Auteur: Leo Leurink
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-03-pag-20-22-Afb.-01.jpg)
Een vaste rubriek, onder bovenstaande titel, op een vaste plek in Boorn & Boerschop, het blad van de Bornse Heemkundevereniging. Dat is mijn wens om de Twentse taal te stimuleren en mede in leven te houden. Waarbij de lezers zelf kunnen bijdragen door de pen ter hand te nemen.
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-03-pag-20-22-Afb.-02.jpg)
In Borne wordt gelukkig nog steeds Twents gesproken, meestal met familie of bekenden onderling. Ook in verenigingsverband en niet alleen bij onze Heemkundevereniging, hoor ik nog regelmatig de Twentse spraak.
Of dat nu tijdens het beoefenen van sport dan wel als toeschouwer langs de lijn is, maakt niet uit. Als ik bijvoorbeeld bij mijn voetbalclub NEO langs de lijn sta of in het clubhuis vertoef hoor ik bijna uitsluitend de Twentse spraak. En dat is niet alleen in Borne, maar ook bij veel andere verenigingen het geval. Ook op de werkvloer wordt veel Twents gesproken! “Doar is niks mis met, dus gewoon verdan doon!”
Het Twents komt bij mij vertrouwd over en heeft vaak een surplus aan zeggingskracht; dit in vergelijking met het algemeen ‘beschaafd’ Nederlands, dat steeds meer en meer wordt vermengd met woorden uit de Engelse taal.
Een van de belangrijkste uitgangspunten van ‘Heemkundevereniging Borne’ is het bevorderen van het cultureel erfgoed. Dat is een breed begrip en houdt niet alleen het behoud in van materieel erfgoed, maar ook het behoud van de (streek)taal. Dat geldt uiteraard ook voor ons verenigingsblad Boorn & Boerschop, waarin, zoals de redactie het zelf omschrijft: “artikelen worden opgenomen met betrekking tot geschiedenis, geografie en dialect, in nauwe relatie met Borne, de kerkdorpen en omgeving”.
Met dialect wordt hier bedoeld de Twentse spraak, die uiteraard plaatselijk min of meer kan verschillen, maar in al zijn varianten deel uit maakt van de Nedersaksische taal.
Sedert 10 oktober 2018 spreken we niet meer van het Twentse dialect maar officieel van de Twentse taal. In het provinciehuis in Zwolle werd toen een convenant onderschreven dat het Nedersaksisch een volwaardig en zelfstandig onderdeel is van de taalsystematiek in Nederland en kent zeven hoofdvarianten, waaronder het Twents, Sallands en Gronings, en heeft in Nederland naar schatting anderhalf miljoen sprekers. Verder wordt er in Denemarken en in Duitsland door circa vijf miljoen inwoners nog Nedersaksische taalvarianten gesproken.
Bij veel Twentenaren werd ‘t Twents nog niet zo heel lang geleden met de paplepel ingegeven. In de huidige tijd is dat, zoals bekend, niet meer zo vanzelfsprekend.
Gelukkig heeft onze Heemkundevereniging zich eerder voorgenomen de Twentse spraak tijdens verenigingsbijeenkomsten zoveel mogelijk te ambiëren. Naar ik hoop wordt deze ambitie nu en in de toekomst hardgemaakt.
In het blad ‘Boorn & Boerschop’ vinden we regelmatig, alhoewel niet structureel, een in het Twents geschreven artikel. Hiervan is Johan Kwast de meest bekende en meest regelmatige inbrenger. Johan, onlangs de 90 levensjaren gepasseerd, weet het Twents nog op papier vast te leggen, in een vorm, zoals de ons voorgaande generaties het nog spraken. In zijn korte verhalen, waarvan er vorig jaar vijftig in zijn boek ‘Tusken doem en wiesvinger’, zijn opgenomen en vrij snel waren uitverkocht (!), kom ik vaak nog beeldende Twentse uitdrukkingen tegen, die ik in mijn prille jeugd mijn moeder en onze grootmoeders hoorde spreken.
Zelfs Johan Kwast, nog immer helder van geest en nog schrijvende, ook voor het blad ‘’n Bodbreef’, van ‘de Kreenk vuur de Twentse sproak’, heeft niet het eeuwige leven.
Opvolgers, de weinigen binnen de Heemkundevereniging die er misschien nog zijn, zullen steeds meer moeite moeten doen om verarming van het Twents te kunnen trotseren. Wel kunnen zij het Twents, al dan niet in afgevlakte vorm, in stand houden. Helaas zijn er, naar mij bekend, in het Bornse en onder de Heemkundeleden niet zo heel veel Twents schrijvende auteurs. De ons allen bekende Gé Nijkamp schrijft veel en goed, ook in het Twents. Het zou mooi zijn wat vaker een Twentse inbreng van hem in dit blad te kunnen lezen. Dat geldt ook voor Bert Groothengel, die als voormalig streektaalconsulent en voorvechter van de Twentse taal zich nog amper laat horen, ook niet in dit blad.
Na het vertrek van onze bekende Bornse keurslager
en smeuïg Twents schrijvende en dichtende Gerrit Rensink naar Ameland, is inmiddels jammer genoeg het doek voor de ‘Boornse Noabers’ gevallen. Samen met zijn Annemiek en ‘mede-noabers’ stonden zij de laatste jaren borg voor goed opgevoerde humorrijke revues in ‘t Twents.
Naast het nagelaten werk van Johan K. en Gerrit R. hoop ik dat zij en anderen uit de kring van de ‘Boornse Noabers’ nog voldoende inspiratie vinden om hier hun Twentse taalinbreng te doen vervolgen. Parallel met de bijdragen van ondergetekende in dit blad gedurende de laatste en in de nog komende jaren, roep ik ook anderen op om in het Twents te gaan schrijven. Dat kan zijn in de vorm van een kort verhaal, een anekdote, een limerick of in een andere dichtvorm, hoe dan ook!
In het geval u denkt moeite te hebben om (sommige) woorden in het Twents te schrijven dan wijs ik u op het internet waar diverse Twentse woordenboeken zijn te vinden.
Met name wil ik hier de aandacht vestigen op het ‘Dialexicon Twents’ van Goaitsen van der Vliet, een digitaal woordenboek, die men in een gecombineerde versie van zowel in Nederlands-Twents als in Twents-Nederlands kan downloaden. Het opereert onder de naam van de ‘Twentse taalbank’*, dat een kenniscentrum en werkplaats is voor het vinden, inventariseren, verzamelen, behouden en publiek maken van geschriften en geluidsopnames in en over het Twents. Van der Vliet en consorten leveren met deze zeer uitvoerige Twentse taalinformatiebron een geweldige prestatie die u ongetwijfeld verder kan helpen om de Twentse taal te kunnen lezen, te begrijpen en om het zelf te kunnen schrijven.
‘Twentehoes’, nu in Borne!
Onlangs is het eerder in de Hengelose Bieb gevestigde ‘Twentehoes’ naar het Bornse Kulturhus verhuisd. Onder samenwerking met o.a. de ‘Kreenk vuur de Twentse Sproak’ spreekt het zich uit om een dak te zijn voor alles wat met de Twentse taal te maken heeft. Binnenkort (of inmiddels al) zijn daar hulpbronnen, geschriften, et cetera te vinden. Het streven is, althans, volgens hieronder afgebeelde medewerksters, om vanuit het Bornse Kulturhus, het ‘stoffige Twents sexyer te maken !’
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-03-pag-20-22-Afb.-03-Ellen-Peters-en-Adrie-Hemmink-1024x688.jpg)
Na deze uitvoerige inleiding, nu nog in het Nederlands voor die lezers die de Twentse taal (nog) niet voldoende beheersen, stappen we nu over in het Twents.
Om oeleu ‘n idee te doon wat ‘n opzet is van dizze rubriek, he’k hier in ‘t Twents een gedicht en een kort verhaal opnömmen.
Et hiervolgende gedicht is oet ‘de Melbuuln van Nazareth’, een book oawer biejnamen in en um Boorn. Het spölt zich of biej de möl van Herman Velthof.
Biej ‘Herman van de Möl’ heulden ze vrogger wal van grappenmakeriej. As Herman et nich dee, dee’t den jongn van de Lenne oet Soasel et wal.
Wat zich doar warachtig ‘n moal ofspöln, doar hef ‘Wossengait’ (Gerrit Rensink) een biejzunder raak riemsel van maakt.
Pottuffel
Meneer de Vries oet Amsterdam
verhuus’n noar Twente too.
En zonne verhuuzing van oet ’t westen
dat gef nog ’n heel gedoo.
’n Mooi hoes, nen hof met appelbeum,
umbouwd met takkedroad;
dat vun de Vries in ’t mooie Boorn
vlak biej de Grotestroat.
Hee har d’r ok nen moestuin bie’j,
mooi ummaakt, ’t zaand mooi zwat.
Mar van greunte har hee gin verstaand
dus knooi’n den keerl mear wat.
Op ne goei’n dag dech meneer de Vries:
“Ik wil wel aardappels verbouwen,
dan hoef ik niet elke week
met zo’n zware zak piepers te sjouwen”
Dus geet ‘e noar Herman van de Möll
um pottuffel, nen helen toeten
en zeg tegg’n Herman: “Beste man,
ik weet niet hoe dat zou moeten …”
Herman zeg tegg’n den stadsen baas:
“Oh, oh, kearl en gin ean …
wo’j vrogge of late tuffel hebb’n,
vertel mear wat mut ’t wean”?
De Vries zegt: “Wat is het verschil?
Ik zou het verschil niet weten”
“Noe”, zeg Herman, “’t is heel simpel:
Wanneer wilt u ze eten”?
“A’j ’s middags waarm et mu’j vrogg’n nemm’n
- en de Vries den kreeg ’t in de gaten –
en zeg tegg’n Herman: ”Wij eten ze ’s avonds,
dus doe mij maar een zak met late ….”
Noe nog ’n kot verhaal wa’k zölf heb schreven oawer ne pastoor den zich nen tuinman zochen
De pastoor zoch zich nen tuinman!
Dit vuurval spölt zich of roondum de leste eeuwwisseling in ne Tweantse R.K. parochie. Woar dat juust is wes, dat bin’k glad vergetten.
Het verlet um past(o)ors was der al volop. De drang um geestelijke te wödden was tot kort an’t nulpunt daalt. Zodöanig mossen parochies zich behelpen met leken-pastoors, Poolse geestlijken of in et beste geval met nen gepensioneerden poater Karmeliet.
A’j nen ‘echen’ pastoor neudig hadden, dan mos iej biej wieze van sprekken hoast noar’n oetzeandburo! Mar vuur dizze parochie har oonzen bisschop toch nog nen deeglijken oalerwetsen pastoor oet zienen mijter toverd. Lang nich meer biej de jongsten, mar et heilige vuur zat der nog good in! De meeste oaldern in de parochie warn der naar bliej met, mar met de meer niejmoodse parochianen botsen et meer dan éénmoal.
Ok stun de pastoor (te) noadruklijk op de vuurgroond en moch zich geern oaweral met bemeuien. Zölfs met’n tuinman, den vuur nen habbekrats zienen hof biej de pastorie spic en span oonderheul. Nich dat op‘t tuingereedschop wörn beknibbeld; nee doar lag het nich an. Gebroek van gereedschop met bekeande namen zoas Gardena, Wolf en Black & Decker zoargden der vuur dat ‘n hof der ‘geknipt en gescheurn’ biej lag.
Nee, ‘t gevit van de pastoor, den’t aait better wus, maakten dat‘n tuinman reukloos de piep an (Sunt) Maarten gaf. Doo mos de pastoor ‘n preakstool op met nen oproop vuur nen niejen tuinman. Kloarblieklijk wonnen der den dag gen tuinleu de mis biej. Zunne veerten daag later stön der dan ok nen adverteansie in de kraant: ‘R.K. tuinman gezocht’.
Kort doarnoa hadden der zich twee andeend, dee in’t verschot wörn neugt.
De pastoor verlangden nich alleen dat’n tuinman katteliek was, mar ok datte met‘n biebel ‘n luk kunnig was. Hendrik, ’n eersten den op kwam draavn, mos’n stuk van de heg ofscheren en doarnoa met‘n motormeaier et gazon op. Dat gung ammoal good, woarnoa de pastoor em vreug dree biebelvroagen te beantwoorden.
De eerste vroag:“Hoo heetten de man en de vrouw, dee God in het paradies hef schapen?” Dat wus Hendrik nog wal: “Adam en Eva”; mar de aandere twee vroagen; hoo heetten de twee zöns van Adam en Eva en wat is de naam van de stie woar Jezus is kruusigd, dat wus he nig. Dat warn de zöns Kain en Abel, zoas de pastoor em an’t verstaand brach en stun Jezus zien kruus op Golgotha.
Hendrik wödden verzoch de grösmesien vuuran op’t gazon too te zetten en met ne “Ik deank nich da’j ’t wördt” kon Hendrik wier goan.
Intusken wödden de pastoor duur de pastoorsmeid noar binnen roopen noar de tillefoon.
Net doo Hendrik ’n motormeaier truw had zet kwam Jan, de aandere kandidaat, ’n hof inlopen. De beide beunhaazen keanden mekaar: “Zo Hendrik, ok biej de pastoor solliciteerd?” “Joa, Jan, mar ik bin nich annömmen,” en deu Jan rap bescheed. Ok oawer de biebelvroagen, dee hee kon verwochen, en gaf em de oetkomsten. “Och”, zeg Jan, den nóg miender van biebel ofwus, “schrief miej de oetkomsten efkes op’n motormeaier; hier he’k wal ne viltstift”.
Effen later kwam de pastoor wier oet de pastorie en nam Jan, net zo as biej Hendrik, ‘examen’ of. Et praktische deel gung gesmeerd en de dree vroagen oawer’n biebel wus Hendrik, met ’n scheef oog op de grösmesien richt, zoonder te haspeln good te beantwoorden.
“Heel mooi”, zea de pastoor, “mear umdat iej ze zo good weet, doo’k der nog ene vroag biej”.
“A’j em ok weet, dan kö’j zoaterdag meteen beginnen!
”Hoo heetten dee twee moordenaars, dee an weerskaanten van Jezus ok an’t kruus hungen?”
En doo mos Jan effen good prakkezeren én oonderwiel slim lang loeren op ’n motormeaier.
Mear opees wusse ‘t : “Meneer pastoor, volgens miej hungen doar Black en Decker!”
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-03-pag-20-22-Afb.-04.jpg)
![](https://www.heemkundeborne.nl/wp-content/uploads/2024/06/BB-2021-03-pag-20-22-Afb.-05-Spreuk.jpg)
Deelname en inzenden
Redactie
Teksten kunnen worden ingebracht door inwoners van Borne of elders waarbij de voorkeur uitgaat naar onderwerpen die op een of andere manier verband houden met Borne, op basis van inhoud of een bepaalde verbondenheid met ons dorp. Dit kan eigen werk zijn, maar ook pennenvruchten van familieleden, buren, kennissen, enzovoort. Tekst kan alleen worden geplaatst met toestemming van de originele schrijver.
Stuur uw reactie naar de redactie van Boorn en Boerschop: boornenboerschop@ziggo.nl
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-03)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)