Auteur: Hans Gloerich
Bij mijn onderzoek naar de gang van zaken rond de bouw van de Stephanuskerk aan de Stationsstraat in Borne, heb ik een groot aantal brieven geanalyseerd die zich in het archief van het aartsbisdom in Utrecht Bevinden. Al zoekende kom je soms aardige zaken tegen waardoor je een inkijkje krijgt van bepaalde gebeurtenissen. Zo’n inkijkje wordt ons geboden door kapelaan Johannes Gerardus Hinderikus Bentla (±1858-1941), die vanaf 30 september 1892 werkzaam was aan de Stephanusparochie van Borne onder pastoor Hendriks. Hij was geestelijk adviseur van de R.K. Werkliedenvereniging en schreef op 27 februari 1896 een brief aan de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, mgr. H. van de Wetering, over een netelige kwestie die voor hemzelf waarschijnlijk niet goed is afgelopen, want hij vertrok vijf maanden na het schrijven van de brief uit Borne. Hij is dus nog geen vier jaar kapelaan in Borne geweest. Later is hij pastoor van St. Nicolaasga in Friesland geweest.
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2023/08/BB-2008-01-pag-25-26-Afb.-01-De-Ennekerdijk.jpg)
De brief van de kapelaan aan de bisschop
Monseigneur!
Vergun mij, Monseigneur, een oogenblik uwen aandacht voor eene ernstige en voor mij zeer onaangename zaak. De heer [David Jacob] Spanjaard (Israelit) fabrikant alhier en patroon van bijna alle arbeiders, aan wie Borne zijn opkomst en welvaart te danken heeft en nog dankt, wil bij gelegenheid van het huwelijk van zijn dochter een klein feestje geven, klein en bescheiden wegens het sterfgeval van zijne moeder.
De heer Spanjaard vroeg Schabbink, de president der R.K. Werkl. Vereeniging of hij dit feestje in het arbeidersgebouw zou kunnen vieren (in Borne bestaat anders geene gelegenheid voor een degelijk feest en in gewone omstandigheden gaan zij naar Hengelo). De president zegt dat hij hierover met het bestuur zal spreken. Het bestuur heeft na de zaak goed te hebben overwogen met algemeene stemmen besloten en gemeend, in overleg met mij, geestl. adviseur der vereeniging, dit niet te kunnen of te mogen weigeren: 1) omdat de heer Spanjaard ons 1.000 gl. voor het nieuwe gebouw heeft geschonken, 2) omdat hij de patroon van bijna alle arbeiders is (de beide andere fabrikanten hebben hoogstens 100 arbeiders, Spanjaard alleen 800, meest katholiek). De weigering zou eene beleediging zijn voor den heer Spanjaard, die op goede voet leeft met zijne katholieke arbeiders, en ook steeds de pastoor ter wille is inzake van kerk of Godsdienst; de weigering van bovengenoemd verzoek zou daarom naar het oordeel van het bestuur en ook naar mijne meening nadelige gevolgen voor de arbeiders kunnen hebben.
Dit besluit nu, Monseigneur, heeft de verontwaardiging van 2 burgers opgewekt: “het arbeidersgebouw mag niet dienen tot een Jodenfeest”, zeggen zij. Zij hebben anderen (misschien 15) opgestookt tegen de vereeniging en vandaar zekere spanning. Deze 15 hebben hunne eerelidmaatschap der vereeniging opgezegd. Van de 15, weet ik zeker, weten 10 niet wat zij gedaan hebben, ik heb daar reeds bewijzen van. Zij dreigden mij (de 2 bovengenoemden) bij u, Monseigneur, te zullen aanklagen, waarom weet ik niet, maar het bestuur heeft gemeend, dat het goed zou zijn u met de zaak bekend te maken, van daar, Monseigneur, dit mijn schrijven.
Om rechtvaardig te zijn, moet ik dit er nog bijvoegen: de pastoor heeft mij, toen ik hem het verzoek van den heer Spanjaard bekend maakte en naar zijne meening vroeg, geantwoord: “ik houd mij er buiten nu echter schaart hij zich aan de zijde der opposanten; waarom begrijp ik niet, de handelwijze van den pastoor is mij duister en raadselachtig, te meer daar ik de pastoor in alles erken en, voor zoo ver ik weet, geen reden tot misnoegen geef.
Monseigneur, wanneer de pastoor of de opposanten u niet over de zaak schrijven, dan verzoek ik u, Monseigneur, vriendelijk, van dit schrijven niets aan de pastoor te laten merken.
Uwe Doorl. Hoogw. onderdanigste dienaar,
w.g. J.G.H. Bentla, kapelaan
Enkele kanttekeningen
Het is mij niet bekend of de bruiloft in het Josephgebouw is doorgegaan.
De brief vereist enige toelichting. Het ging om het huwelijk dat op 8 april 1896 in Borne gesloten werd tussen Elisabeth Jacoba Spanjaard en Hugo Daniël Andriesse, zoon van Ruben Andriesse, koopman, en Elisabeth Nathan.
Elisabeth Jacoba Spanjaard, was een dochter van David Jacob Spanjaard en Dina Prins.
Kapelaan Bentla schrijft dat Spanjaard’s moeder was overleden, maar om precies te zijn, ging het om zijn stiefmoeder Lotte Lehmann.
Het volgende fragment van de Spanjaardstamboom verduidelijkt de familierelaties: Jacob Salomon Spanjaard, geb. Borne 26-11-1813, overl. Borne 26-01-1899, textielfabrikant, lid van de gemeenteraad van Borne (1857-1864), tr.(1) Oldenzaal 22-06-1837 Rozina Zwartz, geb. Oldenzaal ca. 1816, overl. Borne 19-02-1846, dr. v. Isak Salomon Zwartz en Sophia Nathan, tr.(2) Borne 13-11-1847 Lotte Lehmann, geb. Lunen (Dld) ca. 1817, overl. Borne jan./febr. 1896, dr. v. David Lehmann en Feile Salomon.
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2023/08/BB-2008-01-pag-25-26-Afb.-02-David-Jacob-Spanjaard.jpg)
Uit het huwelijk Spanjaard-Zwartz o.a.
David Jacob Spanjaard, geb. 1840, overl. 1917, tr.
Dina Prins, geb. voor 1853. Uit dit huwelijk, o.a.:
Elisabeth Jacoba Spanjaard, geb. Borne 26-04-1871, overl. New York USA 01-03-1963, tr. Borne 08-04-1896 Hugo Daniël Andriesse, geb. Vlissingen 09-04-1867, overl. New York USA 12-06-1942, fabrieksdirecteur, zoon van Ruben Andriesse, koopman, en Elisabeth Nathan.
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2023/08/BB-2008-01-pag-25-26-Afb.-03-Briefhoofd.jpg)
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2008-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)