Auteur: Bertie Velthuis
De naoorlogse jaren, tot 1951, waren voor de Twentse textielbedrijven erg succesvol. Er werd fors geïnvesteerd in machines en gebouwen. Er werden innovaties gedaan en de focus werd verlegd van kwantiteit naar kwaliteit. Ook de N.V. Stoom Spinnerijen en Weverijen v/h. S.J. Spanjaard ging het in deze jaren voor de wind. Nederland was in de oorlogsjaren letterlijk en figuurlijk “uitgekleed”. De kleding- en uitzetkast moest weer worden aangevuld. Maar niet op een zelfde, met meer minder kwalitatieve stoffen, maar ook en vooral met meer kwalitatief goede stoffen. Men voorzag een afname van de verkoop van bulkproducten op de Aziatische markt en het aldaar weer op de markt komen van Japan. De directie van Spanjaard sprak over “het omschakelen op een nobeler product”. Hiervoor waren niet alleen betere machines en gebouwen, maar ook “betere” werknemers nodig. Het eerste succes in deze kwaliteitsslag was de opening van een nieuwe cantine. Cantine, met een c, wel te verstaan, dat geeft nog meer cachet aan de zaak. Het oude schaftgebouw werd verlaten, de c van cantine bleef “altijd” gehandhaafd. Dit zal ik in dit artikel blijven doen. Tijdens de pauze ging men naar de cantine.
Ontwikkelingen na de tweede wereldoorlog
Voor de spinnerij hield een “nobeler” product een fijner garen in.. Dit betekende het kammen van het spinlint, waarvoor nieuwe machines werden aangeschaft. Daarvoor werd een geheel nieuwe fijnspinnerij ingericht. Ook de weverij moest worden aangepast. In december 1949 werd een begin gemaakt met de bouw van een nieuwe weverij en voorweverij. Hoewel het gebouw van de voorweverij pas in 1951 gereed kwam, had men in 1950 daar al ultramoderne scheer- en spoelmachines in gebruik. Uiteraard werden ook de ondersteunende afdelingen, zoals de “finishing”, de transportsystemen en de verwarmings- en airconditioningsinstallatie verbeterd. Ook het ketelhuis werd geheel vernieuwd. Er werd overgeschakeld van kolen naar olie.
In 1950 had Spanjaard 1.800 werknemers. Voor de oorlog waren dit er 1.150. De omschreven uitbreidingen gaven geen echt wezenlijke vergroting van de productie in kilogrammen. Deze was, ruw geschat, tot 20 % meer dan in de vooroorlogse jaren. Het was vooral een verhoging van kwaliteit. Spanjaard had eind 1950 voor 6,5 miljoen gulden geïnvesteerd in machines en gebouwen, terwijl voor de komende twee jaar nog eens 3,5 miljoen investeringen waren gepland. Van deze 10 miljoen gulden was 4 miljoen voor uitbreiding en 6 miljoen voor modernisering/ vernieuwing van het machinepark. Wanneer de tussen 1945 tot 1950 gedane investeringen worden omgezet in bedragen anno 2021 dan moeten we deze met een factor 8 vermenigvuldigen. Een bedrag van € 40 miljoen dus. Voor de aandeelhouders waren de naoorlogse jaren ook erg gunstig. In 1946 werd nog verlies geleden en geen dividend uitgekeerd. Het jaar 1947 verliep financieel zo positief dat 9 % dividend werd uitgekeerd, Ook in de jaren 1948 t/m 1950 was het dividend 9 %.
Opleiden van personeel
Spanjaard had, zoals alle Twentse textielbedrijven hadden, onmiddellijk na de oorlog grote behoefte aan vakmensen. De nieuwe machines waren meer gecompliceerd. Er was meer kennis nodig om ze te kunnen bedienen. Ongeschoolde werknemers waren steeds minder nodig. De textielindustrie had in Twente aan slechte naam als werkgever. De redenen hiervoor waren de grote stakingen in de jaren 1923 en 1932. Jonge mensen gingen liever naar de metaal. Spanjaard besloot reeds in juni 1946, om het “weglekken” van jongeren naar de metaal te voorkomen, een bedrijfsschool op te richten. Deze school werd erkend als ambachtsschool. Dit betekende, i.v.m. de leerplicht, dat de school ook voor jongeren vanaf 12 jaar toegankelijk was. De lesstof was niet alleen theoretisch, maar bestond ook uit praktisch onderwijs. Men hoopte jaarlijks 40 tot 50 jongens op te leiden tot wever of spinner, dit ter vervanging van het personeel dat het bedrijf verliet.(1)
Werven van werknemers
Spanjaard deed er alles aan om nieuwe werknemers aan te nemen, op te leiden maar ook om ze te behouden. Bij het krijgen van nieuw personeel keek men ook buiten de eigen regio. Met advertenties in kranten in Friesland en Drenthe, regio’s waar sprake was van grote werkloosheid, probeerde men grote gezinnen, met tenminste 8 kinderen, waarvan tenminste 4 onmiddellijk inzetbaar waren, naar Borne te halen. Daarbij werd tevens het wapen van het aanbod van “een nieuwe woning” ingezet. Ook werd geprobeerd “alleenstaande” jongeren uit genoemde regio’s te werven.
De opening van de cantine
Wanneer je als bedrijf zoveel moeite doet om personeel te werven en op te leiden, is het te verwachten dat je ook probeert je mensen vast te houden. Naast het werken aan een goede sociale samenhang binnen het personeel waren goede arbeidsvoorwaarden noodzakelijk. Een goede ruimte om te schaften en om buiten werktijden samen te zijn, is hierbij een vereiste. De oude schaftruimte, was gezien de toename van het aantal personeelsleden te klein geworden. Er moest een betere en grotere schaftruimte komen. In het nieuwe gebouw van de voorweverij waren hiervoor de mogelijkheden. De nieuwe cantine werd in de derde week van november 1951, hoewel het gebouw nog niet geheel gereed was, officieel in gebruik genomen. Omtrent dit gebeuren is niets bekend. Veel meer is bekend over het eerste evenement. In de prachtig met bloemen, die door de aannemers waren aangeboden, versierde ruimte waren op de middag van maandag 26 november 1951 meer dan 1000 enthousiaste arbeiders alsmede vertegenwoordigers van de directie aanwezig. De directeur van Spanjaard, de heer Ir. J. Bosma, sprak vóór het feitelijke optreden de orkestleden toe. Vervolgens trad het dansorkest The Ramblers(2), onder leiding van Theo Uden Marsman, op. Het programma werd rechtstreeks op de radio uitgezonden. Dit was een primeur, voor het eerste keer vond er vanuit Borne een rechtstreekse radio-uitzending plaats. Het optreden in Borne was er een van een reeks zgn. cantine-optredens van the Ramblers. Op diverse plaatsen, werden deze optredens door de VARA georganiseerd en gelijktijdig uitgezonden. In Borne was ook zangeres Fany Bron aanwezig. Zij ontving aan het eind van de middag uit de handen van de voorzitter van de cantinecommissie, de heer G. Kits, tevens de baas van de smederij, een bloemenhulde. De baas van de cantine was vele jaren de heer Willem Weber. Spanjaard schonk met de opening van de cantine figuurlijk gezien het eerste “nobele product” aan haar werknemers en de Bornse gemeenschap, zo zal uit het vervolg wel blijken.
De cantine
De cantine bevond zich in de in de jaren 1949-1951 gebouwde zgn. voorweverij. Dit was het hoge gebouw met ronde sheddaken dat direct aan de Parallelweg stond. De cantine lag op de eerste verdieping. Het was de bedoeling dat de arbeiders middels een stalen buitentrap, die zich aan de ”binnenzijde” van het grote Spanjaard complex bevond, de cantine bereikten. Er waren arbeiders die de trap met de leuning, die bestond uit stalen buizen, gevaarlijk vonden. Zij gingen via de deuren gelegen aan de Parallelweg en vervolgens via de betonnen trap of de lift naar de cantine. De cantine was behoorlijk groot en hoog. Exacte maten heb ik niet gevonden, maar wanneer meer dan 1000 mensen hierin plaats kunnen nemen, dan moet ze toch zeker 900 m2 (30 m x 30m) groot zijn geweest. Ook was de cantine erg hoog. Ze had dezelfde hoogte als de aangrenzende bedrijfsruimten. Ik schat deze hoogte op wel 5.00 m. In de cantine was een podium en er stonden tafels en stoelen. Er was geen buffet. Wel werd er koffie geschonken.
De cantine werd tijdens de bedrijfsuren van de fabriek vooral gebruikt door de medewerkers die in dagdienst werkten. Het waren vooral de mensen die van “buitenaf” (Zenderen, Hertme, Saasveld, Weerselo enz.) kwamen. Voor hen was het te ver om ’s middags naar huis te gaan. Voor werknemers die in 3 ploegen werkten, veelal de wevers en spinners, was de afstand van hun werkplek tot de cantine vaak te groot. Ze hadden van thuis koffie, in een beugelfles, en brood meegenomen. Ze pauzeerden “tussen” de machines (cabineschaft). Wanneer het mooi weer was gingen velen, in de pauze vóór de gebouwen, gelegen op het zuiden en westen, op de stoep aan de Parallelweg en Stationsstraat in de zon zitten. Een prachtig gezicht, die mensen in hun donkergroene bedrijfskleding.
De cantine had ook een functie bij “officiële” gebeurtenissen. Bij jubilea, 25 of 40 jaar dienstverband, werd de jubilaris eerst op zijn werkplek gehuldigd en volgde er later ’s middags of ’s avonds een feestje in de cantine. Zo ook bij het toekennen van een koninklijke onderscheiding. ’s Avonds werden er lezingen e.d. gegeven. Vooral bij grotere personeelsbijeenkomsten werd de cantine gebruikt.
De andere functies van de Cantine
De cantine werd niet alleen bij pauzes in de werkzaamheden en bij officiële gebeurtenissen gebruikt. Spanjaard had na de oorlog een eigen tafeltennis- en volleybalvereniging, De trainingen en wedstrijden van deze verenigingen vonden in de cantine plaats. Volleybal werd bij goed weer buiten op het open terrein achter het portiersgebouwtje aan de Parallelweg gespeeld. Ook werd er in de cantine gebadmintond, waarmee wordt bevestigd hoe hoog deze wel niet was. Spanjaard had ook een kruisjaskaartvereniging. Deze speelde tijdens de wintermaanden in de cantine wedstrijden tegen kaartverenigingen van andere grotere bedrijven, zoals Jonge Poerink (Borne) en Dikkers en Stork (beiden Hengelo). In de cantine was ook een bibliotheek ondergebracht. Van deze bibliotheek mochten de medewerkers en leden van hun gezin gebruikmaken. Maar aan die regel hield men niet zo streng de hand. Gé Nijkamp vertelde mij dat hij er ook boeken leende. Dat mocht; zijn vader, handelaar in klompen, was leverancier van Spanjaard. Daarom had hij speciale toestemming van Spanjaard gekregen. Gé vertelde dat het eerste boek dat hij bij de bibliotheek haalde getiteld was “Schimmels voor de koets”. Een schets uit het Friese dorpsleven door Nienke van Hichtum
De cantine werd in de latere jaren ook aan “derden”
verhuurd. Er werden wedstrijden gehouden. Zo waren er in 1967 de regionale judokampioenschappen. In 1956 werd er in de volgepakte cantine – er waren 800 toeschouwers, waardoor het werkvlak (de ruimte waarin de oefeningen plaatsvonden) voor zo’n belangrijke wedstrijd feitelijk te klein was – het Nederlands kampioenschap turnen voor heren senioren en junioren gehouden, gehouden. De bekende turner Klaas Boot werd toen voor de 7de keer kampioen.
De cantine was voor het sociale leven binnen Borne heel belangrijk. Iedere zaterdagavond was er voor de Bornse jeugd de zgn. instuif in het gebouw voor Christelijke Belangen, het huidige Kulturhus. Dan traden plaatselijke en regionale bandjes op. Wanneer werd verwacht dat de belangstelling voor zo’n avond te groot werd, werd de avond naar de cantine verplaatst.
Niet alleen voor de jeugd had de cantine een functie. Ook volwassenen konden hier van optredens genieten. Er kwamen bekende koren, orkesten en revue-gezelschappen naar de cantine. Het was namelijk de enige echt grote zaal in Borne. Bekend is het optreden van Ria Valk. Henk ten Thije, oud redacteur van dit blad, heeft hier samen met haar, onder begeleiding van “zijn” band gezongen. De Volkskrant schreef op dinsdag 8 juni 1953: “In de schaduw van Hengelo, ligt een dorp dat tot nog toe geen andere faam uitdraagt, dan die van lakens en luiers met een sprookjesnaam. Sinds dit weekeinde zullen enkele honderden muziekminnende harten aan Borne tevens de herinnering verbinden aan een zangconcours, dat hun vereniging – waar anders dan in de cantine van dezelfde laken en luierfabriek– een goede prijs mee naar huis gaf.” Wat was er gebeurd? Door drie Bornse zangverenigingen, de gemengde zangvereniging St. Caecilia, de arbeiderszangvereniging “Stem des Volks” en het Katholieke kleinkoor “Staar” hadden op zaterdag 6 juni een concours, waaraan verder nog 12 koren uit Drenthe, Overijssel en Gelderland deelnamen, georganiseerd. Nog grotere indruk maakte het concert van de Koninklijke Zangvereniging Maastreechter Staar, onder leiding van Martin Koekelkoren. De Volkskrant schreef hierover: “Welnu een concert, technisch zo perfect en muzikaal zo boeiend dat men met gesloten ogen zou wanen te luisteren naar…. “De Maastreechter”. Het voltallige koor liep voor het begin van hun optreden in concertkleding van de cantine om iets te eten naar het café Rottink, gelegen aan de Grotestraat (tegen over de huidige aansluiting van de Ziekenhuisstraat) door het dorp. Dat trok natuurlijk veel belangstelling. Vanaf de Parallelweg waren ’s avonds de zware basstemmen in het lied “De twaalf rovers”, goed te beluisteren. Ouderen herinneren zich nog het optreden van het bekende Nederlandse meisjeszangkoor Sweet Sixteen. Het koor zong vrolijke, frisse en romantische Nederlandstalige liedje. Het bekendste was “Peter”. De prachtige uitvoering van het stuk “Die Schöpfung” van Joseph Haydn door van het Bornse koor Soli Dei Gloria in de cantine trok veel bezoekers en ouderen onder ons kunnen het zich nog goed herinneren. Iedere Koninginnedag was het feest in de cantine. Dan waren alle leerlingen van de lagere scholen in Borne hier uitgenodigd. Samen beklommen ze de stalen buitentrappen. Binnen werd een film gedraaid en kregen allen wat te smikkelen. Ter gelegenheid van de 100 jaar geleden door Spanjaard in gebruik genomen eerste stoommachine werd door personeelsleden in 1964 in de cantine een groots opgezette revue “op volle stoom” opgevoerd. De spelers droegen fraaie kostuums en er waren prachtige rekwisieten. De zaal was geheel bezet. Het was een groot succes.
Het door de directie bedoelde “nobeler product” liet niet lang op zich wachten De Spanjaard producten Cinderella lakens en slopen, Rheumanella winterlakens en Teddy luiers werden reeds in 1952 op de markt gebracht. De Kenmore overhemden verschenen in 1958. Met deze producten verwierf Spanjaard grote bekendheid in Nederland. Het mochten met recht “nobele producten” worden genoemd.
Noten
- Spanjaard had een m.b.t het personeelsprobleem een bijzonder plan De nieuwe fijnspinnerij wilde ze geheel bezetten met gerepatrieerde militairen uit Indonesië. De ervaring zou namelijk hebben uitgewezen dat gewezen soldaten zeer goed werken als ze geheel “onder elkaar” zijn, een team vormen. Een plan dat geen uitvoering heeft gekregen.
- The Ramblers was een jazzy dansorkest dat vooral beroemd werd als radio-orkest. Het had een volledig instrumentarium van een bigband. Het werd opgericht in 1926. Het was sterk verbonden met, vanaf 1933 zelfs het huisorkest, van de VARA. Ze verzorgden meer dan tweeduizend radioconcerten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelden ze voor de gelijkgeschakelde Omroep. Joodse leden van het orkest werden weggestuurd. In de oorlog mochten orkesten geen Engelse naam dragen. Ze veranderden hun naam in Theo Uden Masman en zijn dansorkest. Na de oorlog kwam deze houding het orkest duur te staan.. Theo Uden Masman mocht het orkest tot 1 mei 1946 niet leiden. Het orkest speelde in de eerste maanden na de bevrijding in het buitenland. De eerste optredens van het orkest in Nederland verliepen tumultueus met protesten van verzetsmensen. Enige jaren na de oorlog was de situatie rond het orkest weer genormaliseerd.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2021-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)