Auteur: Annemie Mulders-Gordijn
Spanjaardfabrieken zijn belangrijk geweest voor de ontwikkeling van Borne en van de werknemers bij het bedrijf. Niet alles loopt op rolletjes, soms is er onvrede. In bewaard gebleven brieven komt wat onrust naar voren.
Het onderstaand verhaal over enkele van die brieven is geanonimiseerd en hier en daar vrij vertaald.
De nazaten van Salomon Jacob Spanjaard bouwen een enorme fabriek waar inwoners van bijna heel toenmalig Borne een bestaan vinden. Snelle uitbreiding na de Eerste Wereldoorlog wordt geremd, veroorzaakt een tekort aan arbeidskrachten. Nieuwe werknemers van buitenaf, grotendeels uit het arme Drente, worden aangetrokken. De inburgering loopt meestal goed, soms niet. In sociaal opzicht blijft Spanjaard wat achter. In bewaard gebleven brieven wordt wel duidelijk wat er bij de werknemers speelt.
Wij worden armer
Een van de brieven is van een moeder die opkomt voor haar gezin. Haar dochter verdient betere machines om aan te werken, dan kan zij het werk bijhouden. Haar man verdient ook te weinig naar hij werken kan en zijzelf is geen sjouwer maar twijnerspinster. Met hun drieën verdienen ze ƒ 30,-, met 8 kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar kunnen ze het grote gezin niet voeden.
Ziekte
Iemand anders verliest door ziekte ƒ 5,- van zijn loon. “Ik heb astma. Ik ben dus niet voor mijn plezier thuis, dat kunt u ook wel begrijpen.” Die ƒ 5,- kan zijn gezin beslist niet missen.
Nieuwe liefde?
Een jongedame vraagt beleefd of de heer Spanjaard haar de waarheid kan vertellen over het gedrag van haar vriend in de fabriek: “Omdat zij heel graag zelf de waarheid verneemt omdat er veel voor mij afhangt.”
Zelfs in het liefdesleven kon de fabriek een vinger in de pap hebben.
Burenruzies
Borne is in die tijd niet erg groot. De uitbreiding van de fabriek vraagt om nieuwe werknemers. Mensen komen uit Drenthe en ook uit Vollenhove. Zij moeten zich een plek veroveren in de voor hen nieuwe woonomgeving en dat gaat ook in die tijd niet zonder slag of stoot. Daarnaast zal het in de niet al te grote huizen waar veel grote gezinnen wonen, de rust soms ook ver te zoeken zijn.
In een ellenlange brief meldt de schrijver een paar voorvallen, vol verontschuldigingen dat hij Spanjaard lastig valt, ook al doet hij het in volle Christelijke Overtuiging. Zijn buren maken het met hun liederlijke taal, hun onverschilligheid, hun leugens en hun gedrag de buurt lastig. Ogenschijnlijk zijn de andere buren onverschillig onder dit gedrag want: “Ze zijn enigszins gebonden aan de werkgeverswoning.” Aan het einde van zijn brief geeft de schrijver zelf toe dat hij wat breedvoerig is.
Water
In een andere brief wordt geklaagd over water. Borne kent nog geen waterleiding. Die wordt pas in de jaren 30 aangelegd. Water wordt uit putten gehaald.
Uit een brief blijkt dat aanwonenden een bepaalde hoeveelheid emmers water mogen putten. Er wordt op toegezien dat niet teveel geput wordt. Dat gaat wel eens mis.
De briefschrijver beklaagt zich, in zeer nette bewoordingen en met een prachtig handschrift dat hij en zijn vrouw zich wel kunnen redden met de toegewezen hoeveelheid, desnoods aangevuld met hemelwater uit de goten. Of ze halen wat drinkwater bij een bevriend stel. Maar als hij met eigen ogen ziet dat de toezichthouder een ander blok van meer water voorziet dan toegestaan, voelt hij zich geroepen een brief te schrijven.
Het ergste vindt de schrijver dat de toezichthouder buigt voor de ‘liederlijke taal’ die een bepaalde vrouw uitslaat en de beledigingen die diezelfde vrouw uit naar andere vrouwen.
Een andere vrouw vraagt extra water voor haar was. Het wordt geweigerd. Dat terwijl de briefschrijver met eigen ogen ziet dat de toezichthouder de andere vrouw meer water laat nemen. “Ook mijn eigen vrouw is wel eens woedend geweest, maar omdat we in een prachtbuurt wonen en goed met elkaar op kunnen schieten, is het wel beroerd als er één tussen zit die de hele boel in de war brengt.”
De briefschrijver vraagt om bemiddeling.
Over dezelfde bepaalde vrouw komt de klacht dat zij haar afvalwater niet behoorlijk wegveegt maar zich bij de toezichthouder beklaagt dat anderen haar ‘greppeltje’ smerig maken. De liederlijke taal stoort de buurtbewoners weer. Deze briefschrijver laat: “In geen geval mijn vrouw door zo’n laagstaande vrouw belasteren.” Ook hij noemt zijn fijne buurt en zijn goede buren en vraagt om bemiddeling.
Mogelijke overplaatsing
Als gewerkt wordt in een katoenfabriek kom je ongetwijfeld onder het katoenstof te zitten. Dat katoenstof kan ook in de longen komen. Een werknemer wil een beroep doen op de ‘edelmoedigheid’ van de chef om overplaatsing te krijgen. Hij heeft teveel last van zijn longen. De chef geeft als antwoord: “Dat hij dan maar even ander werk zoekt.” Net als in de huidige tijd gaat de schrijver van toen naar het gemeentehuis voor de benodigde formulieren. Hij kan elders, buiten het dorp, werk krijgen maar zijn ouders hebben liever dat hij “hier” blijft. De schrijver vraagt dus beleefd of de heer Spanjaard voor hem, gezien zijn toestand goed werk’ voor hem heeft.
Een boze moeder
Dat het niet altijd fijn werken is in de fabriek blijkt duidelijk als een boze moeder verhaal haalt voor haar dochters. “Mijn dochters gaan iedere dag met tegenzin naar de fabriek, niet omdat ze werken moeten maar omdat ze harder moeten werken dan de anderen. De chef heeft een hekel aan beiden en waarom weten ze niet.
Ze zijn heel gezellig en tegenspreken doen ze nooit. Hij heeft de jongste aan een machine gezet waar fijn garen op zit. Na een halve dag was hij al ‘grof’ op haar. Hij zet haar op de ene na de andere, oude, machine en nooit is het goed. Nu staat ons meisje op het grofste garen. Tot nu toe heeft ze maar ƒ 12,- of ƒ 13,- verdiend.
Onze oudste dochter krijgt ook de rotste klussen. Zij kan nu ook niet meer dan ƒ 14,- verdienen. De chef heeft zijn zin, want ze kunnen nu door het werk dat ze gekregen hebben, niet meer gaan verdienen. Als dat zo doorgaat mijnheer, moet ik mijn meisjes van de fabriek nemen. Wij komen er dan heel slecht van af, want we zijn met een huishouden van 14 man. Ik hoop mijnheer dat u de moeite neemt er iets aan te doen en gaat informeren.”
Een Drentse vader
Een Drentse vader doet in een lange brief zijn beklag over de houding van twee chefs tegenover zijn zoon. Hij vraagt Spanjaard om zich over deze zaak te buigen en recht te doen aan zijn zoon.
In de brief verklaart vader dat hij ergens spijt heeft van zijn vertrek uit Dedemsvaart want zoals zijn zoon behandeld is, bevalt hem niet. Maar ook is hij tamelijk onderdanig in zijn brief, uit alles blijkt zijn ontzag voor de chefs en eigenaar Spanjaard. Maar ook uit deze brief blijkt weer dat de verhuizing uit Dedemsvaart niet over rozen gaat.
Wat wil nu het geval. Zijn zoon is een vakman, een goed opgeleide schoenhersteller die ook voor zijn ouders in de fabriek is gaan werken. Volgens vader is zijn zoon een harde werker die het tempo van een Almeloër niet bij kan houden. De chef vraagt de zoon “Of verdom je het om te werken?” Maar de Almeloër wil de zoon eruit werken. Een scheldpartij volgt: luibuis en turftrapper. De zoon laat zich niet onbetuigd en scheldt terug.
Laat vader nu weten dat een van de chefs uit Duitsland komt en daar bekend staat als zuipschuit en liederlijk persoon. Nu zijn de rapen gaar, hoewel vader zijn best heeft gedaan om zowel de chefs als de hogere bazen te spreken te krijgen. Helaas is ook in dit gezin het salaris van de zoon noodzakelijk, ook hier willen de ouders niet graag dat de zoon uit het dorp vertrekt.
Vader vraagt de heer Spanjaard of hij de hele gebeurtenis eens wil onderzoeken en zijn zoon een andere baan geeft op een andere afdeling.
Tenslotte
In alle brieven valt een aantal zaken op. Allereerst de toon van de brieven. Ze variëren van woedend over de misstanden tot onderdanigheid tegenover de chefs. Maar in alle gevallen wordt om bemiddeling gevraagd.
Ook het feit dat de brieven bewaard zijn gebleven is opmerkelijk. Niet iedere persoon komt op zijn voordeligst uit de brieven tevoorschijn. Het onrecht kan groot zijn, evenals de kleinzieligheid van sommige chefs.
Op een enkele brief na is het handschrift heel netjes en precies. Kom daar maar eens om in de huidige tijd. Uiteraard staan er spelfouten in, maar dat is niet erg. Niet veel mensen zijn hooggeschoold.
Ik heb geen namen gebruikt in deze tekst. Namen zijn niet meer relevant en kan misschien voor nabestaanden niet plezierig zijn. Verder is veel samengevat. Ik hoop dat deze tekst een interessant licht werpt op de verhouding tussen werknemers onderling in de Spanjaardfabrieken.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2022-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)