Auteur : Annette Evertzen
Netty Spanjaard, kleindochter van de fabrikant Jacob Spanjaard (1813-1889), bracht haar jonge jaren in Borne door. Voor haar zestiende schreef ze al drie meisjesromans, waarin ze het Borne van voor 1900 levendig beschrijft. Wie was zij? Waarom en waarover schreef ze?
Netty’s familie
Netty Spanjaard wordt in 1884 geboren als Jeannette Elias en wordt Netty genoemd. Ze is de jongste van tien kinderen, van wie er twee jong overlijden. Haar vader Mozes is linnen-fabrikant in Strijp bij Eindhoven. Binnen een half jaar na de geboorte van Netty sterft hij aan tuberculose. Ook haar moeder Rozina Spanjaard overlijdt aan de gevolgen van tuberculose. Netty is dan nog geen twee jaar oud. De kinderen Elias zijn wees geworden.
De families Elias en Spanjaard overleggen met elkaar over de weeskinderen. Weeshuizen krijgen in die tijd een steeds slechtere naam en zijn voor gegoede families ook geen geëigende oplossing. Besloten wordt om de kinderen bij familie onder te brengen. De twee oudste zonen blijven in Strijp bij de familie Elias; zij kunnen later in het bedrijf gaan werken. De andere zes kinderen worden onder de familie Spanjaard verdeeld. Drie kinderen gaan naar Borne. Het oudste meisje, Saartje van veertien, wordt in huis genomen door haar grootouders die wonen aan de Grotestraat (nu nummer 139). Haar elfjarige zusje Charlotte gaat naar haar oom Izak en zijn vrouw Anna. De tienjarige Matthias komt bij oom David en tante Dientje terecht. Charlotte en haar broer Matthias komen zo naast elkaar te wonen in wat nu het ‘witte huis’ is. Het huis bestond toen nog uit twee aparte woningen.
Netty wordt elf dagen na het overlijden van haar moeder bijgeschreven in het bevolkingsregister van Hengelo. Ze woont dan bij haar oom Alexander, een halfbroer van haar moeder. Alexander is sinds twee jaar gehuwd met Carolina. In 1889 verhuist Netty met haar pleegouders naar Borne, naar een nieuwe villa ‘huis Van der Wijk’ (Grotestraat 138-140). Het is een dubbele woning gebouwd door Alexanders oom Levie, die zelf met zijn vrouw aan de andere kant woont.
De firma Spanjaard
Salomon Jacob Spanjaard is de grondlegger van de handelsfirma S.J. Spanjaard. Aanvankelijk is hij werkzaam als koopman in tweedehands kleren en lompen, maar later laat hij thuiswevers voor zich werken en start hij een fabriekje.
Zijn zonen Jacob en Levie behartigen samen met hun vader de zaken van de firma. In 1852 doet Salomon de fabriek over aan zijn twee zonen en zij beginnen in 1864 met de bouw van de Stoomspinnerij en –weverij. Een jaar later start de machinale productie van katoenen garens en weefsels. Vier zonen van Jacob worden later ook fabrikant bij Spanjaard: Izak, David, Bernard en Alex. In 1886 – als de kinderen Elias wees worden – zijn deze vier zonen, samen met hun vader Jacob en oom Levie directeur van de firma.
De firma was decennialang de grootste werkgever van Borne.
Verweesd in Borne
Aan het eind van de 19e eeuw wonen dus vier van de kinderen Elias in Borne. Ze moeten allemaal in een nieuw gezin een plek zien te vinden. Netty gaat dat goed af, waarschijnlijk omdat ze nog zo jong is en weinig herinneringen aan haar eigen ouders heeft. Maar ongetwijfeld ook omdat haar pleegouders zelf geen kinderen krijgen en dolblij met haar zijn. Een en ander heeft tot gevolg dat Netty in 1898 officieel van naam verandert: Netty Spanjaard Elias.
Hoe ziet haar jeugd er uit? Ze is – net zoals haar zusjes en broer – opgenomen in een fabrikantengezin, waardoor ze een beschermd leven leidt. Ze hoeft niet naar school of te werken, maar krijgt privéonderwijs en leert onder meer drie vreemde talen. Haar opvoeding is wel streng, met veel regels, maar daarnaast geniet ze ook de vrijheid om paard te rijden, piano te spelen, of bezig te zijn met haar honden en katten. Met Nero, een New Found Lander, wint ze prijzen op hondententoonstellingen. Ook besteedt ze enkele uren per week aan liefdadigheid. Verder bestaat haar leven uit familiebezoeken en wandelen. En veel schrijven, want al op jonge leeftijd publiceert ze enkele boeken. Die boeken geven een gedetailleerd beeld van haar leven in Borne, al is niet altijd duidelijk wat fictie is en wat waarheid.
Meisjesboeken
Netty schrijft drie boeken die rond 1900 uitkomen. In haar boeken zijn plekken in Borne te herkennen, zoals het huis van haar grootvader en de Joodse begraafplaats. Ook in de personages die ze beschrijft, zie je haar familieleden terug. In Jonge strijd schrijft ze over de zestienjarige Mauddie bij haar opa woont (in werkelijkheid woont Netty niet bij haar grootvader, maar ze zal er veel geweest zijn). Maud speelt piano, leest veel en is gek op haar hond Does.
Over haar grootvader schrijft ze: Hij was een oude man, van in de tachtig al, lang en stevig, en had een rechte houding.
Z’n haar was spierwit, kort en stijl, en z’n ogen scherpblauw. Om z’n mond, zonder snor of baard, lag dezelfde energieke lijn die Maud ook had (1). Iedere morgen om twaalf uur ging ze naar ’t kantoor haar grootvader halen, die er elke morgen nog heen ging en dacht, dat zonder hem, alles in ’t honderd zou lopen (2).
Maud houdt van haar grootvader en bewondert hem om zijn werkkracht en inzet, om hoe hij in zijn eentje een fabriek oprichtte, één van de eerste in Twente. Maar ze heeft moeite met zijn gemis aan hartelijkheid. Ze beschrijft ook zijn soberheid. Hij hield van sparen en zijn maaltijden waren altijd eenvoudig: soep, groente, vlees en aardappelen, zonder ‘liflafjes’.
Voor de volgende generatie gaat dit al niet meer op. De familie Spanjaard laat zich er op voorstaan tot de elite te behoren, de nummer één in het dorp te zijn. Een elite die volgens de schrijfster vooral leeft voor ‘toilet’ en zaken, zonder zich verder ergens echt voor te interesseren. Zondags gaat men naar de herberg Carelshaven bij Delden, om elkaar te bekijken en kwaad te spreken.
Vooral haar tante moet het bij Netty ontgelden: ze beschrijft haar als dik, met een ‘ingepend middel en uitstekende heupen’.
Netty schrijft waarschijnlijk omdat ze dat gewoon graag doet en ze heeft er de tijd voor. Het lege leven van de gegoede burgerij verveelt haar. Ze schrijft meisjesromans over vriendinnen en verliefdheden. Maar ze lijkt ook te schrijven om haar meningen te scherpen en de sociale problemen van haar tijd weer te geven. Aan het eind van de 19e eeuw eisen zowel arbeiders als vrouwen hun rechten op en deze kwesties houden haar bezig. Het zijn twee thema’s die in alle drie boeken terugkomen, vooral in Jonge strijd, dat het meest autobiografisch lijkt en waarin Maud de hoofdpersoon is.
De vrouwenstrijd
Maud wandelt veel, alleen door het dorp en door de velden. Of samen met haar nichtje of een goede vriend door de bossen. Dat laatste is haar tante een doorn in het oog. Maud is op een leeftijd dat vriendschappen met jonge mannen niet meer kunnen; toch blijft de betrokken jongeman door het hele boek heen haar vriend en verdedigt ze steeds dat dit mogelijk is.
Maud is een wijs en werelds meisje, vol idealen. Ze gaat haar eigen weg en maakt zich daarmee niet bemind bij de elite in het dorp. Als haar gouvernante vertrekt, vraagt ze of ze literatuurlessen mag nemen, want: [Ze] wou weten van menschen, die geleden hadden en gestreden om hun doel te bereiken, van menschen, die hun werk boven alles liefhadden; ze wou lezen wat in gloeiende hartstocht was neergeschreven en hoe ze er toe gekomen waren, zóó te gaan voelen en denken(3).
Maar opa weigert, hij vindt zijn kleindochter veel te brutaal en bijdehand. Ze wil té veel weten en dat is niet passend voor een meisje: geleerde vrouwen zijn ‘ondingen’. Hij maakt zich zorgen over haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid en haar eigenaardige ideeën. Ze wil altijd haar eigen wil doorzetten en botst daardoor met andere mensen, hoe moet dat als hij er niet meer is om haar tegen te houden? Het leidt tot een heftige aanvaring, waarbij Maud uitvalt: Ik wil mijn verstand niet gebruiken met te leuteren over de meiden en de keuken. Grootvader, ik kan u niet gehoorzamen; ‘k zou versuffen als ik mijn werk niet had… Ik moet werken, hoort u, en ‘k wil niet versuffen, hoort u, ‘k wil niet (4).
Maud gaat die strijd aan, bestelt toch boeken en maakt uittreksels. Zo lost ze voor zichzelf levensproblemen op. Vooral de vraag waarom jongens en meisjes niet als vrienden met elkaar om kunnen gaan, houdt haar bezig. Ze kan er met weinig mensen over praten en voelt zich vaak alleen en onbegrepen.
Pas als we dik over de helft van het boek zijn, ontmoet ze Leo, een jongen van wie ze in de war raakt en met wie ze diepgaande gesprekken kan voeren. Ze herkennen veel in elkaar. Hij waardeert haar eigenschappen waar anderen zoveel moeite mee hebben. Als ze elkaar na het ziekbed en de dood van Mauds grootvader weer ontmoeten, kiezen ze voor elkaar. Maud is door alle ellende minder levendig geworden. En hoewel Leo eerder leek te vallen voor haar zelfstandigheid, vindt hij haar beter, nu ‘dat vrouwelijke in haar is gekomen dat ze eerder miste’. Mauds strijd is gestreden. Eind goed al goed?
De arbeidersstrijd
Maud is bang voor een leven in ledigheid. Vrouwen uit de betere economische milieus mochten niet studeren, werken of zich met zaken en politiek bemoeien. Maar hoe is dit voor kinderen en vrouwen en uit het arbeidersmilieu? En voor de mannen?
Eind 19e eeuw beginnen arbeiders te staken om betere arbeidsvoorwaarden te eisen. Ze maken vaak werkweken van 80 uur. Vanaf 1890 werken arbeiders verplicht niet meer dan 10½ uur per dag en zaterdags tot 3 of 4 uur. Het is zwaar werk in hete hallen met een hoge luchtvochtigheid en veel lawaai. Ook moet er veel gesjouwd worden met bakken en klossen. Kinderen maken een groot deel uit van de arbeidskrachten en werken evenveel uren als de volwassenen. Ze knappen vaak de naarste karweitjes op. Pas met de invoering van de leerplicht in 1901 werken kinderen onder de twaalf jaar niet meer in de fabrieken. Officieel was dit vanaf 1874 (het kinderwetje van Van Houten) al verboden, maar er werd niet gecontroleerd.
Gehuwde vrouwen werken meestal niet meer buitenshuis, maar het kost hen veel energie om de kleding schoon te houden. Mannen en kinderen hebben vaak ook nog allerlei taken in huis of in de groentetuin. Bepaald geen leven in ledigheid.
Wie is wie?
Het gezin van Mauds tante lijkt geïnspireerd te zijn op het gezin van Netty’s oom Bernard en tante Bertha. Als enige Spanjaardfamilie in Borne namen zij geen Elias-kind op. Haar neef Hugo, met wie ze goed praten kan, is mogelijk de latere directeur Karel. Overigens is Maud niet de enige opstandige in deze familie. Opmerkelijk is dat juist in dit gezin van Bernard twee kinderen dwars liggen. Frits treedt niet in de fabriekssporen van zijn vader, maar wordt binnenhuisarchitect, met sympathieën voor de arbeidersklasse. Mathilde wil niet trouwen met de huwelijkskandidaat die haar ouders uitgezocht hebben. Ze is verliefd op een ander. Haar ouders sturen een detective op haar geliefde af en dreigen hun dochter te onterven, maar Mathilde houdt stand.
In De jonge strijd wordt Maud ‘de socialiste’ genoemd. Ze bezoekt arbeidersgezinnen om te praten en hulp te brengen: etenswaren, kleding, of in de winter dekens en brandstof.
Nou, ik ben geen socialist. Ze denken dat ik te werk ga volgens stelregels en ik weet er niets van.
Ik doe alleen, wat ik denk dat m’n plicht is. Nu zijn ze me er hatelijk over, en zeggen dat ik me populair wil maken en al die dingen meer. Dat is niet waar. Maar als ik zie, dat menschen, die dag aan dag werken en niet genoeg verdienen om hun gezin te onderhouden, dan moet ik ze toch meegeven van m’n
overvloed (5).
Ze vindt dat de arbeiders slechte werkomstandigheden hebben: ’t Was druk op straat van menschen, die van de fabriek kwamen en naar huis gingen eten. Ze groetten vriendelijk en Maud kreeg een zenuwachtige rilling, toen ’t opeens door haar hoofd schoot, dat die lui ’t allemaal zoo ellendig zouden hebben, bij dit weer in benauwde zalen. En ze overlegde bij zichzelf, dat, als zij de fabriek moest leiden, er dan in den zomer niet op ’t heetst van den dag zou worden gewerkt en ze werd verdrietig, dat het nu niet zo was (6).
Mauds rechtvaardigheidsgevoel wordt in haar kringen belachelijk gevonden. De wereld is nu eenmaal zoals die is en daar heb je je maar bij neer te legen. Grootvader begrijpt niet waar Maud zich mee bemoeit: ieder moet maar voor zichzelf zorgen. Ze hoeft zich niet te verbeelden dat zij er ‘eerlijkheid in zou kunnen brengen’. Haar gedrag doet haar grootvader verdriet, maar hij laat haar haar gang gaan. Met haar tante bij wie ze na de dood van grootvader in huis woont komt het tot een flinke botsing. Tante: Ik vind het niet gepast, dat je dekens en etenswaren naar de arbeiders brengt.
Je hoeft niet zoo je best te doen, om je populair te maken, dat is bespottelijk. […] Het is je oom openlijk een slag in ’t gezicht geven. Net of jij vindt, dat hij geen voldoende loonen geeft (7).
Maud antwoordt: Over de loonen wil ik mij geen oordeel aanmatigen. Oom zal misschien niet meer kunnen geven. Dat kan mij ook verder niet schelen. Maar als ik bij de menschen kom en ‘k zie dat ze door ziekt of ongeluk of door al te grote huishoudens gebrek lijden, dan help ik ze met kleeren of eten of brandstof. ‘k Geef nooit geld(8).
In een artikel in Eigen haard bekijkt Netty de arbeidersstrijd vanuit een fabrieksmeisje. Ze noemt het een dom meisje, ‘zoals allen’. ’s Avonds in bed na haar eerste werkdag peinst dit meisje: De dochters van den patroon waren zeker niet zo moe als zij; wat heerlijk toch, zoo rijk te zijn en niets te hoeven te doen en paarden en rijtuigen te hebben. Nee, ze mocht niet afgunstig zijn… Misschien was die moede pijn in haar rug wel de straf op d’r afgunst(9).
Jan Toorop (1858-1929)
Jan Toorop was één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars van zijn tijd. Hij begon als een impressionist, maar ontwikkelde een symbolische stijl. Naast schilder was hij portrettekenaar, maar ook ontwierp hij keramiek, affiches en boekbanden. De Nederlandse art-nouveau wordt vaak met zijn werk geassocieerd. In de laatste twintig jaar van zijn leven was hij sterk rooms-katholiek geïnspireerd.
Netty heeft hem al als kind gekend, want hij tekende een portret van haar dat niet bewaard is gebleven. Haar boek Connie draagt ze aan hem op: ‘Dit boek draag ik met heel veel vriendschap op aan den heer J. Toorop.’ Helaas is er verder niets over hun vriendschap bekend.
En zo probeert Netty zich te verzoenen met het grote verschil tussen haar leven en dat van arbeiderskinderen.
De schrijfster onze hulde
Hoe werden haar boeken ontvangen? In verschillenden bladen verschenen advertenties en recensies. De recensies zijn voorzichtig positief, maar de Telegraaf is ronduit negatief over haar eerste boek Connie: ’[E]en zeer kinderachtig, weinig interessant boek’. Volgens de krant is ze zelf nog te veel een jong meisje om hier goed over te kunnen schrijven. Toch onthaalt diezelfde krant nog geen jaar later haar boek Jonge strijd juichend: Het is een der mooiste boeken, die wij van dit jaar in handen kregen. Levendig, boeiend, kort en krachtig, aandoenlijk [.…] ’t is een boek om erover in geestdrift te geraken. […]
De schrijfster onze hulde(10)!
Eén van haar boeken is anno 2017 nog bekend omdat Jan Toorop de omslag en enkele tekeningen maakte.
De strijd met haar dochter
In 1901 vertrekt Netty met haar pleegouders naar Arnhem. Alexander treedt in dat jaar af als directeur bij de firma Spanjaard en wordt er commissaris. Netty schrijft nog enkele artikelen en zou de damesrubriek in een sportblad gaan verzorgen, maar van dit blad is er alleen een proefnummer verschenen. Het wordt stil om haar heen. In 1921 gaat ze enkele jaren in Amsterdam wonen. Daarna vertrekt ze naar Genève, waar ze in 1925 – 41 jaar oud – trouwt met Adrien-Louis Billot. Alle vrouwelijke gasten op haar huwelijksfeest krijgen een gouden armband cadeau. Dochter Caroline wordt in 1926 geboren. Wanneer Adrien-Louis ontslagen wordt als tolk bij de Volkenbond, verhuist het gezin naar Monaco. Kennelijk is Caroline net zo strijdvaardig als haar moeder, want het komt tot een breuk met haar ouders over de keuze van haar vrienden (Caroline zal uiteindelijk vier keer trouwen). Deze breuk wordt hersteld als Caroline een dochter krijgt: Mirjam. Netty’s schrijf talent uit zich nu in wekelijkse brieven aan haar dochter. Als ze elkaar na een periode van vijf jaar weer ontmoeten, blijft Mirjam bij haar grootouders achter en wordt door hen opgevoed. Netty leeft zich nu uit in het verzinnen van verhalen voor haar kleindochter. Netty overlijdt in 1959, haar man is al eerder overleden. Haar kleindochter Mirjam is dan twaalf jaar en Caroline neemt de zorg voor haar dochter weer op zich. Met dank aan Paul Denekamp en Jaap Grootenboer voor het beschikbaar stellen van hun materiaal.
Bronnen
- Aankondiging verschijnen De Nederlandsche Sportrevue. Het Sportblad, jrg. 10, 24-12-1902.
- Advertentie (naamsverandering) Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, 14-5-1998.
- Archief Hengelo: Genealogie, GB 57574.
- Boekbeoordeling: Connie: De Telegraaf, 2-12-1901. Jonge strijd: De Telegraaf, 29-11-1902.
- Brouwer, F. & M. van Eijndhoven. Fabrieksarbeidsters in de Twentse textiel. Kandidaatsscriptie economische en sociale geschiedenis Rijksuniversiteit Utrecht. Utrecht: 1980.
- Citroen, K.A. De familie Spanjaard. Een overzicht van de afstammelingen van Salomon Jacob Spanjaard (1783-1861) en Sara Dina van Gelder (1793-1882). Borne: Vereniging ‘Berith Salom’, 1981.
- Denekamp, P. Netty Spanjaard. Een meisjesleven. Mishpagazette, voorjaar 1996. Netty Spanjaard. Een vrouwenleven. Mishpagazette, najaar 1996.Netty Billot-Spanjaard. Deel 3. Mishpagazette, voorjaar 1997.
- Spanjaard, M. & P. Denekam Verweven met Twente. De joodse fabrikantenfamilie Spanjaard (1800-2000). Zutphen: Walburg Pers, 2011.
- Spanjaard, N. Connie. Utrecht: Honig, 1900. (Dit boek is eerder bij een andere uitgever uitgegeven). Een uit velen. Eigen haard, 1901, 10, 27-28. Jonge strijd. Utrecht: Honig, 1899. Louise Geertsma Verheulen. Een meisjesleven. Amsterdam: Veen, 1899.
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan_Toorop
Noten
- Spanjaard, N., Jonge strijd, (1899) p. 5.
- Idem, p. 8.
- Idem, p. 6-7.
- Idem, p. 18.
- Idem, p. 105-106.
- Idem, p. 8.
- Idem, p. 187.
- Idem, p. 188.
- Idem, p. 29.
- 10.De Telegraaf, 29-11-1902.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar inhoudsopgave 2018-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)