer verworden tot een wanordelijke bouwval. Met een altijd openstaande voordeur, die voor Jan blijkbaar moeilijk viel af te sluiten. Jan hield bij zijn keet ook een geit en een aantal katten. Als naaste buren had hij de familie Fokke en Geesje Rotman, die met hun veertien kinderen ook in een houten barak woonden. Later kwam daar nog een andere familie Rotman bij wonen.
In deze afgelegen driehoek woonde in een (normaal) stenen huis de familie Leeftink. Jan Leeftink fungeerde nog als één der laatste dorpsomroepers hier in Borne, bekend als “Jan met de Pan”, maar had ook als bijnaam “Nijverdalse Jan”.
Later, in 1956 koopt deze het restant van de woonkeet met de ondergrond (ca. 1000 m2). Maar, volgens een naast familielid van Leeftink, niet rechtstreeks van Jan Smit maar met een omweg. Jan wilde de grond namelijk niet aan zijn buurman Leeftink kwijt. Via notaris van de Sandt, die zich toen op Leeftink’s verzoek als koper opwierp, kon Leeftink de grond alsnog via deze notaris verwerven. De hele transactie moet een paar duizend gulden hebben gekost. Er ging toentertijd een gerucht door Borne dat onder de vloer van de keet ettelijke verlopen, dus waardeloze bankbiljetten moeten zijn gevonden. Hennie Egberink, die wat later ook de (in de fik gestoken) barak van Rotman heeft verwijderd, kon mij dat niet bevestigen maar het eerder genoemd familielid van Leeftink beaamde dat wel met de toevoeging dat Jan van de Pel erg zuinig leefde!

Merkwaardigerwijs had Jan Smit nog meer onroerend goed in zijn bezit. Zo bezat hij, naast grond, ook jarenlang een dubbel woonhuis aan de Tichelweg. Het verhaal gaat dat Jan zo af en toe gewichtig om dit woonblok heen liep, zijn bril opzette en de staat van onderhoud monsterde, waar op het laatst bijna geen verf meer opzat. In 1949, hij is dan 65 jaar oud, verkoopt Jan uiteindelijk deze nu nog bestaande panden, gelegen aan de Tichelweg 20 en 22.

Afb 05: De laatst bekende foto van Jan van de Pel in Borne. Hij staat hier (zie de pijl) rechts van molenaar H. Velthof en kijkt naar de intocht van neomist F. Weghorst in augustus 1960. In de landauer, ter hoogte van boekhandel ten Tusscher aan de Grotestraat, zit naast de nieuwe priester, pastoor Scholten Reimer van de Sint Theresia parochie met tegenover hem de moeder van de neomist

De vraag die, al schrijvende aan dit artikel, bij mij opkwam: Waar bleven toch de inkomsten van het schilderwerk, de huur van zijn huizen en later de verkoopsom van zijn onroerend goed? Ook moet Jan, denk ik vanaf zijn 65ste jaar in 1949, via de “Noodwet Ouderdomsvoorziening”, die in 1957 werd vervangen door de huidige A.O.W, ook ouderdomsuitkeringen hebben ontvangen. Aan kleding, woonkosten, enz. gaf hij nagenoeg niets uit. Ook heb ik nooit gehoord dat Jan aan de drank was. Werd hem het geld afgetroggeld? Of had hij ooit een geheime liefde met een nasleep van verplichtingen? Of ging het Jan, simpelweg, gelijk de eekhoorn, die in het najaar zijn vergaarde schaalvruchten, e.d. her en der verstopt om de winter door te komen en deze lang niet altijd weer terug weet te vinden.

Toen ik kort voor het afsluiten van dit artikel het verhaal van de gevonden bankbiljetten onder de vloer van Jan zijn woonkeet toch nog bevestigd kreeg uit (eerdergenoemde) betrouwbare bron, denk ik ook dat Jan inderdaad zuinig leefde en bijna al zijn geld oppotte. Wellicht dat ook anderen bewust of onbewust op deze “appeltjes voor de dorst” zijn gestuit en zo hebben meegeprofiteerd van Jan zijn verstopte kapitaaltjes?

Afb. 06: In 1956 wordt de keet ontruimd en afgebroken. Van de man links is geen naam bekend. De rechter persoon is mogelijk een Vaalt

Na het verlaten van zijn houten keet trok hij in bij “Dikke Bet” Pieterson aan de Parallelweg (hoek Azelosestraat), waar Huls van den Nieuwboer ooit als kruidenier begon. In dit inmiddels verdwenen woonblokje woonde onder andere ook een familie Hensen. Toen er achteraan de Von Bönninghausenstraat in 1956 huizen werden gebouwd (die in 1994 weer zijn gesloopt) verhuisde Jan op 27 april 1956, mee met de familie Albert (“Appie”) Hensen en kwam in hun schuurtje te wonen.

Afb. 07: Tijdens een bejaardenuitstapje begin vijftiger jaren in de vorige eeuw. Van links naar rechts: Jan Smit (alias Jan van de Pel); Jan Velner (alias de Potkan) en Wolbrink (alias ’n Broodjager

Vertrokken naar Winterswijk

Op de hierboven afgebeelde foto staat Jan links op de achtergrond. Ik dacht zelf dat de foto in Winterswijk was genomen, maar volgens Henny Egberink, die de foto in bezit heeft, is de foto gemaakt tijdens een bejaardenuitstapje in de begin 50-er jaren. De namen van twee mannen (volgens Egberink) staan onder deze foto vermeld. Wat wel opvalt is dat Jan bij deze gelegenheid strak in het pak zit. Zo keurig heb ik hem nooit gezien. Ook de reclame op het fietsenrek met Grolsch Bier duidt er meer op dat de foto buiten Borne moet zijn genomen. In die tijd waren er volgens mij in Borne nagenoeg alleen maar cafés die Hengelosch tapten.

In 1961 (of 1962) is Jan plotseling uit het straatbeeld van Borne verdwenen. Bijna niemand wist dat hij in het verpleeghuis Erica in Winterswijk was geplaatst. Niet, zoals ik dacht, door bemiddeling van de Bornse Nederlandse Hervormde gemeente, maar waarschijnlijk wel via bemiddeling van de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Borne is hij daar opgenomen. Het vreemde is dat hij hier in Borne nooit is uitgeschreven uit het bevolkingsregister maar evenmin in Winterswijk als nieuwe ingezetene is ingeschreven.

Jan‘s overlijden en begrafenis

Op 18 oktober 1963, drie dagen na zijn 79ste verjaardag, overlijdt Jan na een korte verpleegtijd in het R.K. Ziekenhuis te Winterswijk. De Bornsche Courant van 31 oktober 1963 vermeldt dat één van de laatste Bornse dorpsfiguren is overleden. Ook is te lezen dat deze eenzame man een verwoed harmonicaspeler was, die vroeger in de zomer voor zijn ouderlijke woning, urenlang zat te musiceren.

Op 22 oktober 1963 vindt de begrafenis op het kerkhof te Winterswijk plaats. Onder een handjevol belangstellenden is Appie Hensen de enige daar aanwezige medelevende uit Borne. Na de lezing van Psalm 23: De heer is mijn Herder, door de heer W. Bloemendaal, hervormd predikant te Winterswijk, hield deze aansluitend een grafrede. Van Hennie Egberink kreeg ik de tekst van deze toespraak, die ik hieronder onverkort weergeef:
“Het gebeurt niet vaak dat zo weinigen samenkomen om bij de groeve afscheid te nemen van iemand die is heengegaan. We kunnen wel zeggen, dat, als men eenzaam sterft, ook het leven eenzaam is geweest. Nu is het zo dat Jan Smit, die we thans begraven, het alleen zijn nooit als een last heeft beschouwd. Ruig en vol van zwerven is zijn bestaan geweest en weinigen keken naar hem om. Daarom moet hier wel gezegd worden, dat zij die hem verzorgd hebben voordat hij naar Winterswijk werd gebracht, dank verdienen. Zij hebben hun best gedaan, zo lang het mogelijk was. In Winterswijk heeft Jan Smit een goede verpleging gehad, eerst in Huize Erica, daarna in het R.K. Ziekenhuis. Hij is de weg gegaan, die in psalm 23 wordt beschreven, de weg van de schaapskudde, soms langs frisse wateren, maar heel dikwijls ook door donkere dalen van verlatenheid en teleurstelling. Wie weet, wat er allemaal in het hart van deze eenzame is omgegaan? Een bekende figuur uit Borne is heengegaan. We nemen afscheid van Jan Smit en we hopen dat de Goede Herder, Jezus Christus onze Heer, hem heeft opgenomen in zijn erbarmen”.

Wie weet heeft Jan op zijn eenzame sterfbed nog gefluisterd: “Zing mi-j nog efkes dat tooverloat”?

Geraadpleegde literatuur

► Markante Bornenaren (Borne 800 jaar)
► Grepen uit de historie van Borne (M.G.E. van Harten- Fransen)
► Rond Horst en Hof te Borghende (Vriendenkring Bussemakerhuis

Met dank aan hen die mij wederwaardigheden over Jan van de Pel hebben verstrekt en met name aan Anja Tanke (gemeentearchief Borne), Hennie Egberink en Harry Baartman die mij ook foto’s deden toekomen.
Ook dank aan Hans Leuverink voor de beschikbaar gestelde tekening.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2010-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)