Auteur: Bertie Velthuis
In het boek “Borne, textiel en Spanjaard door de jaren”, uitgegeven in 1981, geschreven door W.H.G. Brok, is te lezen dat de heer S.J. Spanjaard Lzn. een groot kippenliefhebber was. Hij hield mooie exemplaren sierkippen. Deze mededeling maakte mij nieuwsgierig. Een textielondernemer met een kippenhobby? Daar wilde ik meer van weten. Ik zal in dit artikel de activiteiten van S.J. Spanjaard Lzn. op het gebied van “pluimvee” behandelen. Ik zou hem echter te kort doen alleen hierover te schrijven. Naast zijn grote liefhebberij vervulde hij vele andere bestuurlijke functies. Veelal hadden deze functies te maken met zijn liefde voor de natuur in het algemeen of met zijn Joodse geloof.
S.J. Spanjaard
Salomon Jacob (Sallie) Spanjaard (Borne 1858 – Den Haag 1925) was de oudste zoon van Levie Spanjaard, zoon van de oprichter van de Spanjaard fabrieken, Jacob Salomon Spanjaard. Aangezien er veel neven en achterneven waren, was het gebruikelijk achter de naam Spanjaard de voorletter van de vader, in dit geval L en zn. te vermelden. De kippenhouderij was ondergebracht in een schuur/hok achterop het perceel waarop het zo genoemde “kleine fabriekje”, een weverij aan de Deldensestraat, tegenover de “rode lap”, stond. Hier ligt nu de buurt “Refined”. Het beheer van “het kleine fabriekje” was in handen van Salomon Jacob (Sally) Spanjaard Lzn. Hij had hier een eigen, bescheiden, kantoor. Je zou kunnen zeggen dat hij het onaangename, hoewel het niet zeker is dat hij zijn werk niet aangenaam vond, verbond met het aangename, in zijn geval het houden van sierkippen. S.J. Spanjaard Lzn. was van af 1890 in het bedrijf werkzaam. Toen de firma S.J. Spanjaard in 1901 werd omgezet in een Naamloze Vennootschap, was hij een van de vijf directeuren. Spoedig echter, in 1903, trok hij zich als directeur terug uit het echte zakenleven. Hij ging met “vervroegd pensioen” zou je kunnen zeggen; hij was 45 jaar oud. Hij verliet Borne en vestigde zich in Den Haag aan de Groot Hertoginnelaan 40. Wel bleef hij tot zijn overlijden als commissaris aan Spanjaard verbonden. Hij was grootaandeelhouder. Van de 900 aandelen die in 1904 in het bezit van 8 heren Spanjaard waren, bezat hij er 150 (16,6 %). Ook was hij nog vele jaren commissaris van de N.V. Fabriek voor Instrumenten en Electrische Apparaten “Inventum”.
Hij was opdrachtgever van de bouw van de woning met koetshuis aan de Deldensestraat 21 te Borne. Het pand is thans een Rijksmonument en is gebouwd is 1903. Hij heeft hier samen met zijn gezin, echtgenote en twee kinderen slechts kort, tot 1904, gewoond. Na hem zijn Karel Spanjaard met zijn gezin de bewoners geweest.
De pluimvee activiteiten, in zijn Twentse jaren
Het eerste keer dat wij hem hier tegen komen is in het voorjaar van 1896. Er werd door de Hengelosche Pluimveevereniging een tentoonstelling gehouden. Hij maakte deel uit van het organisatiecomité. Tijdens de vergadering van de Twentsche Pluimveeclub in augustus 1886 werd hij opgenomen in het bestuur.
Bij de internationale pluimveetentoonstellingen in maart 1900 te Almelo was hij zeer succesvol. Zo ontving hij maar liefst 5 prijzen. O.a. voor zijn Brahma’s maar ook voor Hollandse en Japanse krielen (hennen). Maar de grootste prijs was toch wel een grote zilveren medaille die beschikbaar was gesteld door H.M. de Koningin voor de fraaiste haan van de tentoonstelling.
In 1903 ontving bij tijdens een tentoonstelling van de Twentse Pluimveeclub te Hengelo een grote zilveren medaille, die was uitgeloofd door H.M. Koningin-Moeder (koningin Emma). Tevens ontving hij op deze tentoonstelling de erebeker uitgeloofd door Ornithophilia te Utrecht. Ornithophilia was een landelijke vereniging die de teelt van pluimvee wilde bevorderen.
In 1903 ontving hij op een tentoonstelling voor pluimvee te Almelo een erebeker beschikbaar gesteld door de Twentsche Pluimveeclub voor de beste haan of hen van de tentoonstelling. Het ging om een lichte (lichtkleurige) Brahma-haan.
In februari 1903 gaf hij een lezing tijdens een vergadering van de Coöperatieve Landbouwers- en Handelvereniging te Lonneker. Een bijzondere situatie, een textielfabrikant die voorlichting geeft aan landbouwers. De lezing ging niet over sierkippen maar over het houden van kippen voor de productie van eieren. In Nederland was deze bedrijfstak nog niet tot ontwikkeling gekomen. Dit in tegenstelling tot Denemarken. In 1895 was er zo goed als geen eierhandel. Na het oprichten van een vereniging en het nemen van een aantal maatregelen werden er in 1900 een aantal van 300 miljoen eieren voor een bedrag van fl. 7,15 miljoen naar Engeland geëxporteerd.
Hij gaf een aantal punten waarop de productie in Nederland kon worden verbeterd, te weten:
a. De broedtijd viel te laat, waardoor de jonge hennen pas in het volgende voorjaar, wanneer de eierprijzen laag waren, begonnen te leggen.
b. Er werd niet voldoende voor bloedverversing gezorgd. Dezelfde haan bleef te lang bij de kippen.
c. De kippen werden te lang aangehouden; jonge kippen legden tot 20 % meer eieren.
d. De voeding kon worden verbeterd, met meer eiwitten en zetmeelstoffen en in het voorjaar meer kalk.
e. Een oordeelkundige kruising zou de eierproductie vergroten; de zogenaamde boerenkippen moesten worden afgeschaft. Wijandottes, Minorca’s of witte Leghorn waren de rassen van de toekomst.
Ook gaf hij nog nuttige wenken voor genezing en verzorging. Tot slot riep hij de machtige Lonneker Landbouwersbank op om landbouwers te ondersteunen bij de aanschaf van een broedmachine, waarmee gelijktijdig 150-200 eieren konden worden uitgebroed. Zo’n machine kostte tussen de fl. 70,– en fl. 130,– , voor die jaren een erg grote investering. In feite sprak hij hier vanuit zijn bestuursfunctie van Avicultura.
Bij de internationale tentoonstelling van Pluimgedierte en Konijnen in febr. 1904 in de zalen van het Volkspark te Enschede stelde hij in twee categorieën als prijs een kunstvoorwerp ter beschikking. Zelf had hij ook dieren naar de tentoonstelling gezonden. Hij ontving een zilveren medaille voor de beste Brahma hen, beschikbaar gesteld door Avicultura. Brahma is een majestueuze kip, het ras wordt ook wel de koning onder de kippen genoemd. De Brahma behoort tot de groep van reuzenrassen en is afkomstig uit Azië. De Brahma hebben vele verschillende kleuren.
In 1903 werd hij definitief eigenaar van een door graaf L. van Limburg Stirum beschikbaar gestelde zilveren beker voor de fraaiste licht Brahma haan, omdat hij deze voor de derde keer achtereen had gewonnen.
In oktober 1904 nam hij afscheid van de Twentse Pluimveeclub. Hij werd tot erelid benoemd.
De pluimvee activiteiten in zijn Haagse jaren
Nadat hij naar Den Haag was verhuisd neemt hij waarschijnlijk niet meer deel aan pluimveetentoonstellingen, althans hij wint geen prijzen meer. Alleen als jurylid/keurmeester trad hij nog enkele keren op. Gezien zijn woonsituatie lijkt het niet meer mogelijk zelf pluimvee te houden. Hij richtte zich op bestuurswerk bij de vereniging Avicultura, Reeds In 1899 was hij samen met graaf van Limburg Stirum in het bestuur van deze vereniging opgenomen Ze waren de opvolgers van de aftredende bestuursleden A.J. Bicker Caarten en baron van Heemstra.
Avicultura werd in 1886 opgericht met het doel om, in navolging van het buitenland, ook hier ten lande de belangstelling te wekken voor de teelt van pluimgedierte, zowel uit een oogpunt van nut (en daardoor de bevordering van inkomen door de landbouwende stand) als van genoegen. De vereniging hield ieder jaar een pluimveetentoonstelling, organiseerde congressen op gebied van pluimvee en gaf een verenigingsblad uit. Het houden van sierpluimvee was, zeker in de jaren voor de tweede wereldoorlog, een elitaire vorm van recreatie. Zij die over voldoende tijd, grond en geld beschikten konden het zich veroorloven kostbaar sierpluimvee, soms zelfs verzorgd door een pluimgraaf, te houden. Bij de pluimveekeuringen zag je vaak dezelfde namen van winnaars. Veelal waren dit mensen van adel of eigenaren van grote bedrijven. In de besturen van de landelijke verenigingen komt dit in nog sterkere mate terug. (Zie bovenstaand.)
In juli 1905 werd Salomon secretaris van Avicultura.. Deze functie vervulde hij tot 1911. Hij combineerde deze functie met die van penningmeester. Bij zijn terugtreden ontving hij van medebestuurders en leden als blijk van waardering; een fraai tegelplateau van de fabriek “Rozenburg” voorstellende een grasveld met daarop een goudlaken fazant met jongen. Aansluitend werd hij ondervoorzitter van deze vereniging. Dit bleef hij tot zijn overlijden.
Als bestuurslid mocht hij een aantal keren leden van de koninklijke familie ontvangen Zo ontving hij, samen met de voorzitter op 3 februari 1906 Z.K.H. de Prins der Nederlanden (Prins Hendrik) en zijn adjudant, den luitenant der Zee jhr. Hooft Graafland bij de opening van een tentoonstelling. Wanneer Koningin en prins in december 1912 een bezoek aan een tentoonstelling van Avicultura brengen doet de Koningin hem als ondervoorzitter een gift om aan het personeel van de vereniging ter hand te stellen.
Het derde Nationaal Congres voor Pluimvee van 12 tot 16 januari 1925 was het laatste grote evenement dat mede onder zijn leiding in Den Haag plaats vond. Dit was echt een wetenschappelijke bijeenkomst waar door een groot aantal deskundigen werd gesproken over pluimveeziekten en erfelijkheidsverschijnselen bij hoenders, over kalkoenenteelt, tuberculose bij vogels en konijnen enz. enz.. Aan dit congres was ook een tentoonstelling van Avicultura verbonden. Deze werd bezocht door H. M. de Koningin Wilhelmina en prinses Juliana. De voorzitter leidde de Koningin rond. S.J. Spanjaard Lnz. verstrekte prinses Juliana, toen 16 jaar oud, inlichtingen.
Activiteiten verband houdende met “natuur”
Sally was sinds 1 september 1908 commissaris van het Kon. Zoölogisch Biologisch Genootschap. De functie bekleedde hij tot zijn overlijden. Deze vereniging “exploiteerde” de Haagse dierentuin; een prachtige tuin met daarin tot wel 1.000 dieren. Dit was ook de plaats waar de vereniging Avicultura haar pluimveetentoonstellingen, vaak in de grote zaal van het Genootschap, hield.
Tijdens een bloemententoonstelling op 11 september 1915 in de dierentuin brachten de koningin en haar gemaal hier een bezoek. Hij verstrekte tijdens de rondwandeling de hofdignitarissen inlichtingen. Koningin en prins werden door (nog hoger) bestuursleden rondgeleid.
De Floraliavereniging. Hiervan was hij onder voorzitter. De vereniging reikte in de maanden april stekken en jonge planten, tegen betaling van 25 cent per grotere eenheid, uit. Deze kon men ophalen ten huize van S.J. Spanjaard Lzn. Bij de in september te houden tentoonstelling kreeg iedere inzender 10 cent per inzending gerestitueerd.
In 1906 nam hij zitting in het Nederlandse erecomité van de internationale pluimvee- en konijnen tentoonstelling die van 23 tot 27 november in Parijs werd gehouden.
Tijdens het Internationale Duivencongres op van 13 tot 16 oktober 1910 te Brussel was hij de bij K.B. benoemde vertegenwoordiger der Nederlandse regering.
Bij de oprichting van de Haagse afdeling van de Nederlandse Maatschappij tot bescherming van Dieren, eind 1916, werd hij ondervoorzitter.
Bij de oprichting van een Joodse Land- en Tuinbouw verenigingen in 1912 werd hij voorzitter. Doelstelling van deze vereniging was om jongens en meisjes uit de Joodsche burgerklassen in Nederland voor de land- en tuinbouw op te leiden. Doel was tevens te voorkomen dat jongeren “in het kwaad van den ongeregelden handel kwamen”. Het was niet de bedoeling om landbouwknechten op te leiden, maar kleine bazen en chefs van grotere bedrijven. Men zag de toenemende welvaart der Joodsche koloniën in Palestina. Ook daarvoor zouden jongeren kunnen worden opgeleid.
Het hele project liep moeizaam. In 1922 wordt besloten tot liquidatie van de vereniging.
In oktober 1908 was hij lid van een commissie van de Nederlandse Pomologische Vereniging die een verkooptentoonstelling hield met het doel om haar leden van hun fruitvoorraad te helpen en consumenten de gelegenheid te geven zich op een voordelige wijze van fruit te voorzien.
Van 1912 tot 1916 was hij bestuurslid (secretaris) van ’s Gravenhaagsche Tuinbouwvereniging. Hij vertegenwoordigde de afdeling bij de Algemene vergaderingen van het hoofdbestuur. De vereniging hield tijdens de zomermaanden wedstrijden in (fraaie) voortuinen. In wintermaanden verzorgde ze cursussen (groenteteelt, besmettingsleer, boom- en heesterteelt, het voortkweken van planten). Voor deze cursussen kon men zich bij hem aanmelden. De vereniging hield ook tuinbouwtentoonstellingen. Hiervoor koos ze de grote zaal in de dierentuin als locatie.
Andere activiteiten
Op 16 mei 1905 werd Vriezenveen getroffen door een grote brand. Door droogte en de harde oostenwind was er geen houden aan. Er gingen 228 huizen, merendeels in de houten of hout/stenen boerderijstijl, in vlammen op. Koningin Wilhelmina en prins Hendrik bezochten het dorp. Ze gaven een persoonlijke gift van fl. 1.000,– voor de wederopbouw.
In heel het land ontstonden spontaan acties om de getroffenen te helpen. Zo ook in ’s Gravenhage. Daar namen S. Spanjaard Lzn. en A. Stork, wonende aan Laan van Meerdervoort 10, beiden Twentenaren, met nog 4 anderen, waaronder mevr. de Vries-Ledeboer, de leiding. Helaas ging het inzamelen van geld niet echt voorspoedig. Begin juni was er “slechts” fl. 400,– binnen gekomen. Het comité kreeg ook nog met andere moeilijkheden te maken. Er bleken namelijk intekenlijsten om giften in te zamelen rond te gaan. Echter het comité gaf geen lijsten uit. Er was kennelijk sprake van fraude. Het comité wees op 2 juni in het dagblad Het Vaderland op deze frauduleuze zaken en deed tevens een krachtig beroep op de bekende liefdadigheid der Haagse ingezetenen.
Hij maakte vanaf 1908 deel uit van het bestuur van de Vereniging tot het Verschaffen van Woningen aan Minvermogenden. In 1922 werd hij voorzitter. In 1925 vierde de vereniging haar 40-jarig bestaan. Voor de kinderen van de bewoners van deze woningen werd een feest in het theater Verkade bereid. Tevens werd aan alle bewoners die jaarlijks, wanneer zij de woning goed bewoonden, een week vrij van huur kregen, ter gelegenheid van dit jubileum een (extra) huurvrije week aangeboden. Het betreft hier de zgn. van Ostadewoningen. Deze zijn gelegen aan de Van Ostadestraat, Hannemanstraat en Jacob Catsstraat. Ze liggen midden in de Schilderswijk. Ze zijn aan het eind van de 19de eeuw gebouwd voor arme Joden in Den Haag. De Vereniging werd in 1885 opgericht. In totaal gaat het om ongeveer 200 woningen. De woningen waren bestemd voor Joden, echter deze hebben hier slechts beperkt gewoond. Ze vonden de afstand naar de Haagse synagoge te ver. In 1977 besloot de gemeenteraad de woningen te slopen. In 1982 kwam ze daarop terug. De woningen zijn toen ingrijpend gerenoveerd. Ze vormen nu een bijzonder buurtje in deze wijk. Het complex staat op de gemeentelijke monumentenlijst.
Sally was van 1911 tot zijn overlijden regent van het Israëlisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis te Den Haag.
Overlijden
Op 18 september 1925 is hij, na een ernstig ziekbed, op 67-jarige leeftijd te Den Haag overleden. Hij werd aansluitend op 21 september op de Algemene Begraafplaats aldaar begraven.
Krange kleppen !
Nen slim löslievigen koetsier oet Boorn
leut op de bok knetterhard de weend goan!
Zien peerd met oogkleppen op
schudden verschrikt zienen kop
en dach, ha’j miej ma oorkleppen opdoan
Leo Leurink
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2022-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)