Boorn & Boerschop 1998-02: J.B. SCHOEMAKER, HEELMEESTER TE BORNE 3

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Redactie/Dr. A. Fuldauer

Op verzoek van Dr. A. Fuldauer deed Drs. G.P. ter Braak in het Gemeente-archief enig archiefonderzoek m.b.t. breukmeester Beursink uit Zenderen. Zie over Beursink BOORN en BOERSCHOP jrg. 7, No 2 van oktober 1997, pag. 59.

Dr. Fuldauer schrijft hierover

In het eerste artikel over Dr. Schoemaker werd door de auteur, met de toen beschikbare gegevens, de voor de hand liggende conclusie getrokken dat pas na het overlijden van Beursink in 1822, alle botbreuken door Dr. J.B. Schoemaker behandeld zouden zijn. Dit lijkt achteraf niet juist. In het archief van Zenderen vond Ter Braak, mede tot verrassing van de auteur, in het jaar 1850 een dochter van Beursink vermeld, zijnde gehuwd met een landbouwer, tevens breukbandmeester zijnde. Dit betekent dat mijn veronderstelling dat Beursink botfracturen behandelde, onjuist was en dat hij als officieel aangestelde door de Gemeente Borne “liesbreukbanden” vervaardigde en waarschijnlijk ook aanpaste. Maar zijn schoonzoon werd als zodanig niet aangesteld door de Gemeente. Hij zal zich mogelijk beperkt hebben tot het vervaardigen daarvan en het aanmeten overgelaten hebben aan Dr. J.B. Schoemaker, die dit gebeuren veelvuldig in zijn rekeningboek vermeldde. Overigens wordt sedert wereldoorlog II elke liesbreuk geopereerd en kent men m Nederland dus geen breukbanden meer!

Redactie.

Afb. 01: Dokter J.B. Schoemaker

Aanvullend onderzoek naar de medische achtergronden van J.B. Schoemaker leverden nog een verrassend gegeven op. Het bleek n.l. dat, hoewel Schoemaker reeds in 1820 als chirurgijn bij zijn vader in Borne werkzaam was, hij pas op 8 juni 1860 zijn graad van plattelandsdokter te Zwolle behaalde. De titel Dr. is hem dus ten onrechte aangemeten want hij mocht volgens Prof. Van Lieburg met deze opleiding ook niet promoveren. Duidelijk is nu waarom hij tot die tijd niet voorkwam in de medische annalen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG). Hij is door latere schrijvers blijkbaar verwisseld met zijn zoon Jan, die in Utrecht tweemaal promoveerde, resp. op de werking van musculi intercostalis en op stellingen in de chirurgie en verloskunde. Jan vestigde zich in 1867 in Almelo vanuit Amsterdam. Het voorgaande doet uiteraard niets af aan de verdiensten van J.B. Schoemaker, integendeel, met een toch ook voor die tijd gebrekkige opleiding, heeft hij veel goed medisch werk verricht waaraan menig huidig huisarts nog een puntje kan zuigen.

Dr. A. Fuldauer.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1998-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)

Boorn & Boerschop 1998-02: J.B. SCHOEMAKER, HEELMEESTER TE BORNE 3

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Redactie/Dr. A. Fuldauer

Op verzoek van Dr. A. Fuldauer deed Drs. G.P. ter Braak in het Gemeente-archief enig archiefonderzoek m.b.t. breukmeester Beursink uit Zenderen. Zie over Beursink BOORN en BOERSCHOP jrg. 7, No 2 van oktober 1997, pag. 59.

Dr. Fuldauer schrijft hierover

In het eerste artikel over Dr. Schoemaker werd door de auteur, met de toen beschikbare gegevens, de voor de hand liggende conclusie getrokken dat pas na het overlijden van Beursink in 1822, alle botbreuken door Dr. J.B. Schoemaker behandeld zouden zijn. Dit lijkt achteraf niet juist. In het archief van Zenderen vond Ter Braak, mede tot verrassing van de auteur, in het jaar 1850 een dochter van Beursink vermeld, zijnde gehuwd met een landbouwer, tevens breukbandmeester zijnde. Dit betekent dat mijn veronderstelling dat Beursink botfracturen behandelde, onjuist was en dat hij als officieel aangestelde door de Gemeente Borne “liesbreukbanden” vervaardigde en waarschijnlijk ook aanpaste. Maar zijn schoonzoon werd als zodanig niet aangesteld door de Gemeente. Hij zal zich mogelijk beperkt hebben tot het vervaardigen daarvan en het aanmeten overgelaten hebben aan Dr. J.B. Schoemaker, die dit gebeuren veelvuldig in zijn rekeningboek vermeldde. Overigens wordt sedert wereldoorlog II elke liesbreuk geopereerd en kent men m Nederland dus geen breukbanden meer!

Redactie.

Afb. 01: Dokter J.B. Schoemaker

Aanvullend onderzoek naar de medische achtergronden van J.B. Schoemaker leverden nog een verrassend gegeven op. Het bleek n.l. dat, hoewel Schoemaker reeds in 1820 als chirurgijn bij zijn vader in Borne werkzaam was, hij pas op 8 juni 1860 zijn graad van plattelandsdokter te Zwolle behaalde. De titel Dr. is hem dus ten onrechte aangemeten want hij mocht volgens Prof. Van Lieburg met deze opleiding ook niet promoveren. Duidelijk is nu waarom hij tot die tijd niet voorkwam in de medische annalen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst (KNMG). Hij is door latere schrijvers blijkbaar verwisseld met zijn zoon Jan, die in Utrecht tweemaal promoveerde, resp. op de werking van musculi intercostalis en op stellingen in de chirurgie en verloskunde. Jan vestigde zich in 1867 in Almelo vanuit Amsterdam. Het voorgaande doet uiteraard niets af aan de verdiensten van J.B. Schoemaker, integendeel, met een toch ook voor die tijd gebrekkige opleiding, heeft hij veel goed medisch werk verricht waaraan menig huidig huisarts nog een puntje kan zuigen.

Dr. A. Fuldauer.

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 1998-02)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)