Auteur: A. Mulders-Gordijn
Onlangs werd een ombouw van een waterput in Bentheimer zandsteen te koop aangeboden. De heemkundevereniging heeft deze put aangekocht en heeft gezocht naar een plaats waar deze put goed tot zijn recht kan komen als onderwerp van het weleer van Borne. Mijn verhaal hieronder is een beschouwing vanuit de put.
Na jaren op mijn plekje, waar ik al die tijd de bevolking van Borne van lekker drinkwater had voorzien, veranderde mijn leven drastisch. Ik werd overbodig! De mensen hadden mij niet meer nodig want er was een waterleiding gekomen die mijn functie van watervoorziening over had genomen. Daarnaast had ik ook nog de pech dat dwars over mijn bronnetje een pleintje werd aangelegd. Ik moest verdwijnen. Ik stond echt heel genoeglijk waar nu het parkeerterreintje is op de hoek Ennekerdijk-Grotestraat.
Geduldig wachtte ik mijn lot af, want hoeveel van mijn soortgenoten waren zomaar verdwenen, ook ik vreesde dit lot. En dat terwijl ik al vanaf 1609 dienst had gedaan. Mijn stenen kwamen uit Bentheim, dat lag in die tijd toch niet naast de deur. Waarschijnlijk ben ik in karren vervoerd van mijn geboorteplek. Vele eeuwen daarna stond ik tevreden te zijn op mijn plek in Borne. Ik deed mijn werk, nooit stond ik droog.
Toch had ik geluk, ik mocht meeverhuizen naar een nieuwe plek. Water hoefde ik niet meer te geven, maar ik mocht met mijn mooie vormen en kleur staan te pronken in een tuin van aardige mensen.
Door een erfenis kwam ik daarna in het bezit van een lieve dame, maar zij kon mij niet meer gebruiken. Ze ging haar huis verkopen, ik kon niet mee.
Ze bood me te koop aan en toen was daar ineens iemand die het jammer zou vinden dat ik uit Borne zou kunnen verdwijnen. Ze had gelijk, ik zou dat niet leuk hebben gevonden. Ze berichtte de Heemkundevereniging en deze vereniging ging op zoek. Ik werd gevonden!!
De vereniging beschikt gelukkig over genoeg euro’s om mij te kopen en na een paar gesprekken met de lieve dame en de voorzitter van de vereniging word ik Heemkundig bezit. Daar ben ik vreselijk blij om, want een Heemkundevereniging kan een oud voorwerp als ik ben wel waarderen.
Maar wat zal nu mijn nieuwe plekje worden? Zou het een plekje worden waar veel mensen mij kunnen zien? Daar ben ik eigenlijk wel erg benieuwd naar.
En nu weet ik het: het bestuur van de vereniging heeft mij toegefluisterd dat mijn nieuwe plek in de tuin van het Bussemakerhuis ligt.
Nu ben ik helemaal gelukkig: ik ben en blijf in bezit van de Heemkundevereniging Bussemakerhuis Borne. Ik kom in de tuin te staan van een historische plek in Borne en veel mensen kunnen mij komen bewonderen.
Is dat nu geen goede afloop? Ik ben de dame die het bestuur op mij attent heeft gemaakt erg dankbaar; mijn voormalige eigenares dankbaar omdat zij mij afstaat aan de vereniging en het bestuur omdat het zo’n mooi plekje voor mij gevonden heeft.
Kortom, ik ben een gelukkige, oude put, maar jong van hart.
De Bentheimer zandstenen put uit 1609.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2009-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)