Auteur: Hans Nijhof
De ronde tafel in de keuken van Gerard en Marion Boomkamp is nog leeg als we aanschuiven, maar na zo’n tien minuten ligt het hele tafelblad vol met documenten, foto’s en tekeningen. Vooral veel tekeningen met vaste en vaardige hand op papier gezet en in onderwerp variërend van een dame achter een naaimachine tot het in scherp profiel getekende hoofd van Marlene Dietrich. De naar Amerika verhuisde Duitse zangeres trad veelvuldig op voor de geallieerde soldaten aan het front om hun moreel te versterken en is onlosmakelijk verbonden met de oorlog. Toen de tekenaar haar vereeuwigde, heeft hij nooit kunnen vermoeden dat ook zijn naam onuitwisbaar verbonden bleef met de oorlog. De aanleiding van onze ‘ronde tafel bijeenkomst’: de door broer Henk aan mij gegeven drie A4’tjes van Gerard met oorlogsverhalen van hun vader Hennek (Henk) Boomkamp.
Er werd gezwegen
Gerard begint zijn aantekeningen met de vermelding dat deze pas zijn gemaakt in april 2018, jaren later na het overlijden van vader Henk op 4 juni 2011. Over de chronologische juistheid en exactheid in details is hij niet helemaal zeker, want hij heeft ze lang geleden gehoord. Dat is trouwens al bijzonder want, aldus Gerard: ”Pa vertelde bijna nooit wat en van de overige familieleden, opa, oma, ooms, tantes en neven en nichten heb ik ook zelden wat gehoord. Over de oorlog werd gezwegen.” Daar waren de familieleden niet uniek in, want ruim 75 jaar na dato wordt dat ‘niet praten over de oorlog’ door velen nog steeds herkend, in het bijzonder als gevolg van opgedane traumatische ervaringen. Of, zoals schrijver en ervaringsdeskundige Adriaan van Dis schreef: ‘over de slechte, wrede en vernederende dingen in de oorlog was een oorverdovend zwijgen’.
Het gezin van Kniep Dieks
De gebeurtenissen spelen zich voornamelijk af op ’t Hesseler. Of, om precies te zijn, Hasselo dat toen nog bij de gemeente Weerselo hoorde. Het ouderlijk huis van Henk Boomkamp staat aan de Deurningerweg (tegenwoordig nummer 42, toen Hasselo 43). Zijn vader Hendrik Boomkamp heeft een eigen boerderij maar is ook aannemer van beroep. Hendriks bijnaam is Kniep Dieks en hij wordt dan ook steevast met Dieks aangesproken. Dieks en zijn vrouw Geziena Engberink hebben een hecht gezin, naast Henk bestaande uit de zonen Gerard, Johan, Bernhard, Herman en dochter Trui. Als de oorlog begint zijn ze, zoals iedereen, onwetend van wat er nog allemaal staat te gebeuren.
Henk is de jongste van het gezin en trekt veel op met zijn broer Johan.
Johan / Jan Boomkamp
Johan, ook vaak Jan genoemd, is geboren op 6 december 1911 en heeft zich maatschappelijk behoorlijk ontwikkeld. Hij is technisch tekenaar-constructeur van beroep en hij heeft mooie plannen voor de toekomst. Deze kunnen nog even niet doorgezet worden, want de mobilisatie is sinds augustus 1939 in volle gang en hij wordt opgeroepen. Ook al moet hij onder de wapenen, potlood en papier gaan mee, want naast het technisch tekenen als machinetekenaar heeft Johan zich bekwaamd in figuratief tekenen, waaronder het maken van fraaie portretten. “Als hij kon schreef hij nooit meer, doch tekende hij alles”, laat zijn verloofde Jo eens op de achterkant van een tekening aan vrienden weten.
Hoe lang Johan als soldaat dienst heeft gedaan en wat precies zijn opdracht is geweest, is niet te achterhalen. Wel treffen we een tekening aan met daarop de tekst: ‘Nog 10 minuten. Zondag 19 nov. 1939’. Het gaat hier waarschijnlijk om militairen die afscheid nemen van hun geliefden voordat ze vertrekken naar hun post. Ze staan voor een gebouw met opschrift ‘Culemb….’. Dat moet Culemborg zijn, want in april 1940 ontvangt de familie een zelf getekende briefkaart, waarop hij aangeeft dat het verlof is ingetrokken en met de mededeling dat het goed met hem gaat, maar dat hij graag weer eens thuis zou komen. De kaart is gestempeld in Culemborg(1). Tijdens de mobilisatie ontstaat er tussen hem en strijdmakker Jan Beekman uit Kwintsheul(2) een hechte vriendschap waardoor er met enige regelmaat een briefwisseling plaats vindt en er over en weer wel eens een bezoekje wordt afgelegd.
Wat zijn opdracht als soldaat in het Nederlandse leger ook was, Johan is ongeschonden uit de verloren strijd gekomen en keert in het ouderlijk huis terug.
De brieven aan Beekman
De brieven aan vriend Jan Beekman en zijn vrouw Corrie leveren meer informatie op over hoe het dagelijks leven zich tijdens de oorlogsjaren voltrok en vullen de oorlogsverhalen van Henk aan.
Zo schrijft Johan op 15 december 1941 hoe het hem en zijn broers vergaat op hun werk(3). Door de werktijdregeling gaan ze tussen de middag, zoals dat altijd gebruikelijk was, niet meer naar huis. De tijd wordt besteed aan lezen en huiswerk maken. “Want helaas moet ik nog steeds leren. In plaats van minder wordt ’t nog steeds meer. Jan, er wordt zoo veel vereischst van een constructeur”, schrijft hij en vervolgt met de verzuchting dat door het vele leren de lust tot schrijven hem totaal ontnomen is, hoewel hij dat tijdens de mobilisatie in Culemborg juist veel deed. Lezen doet hij ook veel tijdens het werk, uit een boek dat in de geopende la van zijn bureau ligt. “Je begrijpt dat wel, dat is lijn trekken, sabotage, waar tegen geen chef wat in kan brengen, omdat ook volgens hun, toch nog veel te veel wordt klaargemaakt, het geen allemaal aan onze vijanden te goede komt.” Ondanks “de schaduwzijden die elke soort arbeid op dat moment met zich meebrengt”, is hij zeer ingenomen met zijn werkkring en hebben hij en zijn verloofde Jo de innige wens dat hij er zijn hele leven mag blijven. Over Jo schrijft Johan: “Gelukkig ziet ze met open oog en hart de toestand in zoo als ze is en dank God dat ze nog zoo’n patent leven leidt te midden van haar huisgenoten en haar collega’s op ’t kantoor van ‘N.V. Heemaf’.” Dit alles ondanks “de onzekere toestand en al de tijdsmisere” die ervoor zorgt dat er weinig schot zit in hun privé leven. De dagen zijn saai, vooral op zondagen als het regent en er weinig te doen valt. “Dan zijn wij beiden in een stemming van azijn en chloor.” Meerdere perikelen van de oorlog worden beschreven, zoals de inzet als kabelwacht, het feit dat vader als aannemer weinig meer te doen heeft, dat de goederen duur worden en het aantal koeien op de boerderij is afgenomen. Toch valt er ook positief nieuws te melden: “Jan, allemaal verdienen we nog, we eten nog altijd volop en dat alles is al zeer voornaam.”
En zo volgen er met tussenpozen nog een aantal brieven aan Jan en Corrie Beekman. Ook Jo neemt de pen ter hand en schrijft over de gang van zaken tijdens de oorlogstijd waaraan opvalt dat de toonzetting wel wat positiever wordt, zoals: “Wat mijn persoontje betreft, ik maak het nu wel weer uitstekend” en over de kinderen van Beekman: “Het zijn een paar lieve hummels, ik teeken er direct voor als ik er later een paar zoo krijg hoor.” Het ziet ernaar uit dat Jo en Johan hun leven daarnaar gaan inrichten.
Een voorval
Terug naar de spaarzame verhalen van pa.
De Duitsers hebben Nederland inmiddels in een ijzeren greep, allerlei maatregelen zijn van kracht en rondom de boerderij in Hasselo staat er het een en ander te gebeuren. Gebeurtenissen waar pa Henk dus maar mondjesmaat over vertelde. Gerard heeft de verhalen als korte anekdotes genoteerd en genummerd, waarvan de volgende korte vertelling de eerste is.
Weer thuis bij zijn ouders en de rest van het gezin pakt Johan de draad weer op. De ramen moeten worden verduisterd om bombardementen of beschietingen te voorkomen. Johan is hierin niet zo nauwgezet, misschien onverschillig. Hoe dan ook, op een avond vergeet hij de verduistering. En dat heeft gevolgen. Is het een bom of granaat? Wat het ook is, vlakbij het huis vindt een ontploffing plaats. Gelukkig raakt niemand gewond. Wel is er schade aan enkele bomen en zijn er ruiten gesprongen.
Dit is maar een klein en te verwaarlozen voorval in vergelijking met wat de Boomkamps nog te wachten staat.
Benzine gappen
Er zijn tijdens de oorlog veel luchtgevechten gaande. Henk en Johan zijn getuige van een gevecht tussen Duitse en geallieerde vliegtuigen. Tijdens de hevige strijd wordt er een toestel vol geraakt en stort neer in de buurtschap Gammelke. Dan blijkt dat de gebroeders Boomkamp niet bepaald bang zijn aangelegd. Henk en Johan begeven zich ’s avonds naar de plek waar het toestel is neergestort. Of het een Duits of geallieerd vliegtuig is, wordt niet vermeld. Het is niet uitgebrand en de kans dat er nog benzine in aanwezig is, is groot. Ondanks het feit dat het wordt bewaakt, zien de broers toch kans er enige brandstof uit te halen.
Piloten in het eendenhok
Hoe ze op ’t Hesseler terecht zijn gekomen, is onbekend maar enkele geallieerde piloten op de vlucht komen bij Boomkamp aankloppen. Ze moeten zich schuil houden en vragen of dat mogelijk is bij Kniep Dieks tot er een oplossing gevonden wordt om hen ergens anders onder te brengen. De conversatie met de vliegeniers wordt aan Henk overgelaten, omdat hij op de Ulo Engels heeft gehad. Zo goed en zo kwaad als het gaat overlegt hij met hen en zoekt ondertussen contact met de ondergrondse. Moeder Geziena zorgt ervoor dat de mannen, die in het eendenhok verstopt zitten, goed te eten krijgen. Henk kan intussen rekenen op de medewerking van de verzetsgroep in Huize Lidwina in Zenderen. Na enkele dagen worden de piloten in burgerkleding gestoken en worden door Henk per fiets naar Zenderen begeleid. Daar worden ze door de ondergrondse overgenomen en uiteindelijk in veiligheid gebracht.
Een mooie bungalow
Johan heeft zijn plannen klaar. Het gaat goed met hem en zijn verloofde Jo Mol. Jo woont in Borne, aan de Koppelsbrink. Haar ouders zijn de uitbaters van het voor oud Bornenaren bekende Café Mol (met stalling). De toekomst ziet er voor beiden rooskleurig uit. Ze hebben trouwplannen en Johan kan niet afwachten om te beginnen met de bouw van hun nieuwe huis, een mooie bungalow op een steenworp afstand van het ouderlijk huis. Mogelijk dat de tekening die hij maakt in juli 1942 daar mee te maken heeft. Het verliefde stel kijkt door het raam naar buiten waar de regen naar beneden komt. “Johan wil beginnen”, staat erbij vermeld. De tekst, door Jo geschreven en aan vriend Jan en echtgenote Corrie gericht, gaat verder aan de achterkant waar ze meldt: ”Johan is zo vervelend als hij lang is.” Hij is op dat moment duidelijk in een melige bui, mogelijk omdat hij vanwege het slechte weer ergens niet aan kan beginnen. Misschien wel, maar dat is een vermoeden, met de bouw van de woning. Rechtsonder op de tekening is nog een krabbeltje gezet: “We zullen hun de tuffelbonnen maar vast sturen, he.” – In en rond de grote steden in het westen van het land zal er op dat moment in de oorlog meer behoefte aan aardappelbonnen zijn geweest dan op het Twentse platteland. –
Hoewel er, als gevolg van de oorlog, veel beperkingen zijn, de woning komt er. Johan en Jo trouwen op 19 september 1944. Ondanks de moeilijke omstandigheden, wordt het een mooie dag of zoals Jo later aan Beekman schrijft: “De bruiloft en den geheelen dag was verder buiten verwachting, dat zei ieder bruiloftsganger van die dag.”
Het pistool van de Duitser
Het pas getrouwde stel heeft de woning betrokken en het leven lacht hen toe, zoals valt op te maken uit een latere brief van Jo waarin ze terugblikkend schrijft: ”Zoo gelukkig samen in ons huisje, mijn Johan en ik…”
Maar dan wordt enkele weken na de bruiloft het prille geluk wreed verstoord en slaat het noodlot ongenadig toe.
Op een kwade dag in november komt een patrouille Duitse soldaten naar Johan informeren, mogelijk om hem op te pakken in het kader van de Arbeitseinsatz. Jo vertelt hen, zoals vooraf is afgesproken, dat haar man niet thuis is maar al in Duitsland werkt. De soldaten schijnen zich tevreden te stellen met het antwoord en verlaten het huis.
Kennelijk heeft de uitleg van Jo een van de Duitsers op een idee gebracht. Immers, als de man in Duitsland is, dan is de vrouw waarschijnlijk alleen thuis en de Mof denkt bij haar zijn lusten te kunnen botvieren. Enkele dagen na het bezoek van de Duitse patrouille begeeft de gluiperd zich naar de woning van Johan en Jo. Daar treft hij Jo alleen aan en denkt zijn kans te kunnen grijpen en randt haar aan. Jo begint daarop hard te gillen. Johan die op dat moment ergens buiten in de tuin is, rent naar binnen, ziet wat er gebeurt en slaat de aanrander zodanig dat deze bewusteloos neervalt. Er wordt meteen kordaat gehandeld. Johan haalt een kruiwagen, gooit de Duitser erin, rijdt vervolgens met hem naar de ‘Deurningerdiek’ (de tegenwoordige Bornsedijk) en kiepert hem daar in de sloot. Of dit gevolgen gaat hebben is op dat moment niet aan de orde. Maar niet veel later ontdekken ze dat het pistool van de Duitser na de schermutseling is achtergebleven. Het is niet verstandig om dit bewijsmateriaal in bezit te houden en – God zegene de greep – besloten wordt dat het wapen afgegeven wordt op het gemeentehuis in Borne.
Een dag later komen enkele Duitsers verhaal halen.
In het huis van Johan is niemand aanwezig en daarom begeven ze zich naar de naastgelegen boerderij van Kniep Dieks. Dieks zelf, moeder Geziena en zoon Henk zijn daar aanwezig. De Duitsers eisen het pistool op en hoewel Henk hen uitlegt dat hij dit persoonlijk heeft afgeleverd op het gemeentehuis wordt hij niet geloofd. En zoals zo vaak gebeurt, kiezen de Duitse lomperiken voor geweld om de waarheid boven tafel te krijgen. De wapens worden op moeder en Henk gericht en ze moeten met de handen omhoog toezien hoe Dieks met een stoel in elkaar geslagen wordt. En of dat nog niet alles is, wordt hij ook nog eens met een pistool in zijn been geschoten. Het door de Duitsers gezochte wapen wordt niet gevonden en Henk wordt gedwongen met hen mee te gaan naar het gemeentehuis. Terwijl hij op de fiets naar Borne rijdt, wordt hij voortdurend onder schot gehouden. Op het gemeentehuis aangekomen moet hij duidelijk maken aan wie hij het pistool heeft afgegeven. Als hierdoor wordt bevestigd dat hij dat inderdaad heeft gedaan, mag hij weer naar huis.
Gerard sluit dit verhaal af met de zin: “Ik heb opa nooit anders gekend als slechtlopend en slepend met zijn been.”
De piloot
Op zondag 19 november 1944 is er een grote toeloop van mensen in de wei achter het huis van Boomkamp.
Het gerucht heeft zich snel verspreid: er is een piloot aan zijn parachute geland vlakbij de bomenrij die langs het weiland staat. De piloot heeft zich uit de voeten gemaakt en een grote groep opgefokte Duitse soldaten is druk in de weer met het ondervragen van de omstanders. Dat het hen menens is blijkt uit de ruwe en niet zachtzinnige manier waarop dit gebeurt. Met het nog maar kortgeleden voorval in het hoofd waarbij op Dieks geschoten werd, worden de zoons Herman en Henk uitdrukkelijk gemaand: “Ga er niet naartoe, dat is veel te gevaarlijk!” Johan krijgt de waarschuwing niet mee, want hij is op dat moment in zijn eigen woning. Hij besluit polshoogte te gaan nemen en mengt zich onder het toegestroomde volk waartussen zich ook de buurjongens Jan en Hendrik Roetgerink bevinden. De sfeer wordt steeds grimmiger en als de Duitsers tot de conclusie komen dat hun aanpak geen resultaat gaat opleveren, gaan ze over tot het oppakken van zes mannen waaronder Johan Boomkamp en de gebroeders Roetgerink. Wat er daarna gebeurt, is in de Bornse oorlogsgeschiedenis uitvoerig beschreven. Wij volgen het deel van het verhaal dat voor de familie Boomkamp zo cruciaal is.
Tussen hoop en vrees
De gevangen genomen mannen worden naar het politiebureau in Hengelo gebracht. Ondanks diverse pogingen van de Bornse burgemeester van den Toren om de onschuldige gevangenen vrij te krijgen, houden de Duitsers voet bij stuk en besluiten dat, als de piloot niet gevonden wordt, de gijzelaars zullen worden gefusilleerd. En dat het hen menens is blijkt wel als diezelfde middag nog Jan Christiaan Vonk, 23 jaar oud, naast het gemeentehuis wordt doodgeschoten. De woede en frustratie van de Duitsers is groot. Tijdens de dagen die volgen worden er toch nog enkele mannen vrijgelaten, waaronder Jan Roetgerink.
Thuis op het Hesseler verkeert de familie Boomkamp in grote onzekerheid. Jo probeert wanhopig of ze in contact kan komen met haar Johan met wie ze nog maar zo kort geleden getrouwd is. Het lukt haar om op zaterdag 25 november door bemiddeling van een lid van de marechaussee die tijdelijk op het Hesseler woont, bij hem in de gevangenis in Hengelo te komen en zo kan ze nog even met hem praten. Bij terugkomst vertelt ze haar schoonouders dat Johan heeft gezegd dat ze hun papieren terug hebben gekregen en verwacht dat ze ieder moment vrijgelaten zullen worden.
Tegen vier uur die middag bevinden Dieks en Henk zich in de boomgaard. Op de Topweg zien ze een colonne Duitse voertuigen rijden en nemen aan dat hun zoon en broer weer naar huis teruggebracht wordt. Inderdaad komen de voertuigen hun richting uit en stoppen dichtbij de plek waar de piloot met zijn parachute is neergekomen. Ze zien Johan uit een wagen stappen, evenals buurjongen Hendrik Roetgerink en nog een derde man. Dit blijkt dhr. Van Dijk te zijn, vader van Piet van Dijk, ambtenaar van de gemeente Borne en actief in het verzet.
De verwachting dat Johan hun kant zal opkomen, terug naar huis, wordt tot hun grote ontsteltenis met een ongenadige klap de bodem ingeslagen als in het weiland van boer Snuverink (Bongerds Jan) een peloton Duitse soldaten wordt opgesteld. Uit hun geweren klinken even later de schoten waardoor de drie onschuldige mannen voor de ogen van vrienden en familie met kogels worden doorzeefd. Stomverbaasd en volkomen ontdaan door het zien van wat er met Johan is gebeurd rennen vader en zoon naar binnen. Daar vertellen ze Geziena en Jo wat ze zojuist hebben gezien. Jo raakt totaal overstuur en rent gillend naar haar ouders in Borne.
De bevrijding, ruim vier maanden later, moet een grote opluchting geweest zijn, maar de nare gevolgen van het drama zijn altijd aanwezig gebleven. Gerard heeft onder zijn laatste verhaal nog een handgeschreven toevoeging opgenomen:
“Pa heeft nog op latere leeftijd traumatische herinneringen gehad.”
Het accordeon
Het laatste verhaal is in schril contrast met het voorgaande, maar toont de wil om het leven weer op te pakken.
Na de bevrijding bevinden er zich veel geallieerden op vliegveld Twente. Zoals broer Johan zijn liefde had voor het tekenen, heeft Henk die voor muziek. Het accordeon is zijn favoriete instrument. Omdat hij heeft gehoord dat er zich tussen de geallieerden soldaten een aantal accordeonspelers bevindt, gaat hij op een avond met Hennek Pol (van de Ruske) naar het vliegveld en probeert daar ongezien het bewaakte terrein op te komen. De poging mislukt, omdat ze door de wacht worden ontdekt en aangehouden. Net daarvoor heeft Henk zijn portemonnee (knip) een eindje verder in het bos gegooid, omdat hij denkt dat deze misschien van hem afgenomen zal worden. In de knip zit het geld waarmee hij de aankoop van een instrument zou kunnen voldoen. Na een fikse waarschuwing mag het tweetal terug naar huis, zonder knip.
De volgende ochtend vroeg gaat Henk weer op pad in een poging de weggegooide knip terug te vinden. Hij komt in de buurt van de bewuste plek en ziet hem liggen, maar ook nu weer loopt er een soldaat de wacht. Na enig nadenken trekt hij de stoute schoenen aan, gaat naar de militair toe en vertelt het hele verhaal. Hij mag de portemonnee oppakken en weer meenemen.
Geluk gehad!
Terug naar de ronde tafel
De verhalen zijn hiermee verteld, maar tijdens ons gesprek aan de ronde tafel komt er nog iets heel opmerkelijks aan het licht. Gerard heeft zich ingespannen om zoveel mogelijk informatie boven water te krijgen en daarvoor is hij op bezoek geweest bij familieleden. Het resultaat van die inspanningen is de al eerder gemelde tafel vol tekeningen, brieven en andere documenten. Wat Gerard nooit heeft geweten is dat zich daartussen al die jaren een brief bevond, ondertekend door tante Jo. Het document is niet compleet, want het is genummerd met een 3 en gelet op de inhoud ervan het derde blad van een groter geheel. Maar uit de tekst wordt duidelijk dat de dood van Johan Boomkamp volgens de schrijfster niet het gevolg was van het opgepakt zijn als toevallige en onschuldige toeschouwer, maar een opzettelijke daad om Johan ‘een hak te zetten’. Jo schrijft het volgende, waarmee ze refereert aan het voorval van de bewusteloos geslagen Duitser en de nasleep ervan: “Daar we door het geval met dien Duitschen onderofficier tusschen 5 en 19 nov. 1944 veel met de Duitsersch in aanraking zijn geweest en de naam Boomkamp hun waarschijnlijk niet vreemd meer was, heeft dit, mijns inziens, een groote rol gespeeld met de inhechtenisneming en fussileering van mijn man. Indien u zulks noodig acht, wil ik de heele geschiedenis vertellen zooals die zich voordeed hier, tusschen 5 en 19 nov. 1944 voordat die prachute bij ons neerkwam.”
Jo vraagt om opsporing van de daders en/of verantwoordelijken van de misdaad en spreekt het vermoeden uit dat hierin Wieland, commandant van de feldgendarmerie in Hengelo en Hauptsturmführer van de S.D., Atler(4), als hoofdpersonen mogen worden beschouwd. De brief wordt ondertekend met: Hoogachtend, weduwe J. Boomkamp–Mol. Deurningerweg 58. Hasselo (gem.Weerselo). Waarschijnlijk is de brief door iemand anders (met kennis van zaken?) opgesteld, gezien de laatste regel: “Met het resultaat van Uw onderzoekingen zou ondergeteek. t.z.t. gaarne op de hoogte worden gesteld en verblijft zij,” Aan wie of welke instantie de brief is gericht is onbekend. Een eventuele beantwoording is nergens aangetroffen. Als dat antwoord er daadwerkelijk nooit is gekomen, zal ‘tante Jo’ tot aan haar dood hebben moeten leven met de onverteerbare gedachte dat er door de verantwoordelijke Duitsers zoals het overal en altijd gebeurde tijdens de oorlog, letterlijk en figuurlijk een smerig spel is gespeeld. Het zal ontegenzeglijk aan haar geknaagd hebben. Aan het vooruitzicht van een veelbelovende toekomst met haar geliefde en veelzijdige Johan werd in de wei van Bongerds Jan op wrede en meedogenloze wijze een einde gemaakt.
Bongerds Jan wordt opgedragen de ontzielde en hevig bloedende lichamen van de drie slachtoffers met een wagen naar de gemeentewerf te brengen. Niet veel later plaatst hij een omheining rond de plek waar de drie mannen het leven lieten en verwoordt zijn gedachten in het Twents: “Hier zal nooit ne koo mear grös vretn.”
Tante Jo
Hoe het Jo vergaat in de maanden die volgen, valt op te maken uit een brief die ze op 26 februari 1945 schrijft aan Jan en Corrie Beekman. Enkele citaten: “Ik leef vaak nog in een droom, het wil nog niet goed tot me doordringen, geloof ik. Hoe kan het ook anders. Zoo zijn we nog zoo gelukkig samen in ons huisje, mijn Johan en ik en 10 weken later breng ik hem ook op een dinsdag naar het kerkhof.” – “Ons huwelijksgeluk was zóó dat Johan eens tot me zei dat hij té gelukkig was. Dat duurde zoo 9 weken, toen kwam de parechute en met hem Johan’s dood.” – “Wat was ik idealistisch en ben ik nu een iemand geworden die niets meer interesseert.” – “Vader en moeder Boomkamp lijden ook erg onder het verlies van hun zoon, geen wonder het was zoo’n goeie jongen.” – “Ons huisje is verhuurd aan andere menschen. Met hartzeer ga ik er nu langs als ik zie hoe dat huisje dat Johan en ik zo samen gebouwd hebben, aan andere menschen behoort.” – “Het is allemaal zoo hard en zoo wreed. Johan is in den hemel dat weet ik zeker, ik vraag hem bijna iederen dag dat hij me bij zich zal halen, ook daarop geen antwoord.” De brief wordt besloten met een verwijzing naar de omstandigheden waarin de familie Beekman zich op dat moment tijdens de hongerwinter moet bevinden: “Jan, Corrie, het allerbeste, doe wat je kunt om den hongerdood te voorkomen.”
Na de bevrijding, als er sprake is van enig herstel, bezoekt Jo Jan en Corrie Beekman in de Heul. In een brief van 7 juli 1945 bedankt ze hen voor alles dat haar zo gastvrij is aangeboden en dat ze weer activiteiten heeft opgepakt. Ze helpt moeder in de huishouding en volgt Engelse les. “Die leeraar geeft ontzettend veel huiswerk op. Afijn ik denk maar zoo door hard werken vergeet je het piekeren, dus het zal zo beter voor me zijn.”
Hoewel ze de draad van het dagelijkse leven weer heeft opgepakt, heeft ze het psychisch zwaar te verduren of, zoals Gerard het verwoordt: “Tante Jo is er nooit meer overheen gekomen.”
Jo Boomkamp-Mol, alom ervaren als sociaal voelend met een nobel hart, overleed op 14 juli 1979 en werd begraven op de R.K. Begraafplaats in Borne.
Enkele van de vele tekeningen die Johan Boomkamp voor en tijdens de oorlog heeft gemaakt.
De herinnering levend gehouden
In 1990 verschijnt het boek “In Verdrukking, Verzet en Vrijheid” van Kienhuis, ter Braak en Noordhuis. Daarin worden de gebeurtenissen op het Hesseler uitvoerig beschreven. Van de identiteit van de tot dan toe onbekende piloot is op dat moment al iets meer bekend. Hennie Noordhuis slaagt erin hem op te sporen en in 1991 is ‘the missing pilot’ in eigen persoon aanwezig tijdens een plechtigheid op 28 augustus op het Hesseler. Harold James Strickland Taylor(5), meestal Jimmy genoemd, onthult een plaquette, aangeboden door 16 Squadron RAF en door Taylor zelf opgedragen aan de drie slachtoffers. De gedenkplaat wordt bevestigd op het landkruis ‘bie de Preak’ dat zich al decennia lang bevindt aan de Mekkelhorstweg, vlakbij de plek waar het drama zich afspeelde.
De zich zeer bezwaard voelende Taylor wordt door de betrokken familieleden niets verweten. Integendeel, er ontstaat een hechte vriendschap tussen de Engelsman en de Bornenaren. Hij bezoekt de families Roetgerink en Boomkamp regelmatig in de daarop volgende jaren en is vaak in Borne aanwezig tijdens de jaarlijkse dodenherdenking. De gebroeders Boomkamp brengen hem omgekeerd een tegenbezoek in zijn woonplaats Leeds in Engeland.
Boomkamp, Roetgerink en van Dijk liggen begraven op de algemene begraafplaats in Borne. Het voor hen opgerichte grafmonument zal ook in de toekomst als aandenken blijven bestaan, mede omdat voor de oorlogsgraven in de gemeente Borne in 2019 een speciale consul is aangesteld die verantwoordelijk is voor het onderhoud en instandhouding ervan.
Johan Boomkamp heeft talrijke tekeningen gemaakt, die stuk voor stuk de herinnering aan hem persoonlijk levend houden.
Noten
- Gelegen binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie was Culemborg van strategisch belang tijdens WO II. De stad veranderde tijdens de mobilisatie in een garnizoensplaats met een soms meer militairen dan burgers op straat.
- Bij Den Haag in het Westland.
- Waar Johan werkte is onbekend. Waarschijnlijk bij een van de grote bedrijven in Hengelo, Hazemeijer of Stork . Henk werkte evenals Jo bij de Heemaf.
- In het al eerder genoemde boek van Kienhuis, ter Braak en Noordhuis is er sprake van ene ‘Hadler’, een untersturmführer die werd toegevoegd aan de Sicherheitsdienst in Enschede. Mogelijk een en dezelfde.
- Jimmy Taylor voerde een fotoverkenningsvlucht uit boven Rheine. Na motorpech moest hij zijn toestel verlaten. Deze Spitfire kwam uiteindelijk terecht in Bentelo, vlak achter restaurant ‘De Rustende Jager’ (nu Eastern Plaza). In 1995 wist Hennie Egberink, toen nog eigenaar van een grondverzetbedrijf in Borne, het toestel op aanwijzingen van de met de omgeving bekende ’Plaatn Toon’ het gecrashte toestel te traceren. Delen daarvan werden met een dieplepel opgegraven en kregen een plek in het Memory Vrijheidsmuseum in Nijverdal.
Bronnen
• www.voetvanoudheusden.nl –PDF-
• In Verdrukking Verzet en Vrijheid (ter Braak, Kienhuis en Noordhuis)
Hartelijke dank aan Gerard Boomkamp (zoon van Hennek) voor het beschikbaar stellen van de verhalen van zijn vader, voor het i.s.m. andere familieleden verzamelen van persoonlijke documentatie en afbeeldingen en voor de gesprekken en de koffie aan de ‘ronde tafel’!
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)